Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3434

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-09-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701701/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (hierna: het dagelijks bestuur) aan de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam een kapvergunning verleend voor het rooien van 40 bomen.


Uitspraak

200701701/1. Datum uitspraak: 12 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting "Stichting Natuurbescherming Vlinderstrik", gevestigd te Rotterdam, appellante, tegen de uitspraak in zaak no. VEROR 06/2341 van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2007 in het geding tussen: appellante en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. 1.    Procesverloop Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (hierna: het dagelijks bestuur) aan de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam een kapvergunning verleend voor het rooien van 40 bomen. Bij besluit van 25 april 2006 heeft het dagelijks bestuur het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 6 februari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 8 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 24 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellante. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de stichting en bijgestaan door J.F. Dijkshoorn, is verschenen. Het dagelijks bestuur is met bericht niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 4.4.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2004 (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen (kapvergunning).    Ingevolge artikel 4.4.4, eerste lid, kan het college de vergunning weigeren dan wel onder voorwaarden verlenen in het belang van: - natuur- en milieuwaarden; - landschappelijke waarden; - cultuurhistorische waarden; - waarden van stads- en dorpsschoon; - waarden voor recreatie en leefbaarheid.    Ingevolge artikel 4.4.4, vierde lid, aanhef en onder c, voor zover hier van belang, verleent het college de vergunning indien deze wordt gevraagd teneinde te voldoen aan de op grond van de artikelen 37 en 38 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde en voor Nederland geldende eisen.        Op grond van Table 4-I, Dimensions and slopes of obstacle limitation surfaces - Approach runways, van bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (Trb. 1973, 109, hierna: het Verdrag) dient in het geval van aanvliegen sprake te zijn van een obstakelvrij hellingsvlak variërend van 2 tot maximaal 3 % (hierna: 2% vlak). 2.2.    Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur aan de Dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam een kapvergunning verleend voor het rooien van 40 bomen op het sportcomplex Toeg en Vras aan de Weegbreestraat in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, welke vergunning is aangevraagd omdat deze bomen te hoog zijn in verband met de veiligheid van de aanvliegroute van Rotterdam Airport. 2.3.    In deze procedure kan slechts het hoger beroep voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank over het beroep van appellante tegen de bij beslissing op bezwaar gehandhaafde kapvergunning aan de orde komen. De Afdeling gaat voorbij aan hetgeen appellante aanvoert over andere kapvergunningen, hiermee samenhangende besluiten en vermeend misbruik van het Verdrag in het algemeen. 2.4.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur bij het verlenen van de kapvergunning niet heeft meegewogen dat andere bestaande obstakels, die leiden tot aanzienlijke grotere overschrijdingen van het 2% vlak dan de bomen die kunnen worden gerooid op grond van de vergunning, blijven bestaan. Naar haar mening leidt toepassing van artikel 4.4.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de APV tot misbruik van het Verdrag. Tevens betoogt zij dat deze bepaling met zich brengt dat aan de belangen die liggen in leefbaarheid, natuur, ecologie, landschap, recreatie, vermindering van geluidoverlast en schone lucht ten onrechte wordt voorbijgegaan. Bovendien waarborgt artikel 4.4.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de APV niet een obstakelvrij 2% vlak, aldus appellante. 2.5.    Dit betoog faalt. Hoewel het betoog van appellante dat er op andere plaatsen obstakels zijn die, evenals de bomen die thans in geding zijn, leiden tot overschrijdingen van het 2% vlak en dat het uit oogpunt van bescherming van de veiligheid van de luchtvaart niet consistent is om wel de nu in geding zijnde bomen te rooien en niet die andere obstakels te verwijderen, tegen de achtergrond van het Verdrag niet onbegrijpelijk is, laat dit onverlet dat artikel 4.4.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de APV, een dwingende bepaling betreft, die het dagelijks bestuur geen beoordelingsvrijheid laat ten aanzien van het verlenen van de vergunning, indien deze wordt gevraagd om te voldoen aan de op grond van de artikelen 37 en 38 van het Verdrag door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde en voor Nederland geldende eisen.    De vergunning is aangevraagd voor het rooien van bomen die te hoog zijn in verband met de aanvliegroute Rotterdam Airport. Nu bomen waarvoor de rooivergunning is verleend, naar niet, althans niet gemotiveerd,  is betwist, het 2% vlak overschrijden, kon het dagelijks bestuur geen ander besluit nemen dan de vergunning te verlenen. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen. 2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Slump     w.g. Bindels Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2007 85-554.