Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3495

Datum uitspraak2002-10-16
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 02/69
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bestemmingsplan / valschermspringers


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG ENKELVOUDIGE KAMER BESTUURSRECHT Reg.nr.: Awb 02/69 Uitspraak inzake: [eisers], gemachtigde: mr. J.E. Dijk van het Bureau Rechtshulp Zuid-Holland Zuid te Dordrecht, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder. 1. Procesverloop. Eisers hebben bij brief van 27 februari 2001 verweerder verzocht om handhaving van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied” van de gemeente Borsele (hierna: het bestemmingsplan). Bij besluit van 15 juni 2001 heeft verweerder het verzoek van eisers om handhaving van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan afgewezen. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 januari 2002 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is op 2 oktober 2002 behandeld ter zitting. Enkele eisers zijn daar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde . heeft zich niet laten vertegenwoordigen. 2. Overwegingen. Ingevolge artikel 125, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassen van bestuursdwang, welke bevoegdheid wordt uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels, welke het gemeentebestuur uitvoert. In artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Het niet handhavend optreden van verweerder betreft het als valschermspringgebied in gebruik zijnde perceel gelegen aan de Noordhoekweg te ‘s-Heer Abtskerke. Op grond van het bestemmingsplan rust op het in geding zijnde perceel de bestemming “agrarische doeleinden met landschappelijke waarden”. Artikel 5, lid 1.1, aanhef, onder a en c van de bestemmingsplanvoorschriften bepaalt dat deze gronden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor het behoud van landschappelijke openheid. Ingevolge lid 1.2 van artikel 5 van de bestemmingsplanvoorschriften geldt ten aanzien van de voorgestane ontwikkelingsrichting dat naast de landbouwkundige kwaliteiten tevens de landschappelijke kwaliteiten en de potenties voor plattelandstoerisme richtinggevend zijn. Blijkens het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat het gebruik van het perceel aan de Noordhoekweg te ’s-Heer Abtskerke als landingsplaats van valschermspringers niet in strijd is met de voorschriften van het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat het gebruik van het perceel aan de Noordhoekweg te ’s-Heer Abtskerke als landingsplaats van valschermenspringers niet overeenkomstig het voor dat perceel geldende bestemmingsplanvoorschriften is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder bevestigd dat het landen van parachutisten op het in geding zijnde perceel illegaal is. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat niet wordt ontkend dat er voor wat betreft het gewraakte gebruik van het perceel sprake is van een bedrijfsmatige activiteit. Voor wat betreft het door verweerder gestelde incidentele gebruik van het perceel als landingsplaats van parachutisten is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het gewraakte gebruik incidenteel is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door de Luchtverkeersleiding Nederland verleende vergunning de mogelijkheid wordt geboden om het evengenoemde perceel gedurende een periode van 30 weken 10 weken te gebruiken als landingsplaats. Dat het betreffende perceel feitelijk minder in gebruik is als landingsplaats voor valschermspringers maakt dat niet anders. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van met het geldende bestemmingsplan strijdig gebruik geen sprake is. Verweerder was derhalve bevoegd om handhavend op te treden en heeft in zoverre op ondeugdelijke gronden het verzoek van eisers afgewezen. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust en niet in stand kan blijven. Het beroep is daarom gegrond. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddeld zwaarte en van twee proceshandelingen. 3. Uitspraak. De Rechtbank Middelburg, verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat de gemeente Borsele aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 109,- (honderdennegen euro) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Borsele aan eisers. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier. Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.