Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3281

Datum uitspraak2007-08-27
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06/1294
Statusgepubliceerd


Indicatie

BPM: Verweerder heeft zijn geuite vermoeden dat er een kilometertelleronderbreker in de auto is ingebouwd onvoldoende onderbouwd. Niet in alle gevallen waar bij een afspraak voor een Mercedes de aanduiding “diversen” werd gebruikt is ook daadwerkelijk een kilometertelleronderbreker ingebouwd.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/1294 Uitspraakdatum: 27 augustus 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en P, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft met dagtekening 20 oktober 2003 aan eiser over het tijdvak 5 januari 1998 tot en met 4 januari 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000000) belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 13.464, alsmede bij beschikking een boete van € 6.732. 1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft verweerder bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 december 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd wat de enkelvoudige belasting betreft en de boete verminderd tot € 3.366. 1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 9 januari 2006, ontvangen door de rechtbank op 10 januari 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2007 te Haarlem. Verschenen zijn eiser en zijn gemachtigde drs. A. Namens verweerder zijn verschenen mr. B en C. 1.5. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de nummers AWB 06/3290 tot en met AWB 06/3296 en AWB 2613 tot en met AWB 06/2616. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Eiser was in de jaren 1998, 1999 en 2000 werkzaam als taxichauffeur. Voor zijn onderneming beschikte eiser in die periode over een Mercedes-Benz 2.2 diesel personenauto met kenteken AA-BB-00 (hierna: de auto). De auto fungeerde tevens als reserve-auto voor de heer D (hierna: D). In het kader van de werkzaamheden als taxichauffeur is aan eiser het taxinummer 000 toegekend. 2.2. De onderneming van eiser werd gedurende onderhavige periode gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma met de naam V.O.F. Taxi 000. 2.3. Eiser was vanaf 5 januari 1998 kentekenhouder van de auto. 2.4. Op verzoek is aan eiser met toepassing van artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) teruggaaf van BPM verleend omdat de auto was bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. 2.5. Bij eiser is in 2003 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport van 1 juli 2003 is, voor zover van belang, onder punt 3.2. vermeld: “Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken, dat in de auto met het kenteken AA-BB-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometertelleronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometertellerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker. (...)” Op basis van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking opgelegd. 2.6. In diverse door verweerder overgelegde processen-verbaal van de Rijksverkeersinspectie wordt door taxichauffeurs verklaard dat een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) in hun taxi is ingebouwd en dat dit bij 90% van de Amsterdamse taxi’s het geval is. 2.7. In als bijlage 5 bij het verweerschrift overgelegde processen-verbaal van Fiod Vestiging Amsterdam en regiopolitie Amsterdam-Amstelland in verband met onderzoek naar mogelijke fraude binnen de taxibranche is door de eigenaar en medewerkers van het bedrijf dat zich bezighield met het inbouwen van taxameters onder meer verklaard: “De omzet van de kilometertelleronderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometertelleronderbrekers kochten zich niet bekend wilde maken of wilde worden. Door (...) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometeronderbrekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik dit niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn.” 2.8. Tot de gedingstukken behoren tevens twee kopieën van een bladzijde uit de bedrijfsagenda van E. Op een bladzijde met de datum 8 december 1997 is vermeld: “000 uitbouwen meter en mob + Div. Mercedes. Meter van deze wagen in reserve wagen van de 000” Op een bladzijde met de datum 22 december 1997 is vermeld: “000 Merc. 220 meter inbouw + Diversen” 2.9. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een bij een werknemer van E in beslag genomen schrift met aantekeningen. Deze werknemer heeft verklaard kto’s te hebben ingebouwd. In dit schrift zijn geen aantekeningen aangetroffen over de auto. 3. Geschil In geschil is of verweerder terecht de naheffingsaanslag met boete heeft opgelegd en meer in het bijzonder of de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt. Ten aanzien van de bewijslastverdeling is in geschil of verweerder terecht de bewijslast heeft verzwaard, zodat eiser niet slechts aannemelijk dient te maken dat de auto voor ten minste 90 procent voor taxivervoer is gebruikt, maar dat hij dit dient aan te tonen. 4. Standpunt van de partijen Voor de standpunten van partijen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar de gedingstukken. Tijdens de zitting hebben partijen, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd. Eiser: “Ik heb geen kto laten inbouwen. Deze auto was mijn eerste eigen auto, daarvoor reed ik samen met iemand anders op een auto. Ik heb van andere taxichauffeurs een taxameter en een mobilofoon gekocht en een aantal andere instrumenten, onder andere een instrument om snel te kunnen reageren als de taxicentrale een rit aanbood, maar deze aankopen zijn contant gedaan. Ik heb geen bon. Er zijn geen meters en dergelijke uit een eerdere auto uitgebouwd, dus die aantekening in de agenda van 8 december 1997 begrijp ik niet. Ik heb geen afspraak gemaakt met die F. E was de enige inbouwer in de buurt, dus ik moest daar wel heen. Ik koop elke vijf à zes jaar een nieuwe auto, ik heb toch geen kto nodig. Ik ben de dupe omdat ik bij E ben geweest. Niemand heeft verklaard dat bij mij een kto is ingebouwd. Dit grijpt me aan. Er werden verschillende werkzaamheden verricht, dus dat woordje diversen in de agenda is begrijpelijk. Dat kan van alles zijn. Er zitten kleine verschillen tussen de achteraf opgemaakte kilometeradministratie en de standen die de garage op de facturen heeft vermeld. Daarvoor is geen verklaring. Mijn medevennoot, D, heeft de doorslagen van de declaraties van de ritten op rekening van de TCA ontvangen. Slechts één vennoot mocht deze inleveren en hij ontving het geld. Bij een verhuizing van D zijn de doorslagen verloren gegaan. Omdat we contant afrekenden en kosten en inkomsten onderling saldeerden, kan ik niets meer bewijzen.” Verweerder: “De aantekening in het schriftje van de werknemer van E ontbreekt. Dat komt omdat iemand anders, een zekere F, de Mercedessen deed. Vier getuigen hebben verklaard dat F kto’s heeft ingebouwd. F heeft een transactievoorstel van het OM geaccepteerd. Niemand heeft specifiek verklaard dat bij eiser een kto is ingebouwd. Er zijn op drie data werkzaamheden uitgevoerd bij E voor Taxi 000. Op 8 december 1997 (uitbouw), 22 december 1997 (inbouw) en 6 januari 1998 (ijken taxameter en werkzaamheden aan het daklicht). We hebben naar facturen gezocht, maar die hebben we niet gevonden. Volgens de vergunningverlenende instantie reden er vanaf december 1997 meer auto’s rond onder nummer 000, waaronder een reserveauto. De kilometeradministratie is achteraf opgemaakt en kan niet worden aanvaard. We hebben maar één waarneming in het controlerapport opgenomen, waaruit blijkt dat de auto rondreed op een moment dat de chauffeur volgens de werkmap niet heeft gereden. Er kunnen er meer zijn geweest. Het controle-onderzoek voor de chikwadraattoets is uitgevoerd aan de hand van een groot aantal waarnemingen, tussen de 400 en 500. Het dagtotaal is genoteerd, evenals de kilometerstand. Het is ons gebleken dat ieder getal even vaak voorkomt. De toets is uitgevoerd voor enkele en tientallen kilometers.” 5. Beoordeling van het geschil 5.1. Artikel 16, eerste lid, van de Wet BPM (tekst tot en met 31 december 2000) bepaalt dat teruggaaf van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag wordt verleend in drie gelijke jaarlijkse termijnen voor personenauto’s die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten. 5.2. In het tweede lid van artikel 16 Wet BPM is bepaald dat de aanspraak op teruggaaf telkens voor een derde gedeelte ontstaat nadat een, twee en drie jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de personenauto, overeenkomstig de vergunning dan wel het vergunningbewijs, voor openbaar vervoer of taxivervoer in gebruik is genomen. 5.3. Ingevolge het vierde en vijfde lid van dit artikel wordt de teruggaaf verleend aan degene op wiens naam het kenteken is gesteld en telkens voor zover de personenauto in de voorafgaande periode van een jaar geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer. Onder nagenoeg geheel moet worden verstaan voor ten minste 90 procent. 5.4. Gelet op de tekst van de Wet BPM rust op eiser de last om aannemelijk te maken dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer. Eiser is vrij in de wijze waarop hij dit bewijs levert. 5.5. