Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3449

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers43420
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bezwaar mogelijk?


Uitspraak

Nr. 43.420 14 september 2007 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juni 2006, nr. BK-04/02292, betreffende na te melden besluiten. 1. Het geding in feitelijke instantie Belanghebbende heeft - kennelijk in deze optredend als vertegenwoordiger van de Republiek A - aan de Inspecteur verzocht om vrijstelling van omzetbelasting en belasting van personenauto's en motorrijwielen voor een nader aangeduide personenauto. Deze verzoeken zijn door de Inspecteur afgewezen. Tegen deze besluiten heeft belanghebbende bezwaar gemaakt, welk bezwaar de Inspecteur bij uitspraak ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. 3. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie 3.1. De besluiten van de Inspecteur, waartegen het bezwaar van belanghebbende was gericht, zijn geen voor bezwaar vatbare beschikkingen als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat niet ingevolge enige bepaling van de belastingwet bezwaar tegen zodanige besluiten openstaat. 3.2. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.1 is overwogen, had de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Nu de uitspraak van de Inspecteur daartoe niet strekte, had het Hof het beroep van belanghebbende gegrond moeten verklaren en de uitspraak van de Inspecteur moeten vernietigen. De uitspraak van het Hof kan daarom niet in stand blijven. De klachten behoeven geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, en gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 211, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 272, derhalve in totaal € 483. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P.J. Van Amersfoort, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2007.