Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3291

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers514334
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoekschriftprocedure ex artikel 7:685 BW. Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst van werknemer in verband met psychische schade ontstaan na zijn ontdekking dat directeur van verweerster de wettelijke vader is van zijn kind. Ontbindingsvergoeding van 28.000 euro bruto toegekend aan verzoeker.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch Zaaknummer : [nr 514334] EJ verz. : 07/1557 Uitspraak : 10 september 2007 in de zaak van: werknemer, wonende te Volkel, verzoeker, gemachtigde: mr. J.W.A. Wijsman, advocaat te Amsterdam, t e g e n : werkgeefster , gevestigd te Uden, verweerster, gemachtigde: mw. mr. R.M. Kerkhof, advocate Uden. 1. De procedure Op 11 juli 2007 kwam op de griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, het verzoek binnen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden tussen partijen, die in het vervolg worden aangeduid als “Werknemer” en “Werkgeefster”. Werkgeefster diende daartegen een verweerschrift in. De mondelinge behandeling had plaats op 13 augustus 2007. Beide partijen hebben de zaak doen bepleiten door hun gemachtigden. Naar aanleiding hiervan komt de kantonrechter tot de volgende beslissing. 2. Inleiding Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. Werknemer is sinds 28 augustus 2000 in dienst van Werkgeefster, laatstelijk als allround medewerker (internationaal vrachtwagenchauffeur) tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld en andere toeslagen) van € 3.727,75 bruto per vier weken. Werknemer is nu 44 jaar oud. 3. De beoordeling 3.1.Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. 3.2. Volgens Werknemer zijn er gewichtige redenen die tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst dienen te leiden. Door het handelen en optreden door Werkgeefster in de persoon van de heer ‘K’, directeur en groot aandeelhouder, is er een arbeidsconflict ontstaan en is de arbeidsverhouding onherstelbaar beschadigd. Hiervan kan aan Werkgeefster en haar directeur ernstige verwijten worden gemaakt. Werknemer heeft daarvoor het volgende aangevoerd. In augustus 2006 is definitief komen vast te staan dat ‘K’ de biologische vader is van de op 5 juli 1995 geboren dochter van Werknemer. ‘K’ was de beste vriend van Werknemer en heeft gedurende een langere periode bij Werknemer en zijn echtgenote in huis gewoond. Werknemer neemt het ‘K’ bijzonder kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat hij in hem stelde en dat hij altijd op vragen naar aanleiding van de verdenking van het zich hebben voorgedaan van seksuele intimiteiten tussen ‘K’ en zijn vrouw, heeft gelogen. Uiteindelijk heeft Werknemer zich als gevolge van rugklachten, maar ook vanwege psychische klachten ziek moeten melden. Hij verwijt ‘K’ niets te hebben gedaan om de re-integratie van Werknemer te bevorderen. Zo heeft ‘K’ de door de arbodienst voorgestelde mediation botweg geweigerd. Hij heeft nooit contact opgenomen met Werknemer, terwijl hij wist dan wel had kunnen weten dat Werknemer psychische problemen had als gevolg van het vastgestelde vaderschap van ‘K’ en de leugens daarover. Toen later vanuit Werkgeefster alsnog het voorstel voor mediation is gedaan, hoefde het voor Werknemer niet meer. Hij kan het niet meer opbrengen voor ‘K’ werkzaam te zijn en dat kan ook niet meer van hem worden gevraagd. 3.3 Werkgeefster heeft hierop het navolgende verweer aangevoerd; Werknemer is een goede werknemer en ‘K’ wil hem niet kwijt want het is heel moeilijk om aan goed personeel te komen. ‘K’ ging ervan uit dat de arbeidsongeschiktheid van Werknemer het gevolg was van rugklachten, daar dit ook voorheen al veelvuldig was voorgekomen. Daarenboven heeft ‘K’ tijdens de arbeidsongeschiktheid van Werknemer bewust geen contact met Werknemer opgenomen, om reden dat Werknemer en ‘K’ samen hadden afgesproken –nadat bekend was geworden dat ‘K’ de biologische vader was van het kind van Werknemer- om zo weinig mogelijk met elkaar in contact te treden. Volgens niet weersproken mededeling van ‘K’ hadden partijen telefonisch de afspraak gemaakt om alle privé-contacten te vermijden en de zakelijke contacten te beperken tot het hoogst noodzakelijke. In de periode dat Werknemer hoofdzakelijk ritten naar Duitsland uitvoerde, zijn die zakelijke contacten ook beperkt gebleven tot gemiddeld eenmaal per dag een telefonisch contact. Nadien is het aantal uit te voeren ritten naar Duitsland aanzienlijk verminderd, vanwege het wegvallen van een opdrachtgever. Dit had tot gevolg dat Werknemer (kortere) binnenlandse ritten diende uit te voeren, waardoor er automatisch dagelijks iets meer telefonische contacten per dag tussen Werknemer en ‘K’ nodig waren. Dit laat onverlet dat Werknemer door ‘K’ zo veel mogelijk uit de weg wordt gegaan. ‘K’ zag aanvankelijk de zin van een mediation-traject niet in. Nadien heeft ‘K’ zijn standpunt dienaangaande bijgesteld en hij wil nu wel meewerken aan een dergelijk traject als dat zou helpen en hij is ook bereid om te bevorderen dat Werknemer wordt gere-integreerd bij een ander bedrijf. In dat kader heeft ‘K’ ook aangeboden dat Werknemer de speciaal voor hem aangeschafte (chauffeurs)stoel mag meenemen als hij naar een andere werkgever zou overstappen. ‘K’ acht een ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet nodig, mede gelet op de door hem gewaardeerde capaciteiten van Werknemer, maar daar hij begrip kan opbrengen voor de psychische gesteldheid van Werknemer refereert Werkgeefster zich voor wat betreft de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan het oordeel van de kantonrechter. 