Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3507

Datum uitspraak2006-05-11
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/500380-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Invoer cocaïne. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat aan de zijde van verdachte het voor bewezenverklaring vereiste opzet heeft ontbroken en dat ook de opzet in voorwaardelijke zin ontbreekt. (...) Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer dat het proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling niet tot bewijs mag dienen is de rechtbank van oordeel dat - wat er overigens zij van het door de raadsman ingenomen standpunt - dit verweer geen behandeling behoeft nu de rechtbank dit proces-verbaal niet voor het bewijs zal gebruiken. Op grond van de stukken van het strafdossier alsmede op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte van een zekere Samsung € 4.000 zou krijgen indien hij 6 flessen zou vervoeren en deze zou overdragen aan een hem onbekende vrouw. Gezien de aard van de afspraak en de onduidelijke omstandigheden waaronder deze, blijkens de verklaring van verdachte, tot stand is gekomen kan het bezwaarlijk anders zijn dan dat verdachte heeft beseft dat hij de gerede kans liep voor een drugstransport te worden gebruikt.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM VESTIGING SCHIPHOL SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/500380-06 Uitspraakdatum: 11 mei 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 april 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 06 maart 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2058,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1 Bespreking van een bewijsverweer De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat aan de zijde van verdachte het voor bewezenverklaring vereiste opzet heeft ontbroken en dat ook de opzet in voorwaardelijke zin ontbreekt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zegt niets te hebben geweten en niets te hebben vermoed. Verdachte heeft alleen toen hij werd gehoord in het kader van zijn inverzekeringstelling aangegeven wel een vermoeden te hebben gehad. De verklaring die hiervoor gegeven kan worden is gelegen in de omstandigheid dat dit verhoor zonder officiële tolk heeft plaatsgevonden en dat de wachtmeester 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee, die de bagage van verdachte aan een onderzoek heeft onderworpen en verdachte heeft aangehouden als zodanig is opgetreden. Deze verklaring moet derhalve worden uitgesloten van het bewijs. Er is geen sprake van voorwaardelijk opzet omdat verdachte heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht zodat de bestanddelen vereist voor voorwaardelijk opzet niet zijn vervuld. Verdachte is benaderd door iemand die aan verdachte heeft gevraagd of hij zou willen reizen. Verdachte heeft daarop geantwoord dat hij alleen interesse had als hij niets verkeerds behoefte te doen. Voor de ogen van verdachte zijn vervolgens twee willekeurige flessen leeggespoten en hieruit kwam niets verdachts. Niet gebleken is dat verdachte de flessen in zijn handen heeft gehad en mede gezien het feit dat verdachte bij zijn vertrek ook op de aanwezigheid van drugs is gecontroleerd, hoefde verdachte niet te vermoeden dat hij als drugskoerier werd gebruikt. Van onachtzaamheid is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt dit verweer in de beide onderdelen. Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer dat het proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling niet tot bewijs mag dienen is de rechtbank van oordeel dat - wat er overigens zij van het door de raadsman ingenomen standpunt - dit verweer geen behandeling behoeft nu de rechtbank dit proces-verbaal niet voor het bewijs zal gebruiken. Op grond van de stukken van het strafdossier alsmede op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte van een zekere Samsung € 4.000 zou krijgen indien hij 6 flessen zou vervoeren en deze zou overdragen aan een hem onbekende vrouw. Gezien de aard van de afspraak en de onduidelijke omstandigheden waaronder deze, blijkens de verklaring van verdachte, tot stand is gekomen kan het bezwaarlijk anders zijn dan dat verdachte heeft beseft dat hij de gerede kans liep voor een drugstransport te worden gebruikt. 3.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat: hij op 06 maart 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 2058,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen 6.1 Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank de verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen opgenomen op de lijst van inbeslaggenomen goederen onder de nummers 4, 12 en 13 worden geretourneerd aan verdachte en dat de overige goederen verbeurd worden verklaard. Over de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen opgenomen goederen onder de nummers 1, 9, 10, 14 behoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen aangezien verdachte van deze voorwerpen reeds afstand heeft gedaan. 3.2 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 2 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. 6.3 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen opgenomen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 5, 6, 7, 8, 11, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen is begaan. 6.4 Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen opgenomen Nike sporttas dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die tas is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze Nike sporttas is – nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit – in strijd met het algemeen belang. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 33, 33a, 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht. 2, 10 van de Opiumwet. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN (15) MAANDEN. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart verbeurd: 5 1.00 STK Vliegticket, TAP AIR PORTUGL 6 2.00 STK Instapkaart, TAP 7 1.00 STK Claimtag, TAP 8 1.00 STK Label, TAP bagagelabel 11 1.00 STK Diverse, RESERVERING hotel Verklaart onttrokken aan het verkeer: 3 1.00 STK Tas, NIKE sporttas Gelast de teruggave aan verdachte van: 4 1.00 STK Paspoort, VENEZUELA 12 1.00 STK Adresboek Kl:groen 13 1.00 STK Telefoontoestel, MOTOROLA 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Greuter, voorzitter, mrs. Verpalen en Kronenberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 mei 2006. Mr Kronenberg is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen