Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3283

Datum uitspraak2007-09-07
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6264 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Alsnog geheel tegemoetgekomen aan bezwaar. Proceskosten.


Uitspraak

05/6264 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2005, 04/4279 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 7 september 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.S. Fluit, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 16 september 2003 heeft het Uwv aan appellant per einde wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 28 juli 2004 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 16 september 2003 gehandhaafd. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Nadat namens appellant hoger beroep was ingesteld heeft het Uwv op 15 maart 2007 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het bezwaar van appellant alsnog gegrond wordt verklaard, appellant met ingang van 14 augustus 2003 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd en is bepaald dat de nieuwe beslissing op bezwaar in de plaats komt van het bestreden besluit voor zover deze betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid. Het bestreden besluit wordt voor het overige gehandhaafd. Mr. Fluit heeft de Raad bericht dat appellant bereid is het hoger beroep in te trekken indien het Uwv bereid is de proceskosten, bestaande uit de kosten voor verleende rechtsbijstand, het betaalde griffierecht en de reiskosten van appellant van € 1.500,- voor het afbreken van een vakantie in Frankrijk om de behandeling van het geding ter zitting van de rechtbank bij te wonen, te vergoeden. Tevens heeft appellant verzocht om vergoeding van de wettelijke rente. Het Uwv heeft meegedeeld dat akkoord wordt gegaan met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en vergoeding van de wettelijke rente. In een nadere reactie heeft het Uwv aangegeven geen aanleiding te zien om de gevorderde reiskosten te vergoeden. Nu het hoger beroep niet is ingetrokken en namens appellant een verzoek om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gedaan heeft hij, ofschoon inmiddels volledig is tegemoetgekomen aan zijn bezwaar, belang behouden bij een vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, zodat de Raad daartoe over zal gaan. Ingevolge ’s Raads jurisprudentie is er aanleiding het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 8:73 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De Raad ziet tevens aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten van appellant, welke met inachtneming van het Bpb zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,-. De Raad is niet gebleken van kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar. Met betrekking tot de gevorderde reiskosten van appellant, overweegt de Raad dat appellant geen bewijsstukken heeft overgelegd zodat deze kosten reeds om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit; Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van € 966,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 37,- in beroep en € 103,- in hoger beroep vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 september 2007. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. MH