3.4 Gelet op het standpunt van Werknemer en de omstandigheid dat Werkgeefster zich refereert wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en zij er begrip voor heeft dat Werknemer niet langer voor haar wil werken na hetgeen is voorgevallen en de vertrouwensbasis tussen partijen onder druk is komen te staan, stelt de kantonrechter vast dat gewichtige redenen aanwezig zijn, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685, lid 2 BW, die van dien aard zijn dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst na korte tijd behoort te eindigen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal daarom worden ingewilligd, met de bepaling dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen per 1 oktober 2007. 3.5 In deze zaak is onmiskenbaar dat ‘K’ (in privé) een aandeel heeft in de psychische problemen die bij Werknemer zijn ontstaan en het gegeven dat Werknemer niet meer bij Werkgeefster wil werken en het liefst ‘K’ nooit meer wil zien. Het is begrijpelijk dat Werknemer zich door ‘K’ bedonderd voelt. Er dient evenwel in rechte te worden vastgesteld dat er geen sprake is van het maken van ge- of misbruik van werkgeversmacht. Het aan de onderhavige situatie ten grondslag liggende ‘overspel’ heeft geheel in de privésfeer plaatsgevonden zonder dat er reeds sprake was van enig dienstverband tussen partijen. Verder acht de kantonrechter geen aanwijzingen aanwezig dat er sprake is van pesterijen van ‘K’ jegens Werknemer door deze vaker per dag voor zakelijke doeleinden te bellen en door hem minder in te zetten voor ritten naar Duitsland. Ook is begrijpelijk –hoewel laakbaar- dat ‘K’ het overspel niet eerder heeft toegegeven. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld kan tevens niet, althans onvoldoende worden afgeleid dat Werkgeefster onvoldoende inspanningen heeft gedaan om te komen tot een succesvolle re-integratie van Werknemer binnen dan wel buiten de onderneming van Werkgeefster. Dit alles laat onverlet dat het de kantonrechter volkomen begrijpelijk voorkomt dat Werknemer niet langer werkzaam wil zijn bij Werkgeefster, doch vastgesteld dient te worden dat dat niet komt door verwijtbare handelingen van Werkgeefster na augustus 2006 of tijdens het re-integratie proces. 3.6 Voren staande overwegingen leiden de kantonrechter tot de vaststelling dat de veranderingen van omstandigheden niet in overwegende mate aan een der partijen kan worden verweten, doch het gevolg zijn van buiten de arbeidsrelatie vallende gebeurtenissen, waarvan aan ‘K’ in persoon wel een verwijt valt te maken. In dat kader acht de kantonrechter ruimte voor het toekennen aan Werknemer van een ten laste van Werkgeefster komende vergoeding. Bij het hanteren van de kantonrechtersformule gaat de kantonrechter uit van een gewogen aantal dienstjaren van 9 en een bruto maandsalaris (incl. vakantiegeld en toeslagen) van € 4.361,46. De correctiefactor wordt op 0,70 gesteld. Bij het bepalen van de correctiefactor houdt de kantonrechter buiten de voren weergegeven overwegingen rekening met de omstandigheid dat Werknemer bij het wegvallen van de psychische klachten in staat moet worden geacht, gelet op zijn leeftijd en het huidige gunstige werkklimaat, op redelijke termijn elders een passende baan te hebben gevonden. 3.7 Gelet op het voornemen van de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 oktober 2007 onder toekenning van een lagere vergoeding aan Werknemer dan hij heeft gevraagd, zal Werknemer in de gelegenheid worden gesteld tot intrekking van het verzoek. 3.8 In de aard van de genomen beslissing en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen vindt de kantonrechter aanleiding om zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek, de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden. 4. De beslissing De kantonrechter: stelt Werknemer tot 21 september 2007 in de gelegenheid zijn verzoek in te trekken. compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Indien het verzoek niet, althans niet tijdig dan wel niet op de voorgeschreven wijze wordt ingetrokken, wordt beslist als volgt: ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 oktober 2007; kent aan Werknemer ten laste van Werkgeefster een vergoeding toe van € 28.000,00 bruto; Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2007 door mr. M.H.Kobussen , kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier. Zaaknummer: 514334 blad 4 beschikking