Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3299

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers44012507
Statusgepubliceerd


Indicatie

medeplegen, poging, moord


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440125-07 Uitspraak: 30 augustus 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. dr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer. De officier van justitie, mr. L.N. Stempher, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 2152,28, hoofdelijk, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Medeplegen van poging tot moord, strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht junctis de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord. Het slachtoffer is de echtgenoot van verdachte, met wie verdachte in relatietherapie zat aldus bij het slachtoffer de indruk wekkend dat verdachte serieus bereid was aan hun relatie te werken. Ondertussen evenwel had verdachte een buitenechtelijke relatie met haar medeverdachte en maakte verdachte samen met haar medeverdachte plannen om haar echtgenoot van het leven te beroven, waarbij zij diverse mogelijkheden uitvoerig de revue hebben laten passeren. Verdachte en haar medeverdachte zijn enkele maanden bezig geweest met het bedenken van deze plannen. Uiteindelijk besloten zij om het slachtoffer oxazepam toe te dienen teneinde hem versuft te maken en hem daarna de keel door te snijden. Nadat zij samen een geschikt mes hadden gekocht heeft verdachte van haar medeverdachte oxazepam gekregen. Verdachte heeft haar echtgenoot deze oxazepam toegediend en zij heeft vervolgens op koelbloedige wijze met een mes in de hals van haar echtgenoot gesneden. Als gevolg van deze handelwijze is de rechtsorde ernstig geschokt. Niet in de laatste plaats dient daarbij gedacht te worden aan de bijzonder ernstige consequenties voor het slachtoffer en de kinderen van het slachtoffer en verdachte. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 juli 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen; een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 20 juli 2007 uitgebracht door C.J.F. Kemperman, zenuwarts en vast gerechtelijk deskundige; een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 20 juli 2007 uitgebracht door drs. H. Scharft, psycholoog. De rechtbank neemt de in voornoemde rapporten van de deskundigen Kemperman en Scharft vervatte conclusie betreffende de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in die rapporten bijeengebrachte gronden over. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van reiskosten à € 148,28 en immateriële schade à € 2004,00. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2007.