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, er van uitgaande dat in de auto een kto is aangebracht. De bewijslast van de aanwezigheid van een kto in de auto rust, tegenover de ontkenning door eiser, op verweerder. De kilometertelleronderbreker 5.6. Na afweging van de verklaring van eiser tegen het door verweerder ingebrachte bewijs is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verweerder het door hem geuite vermoeden dat een kto is ingebouwd, onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel taxichauffeurs hebben verklaard dat in en omstreeks de jaren 1998 en 1999 op ruime schaal kto’s zijn ingebouwd in taxi’s, en zowel de eigenaar en medewerkers van het taxameterinbouwbedrijf hebben verklaard dat het vanaf 1997 tot de gebruikelijke werkzaamheden van E behoorde om naast taxameters kto’s in te bouwen, is de rechtbank niet overtuigd dat de aantekening in de agenda van E op 22 december 1997 ziet op de inbouw van een kto in de auto van eiser. De door verweerder ingebrachte stukken geven aanleiding tot twijfel, omdat uit de opgenomen verklaringen blijkt dat niet in alle gevallen waarin bij een afspraak voor een Mercedes de aanduiding “diverse” werd gebruikt, daadwerkelijk een kto werd ingebouwd. De aanduiding “diverse” kon ook betrekking hebben op andere werkzaamheden niet zijnde de inbouw van een taxameter, zoals het gebruik van materialen. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gebruik van de aanduiding “Diversen” in de agenda van E niet voldoende is om de ingrijpende conclusie te trekken dat eiser een kto heeft laten inbouwen. 5.7. De stelling van verweerder dat E gebruik maakte van een freelancer, een zekere “F”, die volgens de verklaringen op maandagen kto’s inbouwde in de duurdere auto’s, zoals Mercedessen, kan aan het oordeel onder punt 5.6. niet afdoen. De ingebrachte stukken bevatten geen enkele aanwijzing dat deze freelancer daadwerkelijk een kto heeft ingebouwd in de auto van eiser. Dat de auto van eiser op een maandag bij E is geweest, is niet voldoende. De gerede kans bestaat dat de auto van eiser tot de onder punt 5.6. bedoelde Mercedessen behoort waar geen kto is ingebouwd, maar waaraan andere werkzaamheden van diverse aard zijn verricht. Kilometeradministratie 5.8. Met betrekking tot de door eiser overgelegde administratie oordeelt de rechtbank als volgt. Eiser stelt dat hij nooit privé met de auto heeft gereden. Eiser heeft het gebruik van de auto als taxi verantwoord op basis van ingevulde rittenkaarten. De rittenkaarten zijn ingevuld aan de hand van de aanwezige taxameter, die steeds na afloop van de dienst handmatig op nul werd gezet. Een dergelijke wijze van administreren aan de hand van een geijkte taxameter is in beginsel aanvaardbaar indien de aldus verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers zijn aan te sluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en voorts de kilometerstand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden, zoals garagebedrijven, vastgelegde kilometertellerstanden. De gebreken die verweerder in de administratie van eiser heeft geconstateerd, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om naheffing van BPM te rechtvaardigen. Weliswaar zijn de doorslagen van de declaraties op rekening verdwenen en zijn er verschillen geconstateerd tussen de standen die de garage op de facturen heeft vermeld en de kilometeradministratie van eiser, maar deze gebreken voeren, in samenhang bezien, niet tot de conclusie dat de auto voor minder dan 90 procent voor taxivervoer is gebruikt. De ritten op rekening zijn immers uitgevoerd voor de taxicentrale en kwalificeren als taxivervoer, terwijl de geconstateerde verschillen minder dan 10 procent van het totale aantal kilometers uitmaken. De overige administratieve gebreken, zoals het niet volledig invullen van de rittenkaarten en het nullen van de taxameter, doen niet af aan voormeld oordeel. De door eiser - achteraf - opgemaakte kilometeradministratie is voldoende geloofwaardig om het oordeel te dragen dat eiser erin is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de auto voor ten minste 90 procent heeft gebruikt voor taxivervoer. Verweerder heeft onvoldoende aangedragen om zijn andersluidende stelling te onderbouwen. Verweerder heeft derhalve ten onrechte BPM over de in geding zijnde periode nageheven. 5.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. 6. Proceskosten Voor een afzonderlijke kostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op de in de samenhangende zaak met nummer AWB 06/3290 toegekende kostenvergoeding. 7. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de opgelegde naheffingsaanslag en boetebeschikking - gelast de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 138 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.