Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3481

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers279591 / HA ZA 07-631
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzetprocedure. Revindicatie auto door oorspronkelijk eiseres op grond van eigendomsvoorbehoud. Oorspronkelijk gedaagde beroept zich op artikel 3:86 BW. Beoordeling eisen 'anders dan om niet' en 'te goeder trouw'. Bewijsopdracht.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 279591 / HA ZA 07-631 Uitspraak: 15 augustus 2007 VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van: [X], wonende te [woonplaats], opposante, procureur en advocaat mr. P.M. Iwema. - tegen - de vennootschap onder firma V.O.F. AUTOBEDRIJF [Y], gevestigd te [woonplaats], geopposeerde, procureur mr. J.R. Maas, advocaat mr. G.E.J. Kornet te Zwolle. Partijen worden hierna aangeduid als "[X]" respectievelijk "[autobedrijf Y]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - inleidende dagvaarding d.d. 23 november 2006, met producties; - door deze rechtbank onder rolnummer 06-3310 bij verstek gewezen vonnis d.d. 24 januari 2007; - verzetdagvaarding d.d. 19 februari 2007; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 9 mei 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - de brief van mr. Kornet van 6 juni 2007, met bijlagen A, B en C; - de brieven van mr. Iwema van 11 en 19 juni 2007, met bijlagen; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 9 mei 2007. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 Op 6 juli 2006 hebben [autobedrijf Y] en [C] een koopovereenkomst getekend voor de koop van een Renault Megane met kenteken 73-LH-NN (hierna: de auto) door [C] voor een bedrag van € 12.000,-. Op de koopovereenkomst staat onder meer: “Bijzonderheden Akkoord mits financiering goedgekeurd wordt.” 2.2 Onderaan de koopovereenkomst staat vermeld dat de BOVAG- standaardbepalingen van toepassing zijn. Bij factuur van 12 juli 2006 is het bedrag van € 12.000,- aan [C] in rekening gebracht. Op de factuur staat: “Kenteken: 73-LH-NN” en een handgeschreven aantekening: “aanbetaling € 2.500,- voldaan 13-07-2006”. Onderaan de factuur wordt ook verwezen naar de BOVAG-standaardbepalingen. 2.3 De BOVAG-standaardbepalingen zijn neergelegd in de Algemene Voorwaarden BOVAG- Afdeling NDA (hierna: de Algemene Voorwaarden). De Algemene Voorwaarden bevatten in artikel 18 een eigendomsvoorbehoud. Dit luidt, voor zover hier relevant, als volgt: “De geleverde auto blijft eigendom van de verkoper zolang de koper al hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst is verschuldigd niet ten volle heeft voldaan. (…)” 2.4 Op 13 juli 2006 heeft [C] de auto bij [autobedrijf Y] opgehaald. Bij die gelegenheid heeft [C] een bedrag van € 2.500,- contant voldaan. Voor het resterende bedrag zou via [autobedrijf Y] een financieringsovereenkomst worden gesloten met Renault Financial Services (hierna: RFS). Omdat [C] de daarvoor benodigde stukken (loonstrook en kopie identificatiebewijs) niet heeft opgestuurd, is die financieringsovereenkomst niet tot stand gekomen. Het resterende bedrag van € 9.500,- is niet betaald. 2.5 Het kentekenbewijs van de auto is op 13 juli 2006 op naam gesteld van [C], met medewerking van [autobedrijf Y]. Op dezelfde dag is het kentekenbewijs op naam gesteld van [X]. 2.6 Op enig moment in de laatste twee weken van augustus 2006 is [X] in de garage van [autobedrijf Y] geweest om de auto na te laten kijken. 2.7 Op 15 november 2006 heeft [autobedrijf Y] ten laste van [X] conservatoir beslag laten leggen op de auto. Op verzoek van [autobedrijf Y] is de auto in gerechtelijke bewaring gegeven aan Hanze Gerechtsdeurwaarders te Zwolle. Op grond van het verstekvonnis is de auto aan [autobedrijf Y] teruggegeven. De auto is inmiddels verkocht. 3 Het vonnis waartegen verzet In de zaak met rolnummer 06-3310, waarin [autobedrijf Y] eiseres was en [X] gedaagde is op 24 januari 2007 verstekvonnis gewezen. Het dictum luidt: De rechtbank, verklaart voor recht dat de auto Renault Megane met kenteken 73-LH-NN niet rechtsgeldig aan gedaagde is overgedragen en dat eiseres eigenaar daarvan is gebleven; veroordeelt gedaagde tot afgifte van de eigendomspapieren, te weten kentekendelen 1,2 en 3; bepaalt dat de gerechtelijke bewaarder verplicht is voormelde auto aan eiseres af te geven; veroordeelt gedaagde om tegen bewijs van kwijting de kosten van bewaring te voldoen; veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 248,- aan vast recht, € 477,37 aan overige verschotten en € 904,- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. 