Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3366

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460158-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De verdachte is daarbij op gewelddadige wijze tekeergegaan en de omstandigheid dat het slachtoffer daardoor geen ernstiger of blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die echter geenszins aan de ver­dachte te danken is. Daarnaast heeft verdachte zowel zijn echtgenote als zijn kind over een langere periode mishandeld. Teneinde herhaling te voorkomen acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf geïndiceerd.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460158-07 Uitspraak d.d. 12 september 2007 tegenspraak VERKORT VONNIS in de zaak tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [plaats] (Joegoslavië), wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juli 2007 en 29 augustus 2007. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd: 1. hij op of omstreeks 12 maart 2007, te Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote genaamd [echtgenoot verdachte], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [echtgenoot verdachte] meerdere malen met kracht met een metalen stofzuigerbuis, althans met een voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, dat hij op of omstreeks 12 maart 2007, te Winterswijk, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [echtgenoot verdachte] meerdere malen met kracht met een metalen stofzuigerbuis, althans met een voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 maart 2007, te Winterswijk en/of te Doetinchem, althans in Nederland, (telkens) [echtgenoot verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [echtgenoot verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik op sta dan maak ik je dood" en/of "Ik zal mijn vrouw dood maken, als ze uit het ziekenhuis komt" en/of "Mijn vrouw moet net als Sadam Hussein worden doodgemaakt", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2007, te Winterswijk, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [echtgenoot verdachte] heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2007, te Winterswijk, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind [naam kind] met een riem en/of met een stok, althans (telkens) met een (hard) voorwerp heeft geslagen en/of getroffen en/of (meermalen) met de hand in/op het gezicht heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Partiële vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ter zake het onder 2 ten laste gelegde, zijnde de feitelijkheden: "Ik zal mijn vrouw dood maken, als ze uit het ziekenhuis komt" en "Mijn vrouw moet net als Sadam Hussein worden doodgemaakt", heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat naar haar oordeel uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet is gebleken dat de bedreigingen, blijkens de tenlastelegging gericht tot [echtgenoot verdachte] en geuit tegenover verbalisanten, die [echtgenoot verdachte] hebben bereikt. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 12 maart 2007, te Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote genaamd [echtgenoot verdachte], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [echtgenoot verdachte] meerdere malen met kracht met een metalen stofzuigerbuis, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 12 maart 2007, te Winterswijk, [echtgenoot verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [echtgenoot verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik op sta dan maak ik je dood"; 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2007, te Winterswijk, telkens opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [echtgenoot verdachte] heeft geslagen, waardoor deze (telkens) pijn heeft ondervonden; 4. Hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2007, te Winterswijk, telkens opzettelijk mishandelend zijn kind [naam kind] met een riem heeft geslagen en meermalen met de hand in/op het gezicht heeft geslagen, waardoor deze (telkens) pijn heeft ondervonden. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging Ter zake het onder 1 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank aangaande verdachtes handelen jegens [echtgenoot verdachte], dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: - feit 1 primair: poging zware mishandeling begaan tegen zijn echtgenote; - feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; - feit 3: mishandeling begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd; - feit 4: mishandeling begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van verdachte De rechtbank neemt de conclusie over uit het psychologisch rapport van 20 augustus 2007 opgemaakt door drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog, en maakt deze tot de hare voor zover die conclusie inhoudt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten sprake was van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. De raadsman heeft ter zake het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging betoogd, vanwege de psychische toestand van verdachte en de invloed van de medicijnen die verdachte tot zich heeft genomen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat het door de raadsman gestelde onvoldoende aannemelijk is geworden. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidstraf van na te melden duur leiden – dat: verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De verdachte is daarbij op gewelddadige wijze tekeergegaan en de omstandigheid dat het slachtoffer daardoor geen ernstiger of blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die echter geenszins aan de ver¬dachte te danken is. Daarnaast heeft verdachte zowel zijn echtgenote als zijn kind over een langere periode mishandeld. Teneinde herhaling te voorkomen acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf geïndiceerd. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen: 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 maanden, niet zal worden tenuitvoerge¬legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor¬deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzon¬dere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren¬de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor¬schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Geeft de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg¬ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave aan het slachtoffer [echtgenoot verdachte] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen. Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf. Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder, voorzitter, mrs. Van Harreveld en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2007.