Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3347

Datum uitspraak2007-05-09
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630852-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verduistering in dienstbetrekking; art. 322 Sr. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van filiaalmanager bij de Lidl in één maand tijd een enorm geldbedrag verduisterd door een aantal keren de dagopbrengst uit zogenaamde sealbags te halen. Met het geld bekostigde hij zijn gokverslaving. Door deze handelwijze heeft verdachte het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde en ook mocht stellen, beschaamd en hem grote financiële schade toegebracht.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/630852-05 Uitspraakdatum: 9 mei 2007 Verstek STRAFVONNIS Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 7 september 2005 tot en met 3 oktober 2005 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk 55.280,00,- euro (vijfenvijftigduizend en tweehonderdtachtig euro), in elk geval een (grote) hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Lidl Nederland GmbH (en/of tav [aangever]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke hoeveelheid geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als filiaalmanager van de Lidl te Nieuw-Vennep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijsbeslissing 3.1 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat: hij op tijdstippen gelegen in de periode van 7 september 2005 tot en met 3 oktober 2005 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk 55.280,00 euro, dat toebehoorde aan Lidl Nederland GmbH en welke hoeveelheid geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als filiaalmanager van de Lidl te Nieuw-Vennep onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.2. Bewijsmiddelen Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de volgende wettige bewijsmiddelen: - het proces-verbaal inhoudende de aangifte van [aangever] namens Lidl (p. 10); - het proces-verbaal inhoudende de aanvullende aangifte van [aangever] namens Lidl van 18 januari 2006; - het proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte, waarin hij bekent gelden van zijn werkgeefster Lidl te hebben verduisterd (p. 13); - de stortingsspecificaties van de ABN-AMRO bank van 17 september 2005 (€ 8190,-), 22 september 2005 (€ 7470,-), 24 september 2005 (€ 8680,-), 26 september 2005 (€ 2500,- en € 6330,-), 27 september 2005 (€ 4870,-), 1 oktober 2005 (€ 8340,-) en 3 oktober 2005 (€ 6080,- en € 2820,-); - de personeelsinzetplanningen waaruit blijkt dat verdachte op 17 september 2005, 22 september 2005, 24 september 2005, 26 september 2005, 27 september 2005, 1 oktober 2005 en 3 oktober 2005 werkzaam en aanwezig was bij de Lidl in Nieuw-Vennep; - de weekkasberichten waaruit blijkt dat de volgende bedragen in de babykluis zijn gestort: € 8190,- op 17 september 2005, € 7470,- op 22 september 2005, € 8680,- op 24 september 2005, € 2500,- en € 6330,- op 26 september 2005, € 4870,- op 27 september 2005 en € 8340,- op 1 oktober 2005. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie 6.1 Eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft het feit bewezen geachte en heeft haar eis als volgt geformuleerd: - oplegging van een werkstraf van 240 uur, bij niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis; - oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar; - gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Lidl, een bedrag van € 56.780,-. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van filiaalmanager bij de Lidl in één maand tijd een enorm geldbedrag verduisterd door een aantal keren de dagopbrengst uit zogenaamde sealbags te halen. Met het geld bekostigde hij zijn gokverslaving. Door deze handelwijze heeft verdachte het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde en ook mocht stellen, beschaamd en hem grote financiële schade toegebracht. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat het bewezenverklaarde feit ruim anderhalf jaar geleden is gepleegd. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, zij het dat deze vooralsnog niet ten uitvoer behoeft worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te begaan. Vordering benadeelde partij De benadeelde partij [aangever] heeft namens Lidl een vordering tot schadevergoeding van € 56.780,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet eenvoudig is vast te stellen. Uit het dossier blijkt dat de Lidl en verdachte een afbetalingsregeling zijn overeen gekomen voor de duur van een half jaar. Uit de vordering blijkt niet of de Lidl hieromtrent reeds geldbedragen van verdachte heeft ontvangen. Voorts blijkt niet dat de € 2.000,- die Lidl reeds terug zou hebben ontvangen van de echtgenote van verdachte van het gevorderde bedrag is afgetrokken. De benadeelde partij zal derhalve niet in de vordering kunnen worden ontvangen. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat acht (8) uren taakstraf in mindering worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES MAANDEN, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart de benadeelde partij Lidl niet-ontvankelijk in de vordering. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lelie, voorzitter, mrs. Van Dijk en Terwiel, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2007. Mr. Van der Lelie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.