4 De grondslag van de oorspronkelijke vordering Aan de oorspronkelijke vordering heeft [autobedrijf Y], naast hetgeen blijkt uit de vaststaande feiten 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4, de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 4.1 Op grond van het eigendomsvoorbehoud in artikel 18 van de Algemene Voorwaarden is [autobedrijf Y] eigenaar gebleven van de auto. [C] was daarom niet beschikkingsbevoegd toen hij de auto aan [X] verkocht. 4.2 [X] heeft de auto om niet verkregen van [C]. Daarnaast was [X] niet te goeder trouw. Zij kan daarom geen beroep doen op de derdenbescherming van artikel 3:86 lid 1 BW. 5 Het verweer De eis in oppositie strekt tot vernietiging van het bij verstek gewezen vonnis, met ontzegging alsnog van de vorderingen van [autobedrijf Y], een en ander met veroordeling van [autobedrijf Y] in de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van [X] gevallen, alsmede de kosten van de oorspronkelijke procedure. Daartoe heeft [X] - verkort weergegeven en voorzover van belang - het volgende aangevoerd: 5.1 [autobedrijf Y] is geen eigenaar van de auto gebleven. 5.2 [X] komt een beroep toe op de derdenbescherming van artikel 3:86 BW. [X] heeft de auto te goeder trouw en anders dan om niet van [C] verkregen. De kentekenpapieren waren in orde. 6 Het geschil in reconventie In het slot van de verzetdagvaarding ligt een eis in reconventie besloten. [X] heeft restitutie van de auto gevorderd en een verklaring voor recht dat [X] daarvan de eigenaar is, met veroordeling van [autobedrijf Y] in de proceskosten. Hieraan heeft [X] het verweer tegen de oorspronkelijke vordering ten grondslag gelegd. [autobedrijf Y] heeft ter comparitie mondeling op de eis in reconventie geantwoord. 7 De beoordeling in conventie in oppositie en in reconventie Gelet op de samenhang tussen de oorspronkelijke vordering en de eis in reconventie, zal de rechtbank deze in het navolgende gezamenlijk behandelen. 7.1 Het eerste geschilpunt betreft de vraag of [autobedrijf Y] zich kan beroepen op het eigendomsvoorbehoud in artikel 18 van de Algemene Voorwaarden. [X] heeft ter comparitie aangevoerd dat de contractuele relaties onduidelijk zijn gelet op de (zijdens [autobedrijf Y] overgelegde) algemene voorwaarden autofinanciering en privé lease. Ter comparitie is door [autobedrijf Y] toegelicht dat het de bedoeling was dat [C] ook een financieringsovereenkomst met RFS zou sluiten, wat echter niet is gebeurd. Op die financieringsovereenkomst, zo begrijpt de rechtbank, zouden dan deze algemene voorwaarden van toepassing zijn. [X] heeft niet betwist dat de financieringsovereenkomst niet tot stand is gekomen, zodat daarvan uitgegaan moet worden. De algemene voorwaarden autofinanciering en privé lease zijn derhalve niet van belang voor de beoordeling van het geschil. 7.2 Tussen partijen is niet in geschil dat onderaan de koopovereenkomst en de factuur naar de Algemene Voorwaarden wordt verwezen. [X] heeft aangevoerd dat aan de factuur kennelijk een andere – mondelinge – overeenkomst ten grondslag ligt. Voor dat standpunt ziet de rechtbank echter geen aanknopingspunten in de factuur. Blijkens de kentekenvermelding gaat het om dezelfde auto. Ook het bedrag van € 12.000,- is op beide stukken hetzelfde. Aldus heeft [X] onvoldoende gemotiveerd betwist dat tussen [autobedrijf Y] en [C] de koopovereenkomst geldt en dat daarop, door de verwijzing onderaan de tekst daarvan, de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. Haar beroep op vernietigbaarheid of nietigheid van de Algemene Voorwaarden heeft [X] niet onderbouwd. Evenmin heeft zij gesteld op grond waarvan zij – niet zijnde contractspartij – zich daarop zou kunnen beroepen. De rechtbank zal het beroep op vernietigbaarheid of nietigheid verder als onvoldoende onderbouwd onbesproken laten. 