Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3289

Datum uitspraak2007-08-16
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600533-07 (voor zover betrekking hebbend op feit 2)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijkheid OM. De verdachte mag naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de juistheid van de dagvaarding en gevolgen verbinden aan de expliciete vermelding in de dagvaarding van een kennisgeving van niet verdere vervolging. Nu geen nieuwe bezwaren met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit bekend zijn geworden, is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor vervolging van een feit waarvoor het openbaar ministerie in een eerder stadium heeft aangegeven af te zullen zien van verdere vervolging


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600533-07 (voor zover betrekking hebbend op feit 2) Datum uitspraak: 16 augustus 2007 Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht Raadsvrouw: mr. L. Demmer. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2007. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard zou moeten worden voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Gelet op de mededeling op de dagvaarding bij het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten “onder intrekking van een eerder betekende/bekend gemaakte kennisgeving niet verdere vervolging voor dit feit”, dient volgens de raadsvrouw er vanuit te worden gegaan dat die kennisgeving inderdaad is verstuurd. Aangezien niet gebleken is van nieuwe bezwaren met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit, komt de officier van justitie geen vervolgingsrecht toe. De rechtbank acht het verweer van de raadsvrouw gegrond. De verdachte mag naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de juistheid van de dagvaarding en gevolgen verbinden aan de expliciete vermelding in de dagvaarding van een kennisgeving van niet verdere vervolging. Nu geen nieuwe bezwaren met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit bekend zijn geworden, is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor vervolging van een feit waarvoor het openbaar ministerie in een eerder stadium heeft aangegeven af te zullen zien van verdere vervolging. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in zijn vervolging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging voor zover betrekking hebbend op het onder 2 ten laste gelegde feit. Dit vonnis is gewezen door mrs P. Bender, P.K. van Riemsdijk en G. Sluiter, bijgestaan door mr. M.A. Visser als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 augustus 2007. Mrs P. Bender en G. Sluiter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.