Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3301

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers440127-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

medeplegen, poging, moord


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440127-07 Uitspraak: 30 augustus 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Witlox, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie, mr. L.N. Stempher, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 2152,28, hoofdelijk, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat medeplegen van poging tot moord niet bewezen kan worden verklaard en dat slechts medeplichtigheid aan poging tot moord bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte en de overige betrokkene(n) in zodanig bewuste en nauwe samenwerking hebben gehandeld dat het desbetreffende feit in vereniging is gepleegd. Indien van een dergelijke samenwerking sprake is, is niet vereist dat alle medeplegers een feitelijke bijdrage in de vorm van een uitvoeringshandeling van het delict zelf hebben geleverd. De samenwerking kan erin hebben bestaan dat de medepleger nauw bij de planning, voorbereiding en organisatie van het voorgenomen misdrijf betrokken is geweest. Voorts kan zo volledig en nauw zijn samengewerkt dat het min of meer toevallig is wie daadwerkelijk de uitvoeringshandeling verricht. Lijfelijke aanwezigheid bij het uitvoeren van het delict is voor het aannemen van medeplegen niet vereist. Verder kan het feitencomplex van het delict een aanwijzing zijn dat het in vereniging is gepleegd. Tot slot kan ook sprake zijn van medeplegen indien de verdachte, hoewel daartoe gehouden, zijn mededader niet heeft weerhouden van het plegen van het strafbare feit danwel zich op enigerlei andere wijze van dat strafbare handelen heeft gedistantieerd. Verdachte had een buitenechtelijke relatie met de echtgenote van het slachtoffer. Samen hebben zij maandenlang gepraat over manieren om het slachtoffer van het leven te beroven. Diverse opties zijn hierbij de revue gepasseerd. Uiteindelijk besloten zij om het slachtoffer oxazepam toe te dienen teneinde hem versuft te maken en hem daarna de keel door te snijden. Verdachte zegt dat de plannen grootspraak waren en dat hij het niet heeft gedurfd om het slachtoffer eigenhandig van het leven te beroven maar uit het geheel van de gedragingen van verdachte en diens mededader zowel in de maanden voorafgaand aan alsook ten tijde van het tenlastegelegde zelf kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden opgemaakt dat verdachte zich van het eigenlijke plan om het slachtoffer van het leven te beroven heeft gedistantieerd. Integendeel, hij heeft daartoe alle medewerking verleend en heeft daarbij ook een eigen inbreng gehad die als wezenlijk is aan te merken. Hierbij acht de rechtbank onder meer van belang - dat verdachte en diens mededader van tevoren samen diverse mogelijkheden hebben verzonnen om het slachtoffer van het leven te beroven en dat verdachte in dat verband zelf ook onderzoek heeft gedaan via internet; - dat verdachte samen met diens mededader met zorg een mes is gaan uitzoeken/kopen en dat zij daartoe samen verschillende winkels hebben bezocht, waaronder een slager die evenwel niet tijdig genoeg een mes kon leveren; - dat het feit dat ervan werd afgezien om bij die slager een mes te kopen werd ingegeven door de omstandigheid dat verdachte op 14 mei 2007 zou worden opgenomen in de verslavingskliniek Arta te Staphorst en dat het de bedoeling was om het slachtoffer vóór dat moment van het leven te beroven; - dat verdachte op de avond van 12 mei 2007 aan zijn medeverdachte oxazepam-tabletten heeft gegeven, wetende dat diens mededader deze zou gebruiken om het slachtoffer versuft te maken; - dat verdachte en diens mededader in de avond en nacht van 12 op 13 mei 2007 regelmatig over en weer SMS-contact hebben gehad, waarbij verdachte zijn mededader onder meer nog heeft geadviseerd om na de toediening van de oxazepam even te wachten alvorens het beraamde plan te volvoeren en voorts heeft geadviseerd om een handdoek om de hals van het slachtoffer te leggen om het bloed op te vangen; - dat verdachte – zoals tevoren afgesproken met de medeverdachte – in de nacht van 12 op 13 mei 2007, na een SMS-je van de mededader, zich in de buurt van de woning van het slachtoffer heeft opgehouden en is blijven wachten om, na bericht van de mededader, het slachtoffer buiten die woning te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat tussen verdachte en diens mededader een zo nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan die op niets anders dan de dood van het slachtoffer gericht kon zijn, dat verdachte als medepleger van het tenlastegelegde is aan te merken. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Medeplegen van poging tot moord, strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht juntis de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord. Het slachtoffer is de echtgenoot van de medeverdachte van verdachte. Verdachte maakte samen met zijn medeverdachte, met wie verdachte een relatie had, plannen om de echtgenoot van zijn medeverdachte van het leven te beroven, waarbij zij diverse mogelijkheden uitvoerig de revue hebben laten passeren. Verdachte en zijn medeverdachte zijn enkele maanden bezig geweest met het bedenken van deze plannen. Uiteindelijk besloten zij om het slachtoffer oxazepam toe te dienen teneinde hem versuft te maken en hem daarna de keel door te snijden. Nadat zij samen een geschikt mes hadden gekocht heeft verdachte aan zijn medeverdachte oxazepam gegeven. De medeverdachte heeft haar echtgenoot deze oxazepam toegediend en vervolgens heeft zij op koelbloedige wijze met een mes in de hals van haar echtgenoot gesneden. Als gevolg van deze handelwijze is de rechtsorde ernstig geschokt. Niet in de laatste plaats dient daarbij gedacht te worden aan de bijzonder ernstige consequenties voor het slachtoffer en de kinderen van het slachtoffer en zijn medeverdachte. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 juli 2007; een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 20 juli 2007 uitgebracht door C.J.F. Kemperman, zenuwarts en vast gerechtelijk deskundige; een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 19 juli 2007 uitgebracht door drs. H. Scharft, psycholoog; een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 27 juli 2007 uitgebracht door L.R. Grooten, reclasseringswerker bij Tactus, instelling voor verslavingszorg. De rechtbank neemt de in voornoemde rapporten van de deskundigen Kemperman en Scharft vervatte conclusie betreffende de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in die rapporten bijeengebrachte gronden over. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van reiskosten à € 148,28 en immateriële schade à € 2004,00. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2007.