7.3 Artikel 18 van de Algemene Voorwaarden bepaalt dat de auto eigendom blijft van – in dit geval – [autobedrijf Y], zolang de gehele koopsom niet is betaald. Vast staat, dat [C] een gedeelte van € 9.500,- van de koopsom onbetaald heeft gelaten. [autobedrijf Y] kan haar eigendomsrecht in beginsel tegen iedereen – dus ook tegen [X] – inroepen, behalve als [X] een beroep toekomt op de derdenbescherming zoals geregeld in artikel 3:86 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat een overdracht van een roerende zaak ondanks onbevoegdheid van de vervreemder – [C] – geldig is, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger – [X] – te goeder trouw is. 7.4 [X] heeft een beroep gedaan op de regeling van derdenbescherming van artikel 3:86 lid 1 BW. Beoordeeld zal moeten worden of aan de twee voorwaarden die dit artikel stelt – anders dan om niet en te goeder trouw – is voldaan. 7.5 In de oorspronkelijke dagvaarding heeft [autobedrijf Y] zich op het standpunt gesteld dat [X] de auto om niet heeft verkregen van [C]. Dat zou [X] aan [autobedrijf Y] hebben laten weten. Tijdens het onder 2.6 genoemde bezoek aan de garage zou [X] hebben gezegd dat zij de auto had geleend van een vriend, aldus [autobedrijf Y]. Volgens [X] echter heeft zij de auto “gekocht voor € 10.000,-“, in die zin dat zij € 5.000,- contant zou hebben betaald en € 5.000,- zou hebben voldaan door de inruil van een Volkswagen Golf. 7.6 In het onder 1 genoemde tussenvonnis van 9 mei 2007 heeft de rechtbank [X] verzocht om (indien beschikbaar) schriftelijk bewijs toe te zenden van de gestelde betaling van € 5.000,- en de inruil van de Volkswagen Golf en de waarde van de Volkswagen Golf per datum inruil. Voorafgaand aan de comparitie heeft [X] twee verklaringen overgelegd met de volgende inhoud: “Hoogeveen 13-07-06 Hierbij verklaar ik [C], [adres], een Renault Megane 1.5 DCi te hebben geleverd aan: [X] voor 10.000 Euro. Hiervoor heb ik van [X] een contant bedrag van 5000 Euro ontvangen. Plus een VW Golf Diesel incl. papieren ter waarde van 5000 Euro. Te samen 10.000.” (ondertekend door [C] en [X]) “Zwolle 14-06-07 Hierbij verklaar ik [C] te Zwolle in July 2006 een VW Golf 4 SDi Bouwjaar 98 ingeruild te hebben voor 5000,- Euro tegen een Renault Megane. Ik kwam op die 5000,- Euro omdat ik wel verstand heb van auto’s, de VW Golf was in goede staat van onderhoud en was zeker 5000,- Euro waard. Ik heb altijd in de autohandel gezeten.” (ondertekend door [C]) Ander schriftelijk bewijs heeft [X] niet overgelegd. 7.7 Ter comparitie heeft [autobedrijf Y] de juistheid van de onder 7.6 weergegeven verklaringen betwist. [autobedrijf Y] heeft erop gewezen dat de verklaring van 14 juni 2007 slechts verwijst naar een ‘Renault Megane’, zonder daarbij nadere details zoals het kenteken te vermelden. Gelet op de betwisting door [autobedrijf Y] enerzijds en het ontbreken van schriftelijk bewijsmateriaal waarin de inhoud van de onder 7.6 genoemde verklaringen wordt bevestigd anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde verklaringen onvoldoende zijn om reeds nu de stellingen van [X] bewezen te achten. Tegenover de betwisting door [autobedrijf Y] zal [X] haar stelling dat zij de auto heeft gekocht voor € 10.000,- , in die zin dat zij € 5.000,- contant heeft betaald en € 5.000,- heeft voldaan door de inruil van een Volkswagen Golf, moeten bewijzen. 7.8 Vervolgens komt de vraag aan de orde of [X] ten tijde van de overdracht te goeder trouw was. Bij de beoordeling daarvan stelt de rechtbank het volgende voorop. Op grond van de regels die in de jurisprudentie over de goede trouw bij de koop van tweedehands auto’s zijn uitgewerkt (HR 11 oktober 2002, LJN AE4361) is het aan [autobedrijf Y] om feiten en omstandigheden te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen waaruit kan volgen dat [X] bij de verkrijging van de auto niet te goeder trouw was. Niet te goeder trouw betekent in dit kader, dat [X] de onbevoegdheid van [C] ten tijde van de levering kende dan wel dat zij die onbevoegdheid toen behoorde te kennen. Met het oog op dit laatste rustte – eveneens op grond van in de jurisprudentie uitgewerkte regels (HR 4 april 1986, LJN AB9446) – op [X] een onderzoeksplicht naar de bevoegdheid van [C], in die zin dat zij in ieder geval het kentekenbewijs (waaronder het overschrijvingsbewijs) moest onderzoeken met het oog op deze bevoegdheid. Bij betwisting van haar goede trouw dient [X] aldus te stellen dat zij tenminste het kentekenbewijs heeft onderzocht. 