Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3500

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4234 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Oordeel van onafhankelijke door bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel volgen.


Uitspraak

05/4234 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 31 mei 2005, 04/2087 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. J.L. van Os, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2007. Namens appellante is – zoals tevoren was bericht – niemand verschenen, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.J.C. Röttjers. II. OVERWEGINGEN Appellante was werkzaam als medewerkster in een handels- en productieonderneming toen zij op 22 december 2000 uitviel als gevolg van psychische klachten. Aansluitend aan de wettelijke wachttijd werd aan haar met ingang van 21 december 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 4 mei 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellante met ingang van 5 juli 2004 ingetrokken, onder overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. De rechtbank heeft ongegrond verklaard het beroep tegen het besluit van 26 augustus 2004 (hierna: het bestreden besluit), waarbij het tegen het besluit van 4 mei 2004 gemaakte bezwaar ongegrond werd verklaard. In hoger beroep heeft appellantes gemachtigde zijn in eerste aanleg aangevoerde grieven herhaald. In het bijzonder heeft hij naar voren gebracht dat uit informatie van de appellante behandelend psychiater G.S. Kuipers van 30 mei en 7 juni 2005 volgt dat er sprake was en is van volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft als onafhankelijke deskundige benoemd de psychiater dr. B.J. van Eyk, die met een rapport d.d. 27 maart 2007 de Raad van verslag en advies heeft gediend. De deskundige heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met de door de verzekeringsartsen R.C. van Rijswijk en L.T.M. Lenders vastgestelde belastbaarheid en van oordeel te zijn dat appellante op de datum in geding, gelet op haar medische beperkingen in staat was de haar door de arbeidsdeskundige C.J.M. Depmann voorgehouden functies te vervullen. Zowel appellantes gemachtigde als de bezwaarverzekeringsarts Lenders hebben desgevraagd op de deskundigenrapportage gereageerd, waarbij zij hun reeds ingenomen standpunten hebben herhaald. De Raad oordeelt dat in zijn vaste rechtspraak ligt besloten dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. Met name doet zich niet de situatie voor dat uit de reactie van die deskundige op een andersluidend oordeel van een door een partij ingeschakelde medicus blijkt, dat de deskundige zijn eigen oordeel niet serieus heeft heroverwogen. Ook voor wat betreft de arbeidskundige onderbouwing van de schatting schaart de Raad zich, mede onder verwijzing naar hetgeen de door hem geraadpleegde deskundige over de passendheid van de functies heeft opgemerkt, achter het oordeel van de rechtbank. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat moet worden beslist als hierna in rubriek III aangegeven. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en H. Bolt en J. Riphagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007. (get.) J.W. Schuttel. (get.) W. Altenaar.