Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3362

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1251 AWBZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tegemoetkoming onderhoudskosten ingevolge de TOG-regeling. Ingangsdatum.


Uitspraak

06/1251 AWBZ Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 januari 2006, 05/683 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) Datum uitspraak: 5 september 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. R.J.J. Hilberts, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld. SVB heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld op de zitting van 25 juli 2007. Appellante is niet verschenen. SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Appellante heeft op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (Stcrt. 1999/249; hierna: TOG) een tegemoetkoming aangevraagd in de onderhoudskosten van haar zoon [W.], geboren [in] 1994. SVB heeft deze aanvraag ontvangen op 11 januari 2005. SVB heeft appellante bij besluit van 15 maart 2005 met ingang van het eerste kwartaal van 2004 een tegemoetkoming toegekend van € 199,28 per kwartaal. Appellante heeft bij brief van 9 april 2005 bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de toegekende tegemoetkoming. Het bezwaar is bij besluit van 10 mei 2005 ongegrond verklaard. SVB stelt zich op het standpunt dat de tegemoetkoming, behoudens een bijzonder geval waarin sprake is van niet te accepteren hardheid, niet eerder kan ingaan dan één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag is ingediend. Van een bijzonder geval op grond waarvan de aanvraag eerder kan ingaan is niet gebleken. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 mei 2005 ongegrond verklaard. Namens appellante is hoger beroep ingesteld. Aangevoerd is dat de medische beperkingen bij de zoon van appellante eerst bij verslag van een psychologisch onderzoek van 18 oktober 2004 formeel zijn vastgelegd, en dat appellante pas vanaf die datum door medici is gewezen op haar recht op tegemoetkoming ingevolge de TOG. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Ingevolge artikel 6, derde lid, van de TOG, kan de tegemoetkoming niet eerder ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welke de aanvraag om een tegemoetkoming werd ingediend. De SVB kan in bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken. De Raad stelt vast dat tussen partijen uitsluitend in geschil is of sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de uitkering eerder had moeten ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag is gedaan, in casu dus eerder dan 1 januari 2004. De Raad is van oordeel dat in de door appellante aangevoerde omstandigheden geen bijzonder geval kan worden aangenomen. Dat appellante, naar zij stelt, voor 18 oktober 2004 niet op de hoogte was van de TOG, kan niet tot het aannemen van een bijzonder geval leiden, nu, volgens vaste jurisprudentie van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 9 mei 2007, LJN: BB0675), de enkele onbekendheid met wettelijke bepalingen geen bijzonder geval oplevert. Bovendien acht de Raad het niet aannemelijk dat appellante pas na 18 oktober 2004 op de hoogte is geraakt van de TOG. De TOG is reeds in 2000 op deugdelijke wijze bekend gemaakt. Voorts bezoekt de zoon van appellante sinds 2000 een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, welke scholen door SVB in 2000 zijn bericht inzake de TOG. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007. (get.) R.M. van Male. (get.) S.R. Bagga. GG