7.9 [autobedrijf Y] heeft gesteld dat [X] niet te goeder trouw was. Dat is door [X] betwist. Zoals hiervoor overwogen dient zij bij die betwisting te stellen dat zij het kentekenbewijs heeft onderzocht met het oog op de bevoegdheid van [C]. [X] heeft in dit verband gesteld dat [C] over de eigendomspapieren beschikte. Ter comparitie heeft [X] verklaard dat zij met [C] naar het postkantoor is gegaan om de auto op haar naam te zetten. Zij heeft verder verklaard dat zij toen niet heeft gelet op de datum dat de auto op zijn naam was overgeschreven. Vast staat, dat het kentekenbewijs volledig op naam van [C] stond en dat het vervolgens op naam van [X] is overgeschreven. Onder deze omstandigheden leverde de tenaamstelling van het kentekenbewijs op zich geen reden op voor twijfel aan de bevoegdheid van [C]. [autobedrijf Y] heeft echter aangevoerd, dat [X] niet te goeder trouw was omdat de tenaamstelling van het kenteken op dezelfde dag is gewijzigd. Het is de vraag, of dat gegeven een zodanige reden geeft tot twijfel aan de bevoegdheid van [C] dat [X] daar nader onderzoek naar had moeten doen. De rechtbank overweegt hier het volgende over. [X] heeft onbetwist gesteld dat haar vriend (Kraus) haar heeft verteld dat [C] in de autobranche werkte. Ook heeft [X] verklaard dat zij al eens een auto van [C] had gekocht. Dit is door [autobedrijf Y] niet betwist. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat het enkele feit dat het kenteken dezelfde dag weer van naam wisselde, een reden voor [X] had moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de beschikkingsbevoegdheid van [C]. Tegenover de – op grond van het voorgaande voldoende gemotiveerde – betwisting door [X] zal [autobedrijf Y] worden toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid dat [X] bij de verkrijging van de auto niet te goeder trouw was. 7.10 Om proceseconomische redenen zal [autobedrijf Y] gelijktijdig met [X] tot de in 7.8 en 7.9 bedoelde bewijslevering worden toegelaten. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende. Ten aanzien van het door [X] te leveren bewijs ligt het in de rede dat dit (grotendeels) door schriftelijke stukken geleverd zal kunnen worden (zoals het vrijwaringsbewijs met betrekking tot de Volkswagen Golf en andere bewijsstukken omtrent de wijziging tenaamstelling van de Volkswagen Golf). Daarom zal de rechtbank de zaak allereerst verwijzen naar de rol, zodat [X] bij akte schriftelijk bewijs kan overleggen. [autobedrijf Y] zal in de gelegenheid worden gesteld om een antwoordakte te nemen. Twee weken nadat de aktes over en weer zijn genomen, dienen de procureurs tegelijk opgave te doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata. Vervolgens zullen de getuigenverhoren worden gepland. 7.11 Tijdens de comparitie is gebleken dat de auto inmiddels is verkocht. Dat betekent dat de huidige vordering in reconventie niet toewijsbaar is. Bij de onder 7.10 bedoelde akte zal [X] daarom ook in de gelegenheid worden gesteld om de vordering in reconventie desgewenst in te trekken dan wel aan te passen, waarna [autobedrijf Y] daar bij antwoordakte op kan reageren. 7.12 In afwachting van de aktewisseling en de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. 8 De beslissing De rechtbank, alvorens verder te beslissen, in conventie in oppositie en in reconventie verwijst de zaak naar de rol van woensdag 19 september 2007 voor het nemen van een akte door [X] als bedoeld onder 7.10 en 7.11 en verstaat dat [autobedrijf Y] 4 weken daarna een antwoordakte neemt; laat [X] toe tot het bewijs van haar stelling dat zij de auto heeft gekocht voor € 10.000,- in die zin dat zij € 5.000,- contant heeft betaald en € 5.000,- heeft voldaan door de inruil van een Volkswagen Golf; laat [autobedrijf Y] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid dat [X] bij de verkrijging van de auto niet te goeder trouw was; bepaalt dat indien [X] respectievelijk [autobedrijf Y] dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. A. Lablans; bepaalt dat de procureurs beide partijen tegelijk, binnen twee weken na de onder 7.10 bedoelde aktewisseling aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moeten doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen in de maanden oktober, november en december 2007, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald; bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. C. Bouwman en mr. A. Lablans. Uitgesproken in het openbaar. 1488/1729/106