Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3512

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/2724
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bij bestreden besluit is besloten het Grote Kerkepad te Veldhoven af te sluiten voor alle verkeer (met uitzondering van bestemmingsverkeer voor aanwonenden) en de weg in te richten als doodlopende weg. Als gevolg van dit besluit wordt de bevoorrading van het aldaar gelegen tuincentrum van verzoekers ernstig belemmerd. Verweerder heeft gesteld dat bevoorrading via de Sondervick kan geschieden. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat specifiek verkeerskundig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de consequenties van het bevoorraden vanaf de Sondervick, terwijl deze wijze van bevoorraden uit het oogpunt van verkeersveiligheid vragen oproept. Voorts is uitgegaan van een onjuiste feitelijke situatie en is het door verzoekers ingebrachte alternatief ten onrechte niet onderzocht. Volgt gedeeltelijke schorsing van het bestreden besluit.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummers: AWB 07/2724 Uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2007 inzake [verzoeker] Holding BV, [verzoeker] Veldhoven Vastgoed BV en Tuincentrum [verzoeker] Veldhoven BV, te Veldhoven, verzoekers, gemachtigde mr. Y.A. Breunesse, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, verweerder, gemachtigde mr. D. van Tilborg. Procesverloop Bij besluit van 14 augustus 2007 heeft verweerder besloten het Grote Kerkpad af te sluiten voor alle verkeer (met uitzondering van bestemmingsverkeer voor aanwonenden) en deze weg in te richten als doodlopende weg zoals op de bij dat besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekening nummer 2007-185 staat aangegeven, door middel van het aanbrengen van het verkeersbord C01 en bijbehorende onderbord met de tekst “uitgezonderd bestemmingsverkeer voor aanwonenden”, het aanbrengen van het verkeersbord L08 met op de T-spitsing in het niet verharde gedeelte van het Grote Kerkepad het bijbehorende onderbord OB52, volgens de richtlijnen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) en door het plaatsen van een fysieke afsluiting door middel van betonblokken. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 16 augustus 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij brief van eveneens 16 augustus 2007 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek is behandeld ter zitting van 28 augustus 2007, waar verzoekers zijn verschenen bij gemachtigde en [verzoeker]. Verweerder is verschenen bij gemachtigde en R.J. Smits en G.P.W. Hendriks, beiden ambtenaar in dienst van verweerders gemeente. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening als hier bedoeld moet worden beoordeeld of het nadeel, dat verzoekers zullen ondervinden als gevolg van de uitvoering van het bestreden besluit onevenredig is in verhouding tot de met dit besluit te dienen belang. Veelal zal eerst aanleiding zijn een voorziening te treffen indien, op grond van de beschikbare gegevens, moet worden geoordeeld dat er gerede twijfel bestaat of het in de hoofdzaak bestreden besluit in stand kan blijven. Voor zover toetsing aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor het geschil in de bodemprocedure. 3. De voorzieningenrechter zal beoordelen of aanleiding bestaat verweerders besluit van 14 augustus 2007, waarbij -kort gezegd- is besloten om het Grote Kerkepad af te sluiten voor alle verkeer (met uitzondering van bestemmingsverkeer voor aanwonenden) en de weg in te richten als doodlopende weg, te schorsen totdat hierover in bezwaar is beslist. Feiten 4. Tuincentrum [verzoeker] is sedert 1969 gevestigd aan het adres Sondervick [...] te Veldhoven. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 1,2 ha waarvan 5.000 m2 bebouwd in de vorm van een winkelkassencomplex alsmede aan de achterzijde van het perceel een vrijstaande loods voor opslag van goederen ten behoeve van het tuincentrum. Het perceel is relatief smal en diep. De voorzijde van het perceel is gelegen aan de Sondervick en naar achteren toe loopt het perceel evenwijdig met het Grote Kerkepad. De achterzijde van het perceel is te bereiken via het Grote Kerkepad middels een zich daar bevindende inrit. 5. Vanaf het schooljaar 2007/2008 zal het merendeel van de circa 2500 leerlingen van het Sondervick College op de Kempen Campus gebruik maken van het vrijliggende fietspad naast het Grote Kerkepad. Dit nieuw gerealiseerde dubbelzijdige fietspad bevindt zich tussen het Grote Kerkepad en het tuincentrum en kruist het Grote Kerkepad. Bij brief van 10 augustus 2007 zijn verzoekers op de hoogte gesteld van het fysiek onbruikbaar maken van de inrit aan het Grote Kerkpad vanaf 17 augustus 2007. Vervolgens heeft verweerder op 17 augustus 2007 het onderhavige verkeersbesluit genomen, dat op diezelfde datum in werking is getreden. De bevoorrading van het tuincentrum geschiedt met ingang van die datum via de voorzijde van het perceel. Standpunten partijen 6. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een conflict tussen gemotoriseerd verkeer en fietsers op het Grote Kerkepad zoveel mogelijk moet worden vermeden. Dit betekent dat geen laad- en losverkeer vanaf het Grote Kerkepad naar het tuincentrum kan worden toegestaan. Verweerder heeft erop gewezen dat in het kader van de totstandkoming van het thans geldende bestemmingsplan “Kempen Campus” uitgebreid aandacht is besteed aan de wijze waarop de verkeersveiligheid van de fietser van en naar de Kempen Campus kan worden gewaarborgd. In dit onherroepelijk geworden bestemmingsplan is expliciet gekozen voor een scheiding tussen gemotoriseerd en langzaam verkeer. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het laden en lossen op eigen terrein van het tuincentrum via de Sondervick kan plaatsvinden. 7. Verzoekers hebben -zakelijk weergegeven- gesteld dat als gevolg van het bestreden besluit de bevoorrading van de het tuincentrum ernstig wordt belemmerd. Vanwege de aanwezige bebouwing is het praktisch onmogelijk voor vrachtauto’s de opslagloods te bereiken. Volgens verzoekers is sprake van aanzienlijke gevolgen voor de economische en inrichtingstechnische bedrijfsvoering van het tuincentrum en zijn er ook nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid, doordat ongeveer 17 vrachtauto’s per dag bij bevoorrading via de voorzijde het daar gelegen voet- en fietspad schuin moeten oversteken dichtbij een kruising met verkeerlichten. Dit levert volgens verzoekers een gevaarlijker situatie op dan het laden en lossen via de inrit aan de achterzijde. Als alternatief stellen eisers voor om in plaats van de afsluiting met betonblokken een slagboom te plaatsen die door een medewerker van het tuincentrum geopend kan worden, waarna een begeleide oversteek van het fietspad naast het Grote Kerkepad kan plaatsvinden. Naar de mening van verzoekers is sprake van onzorgvuldige besluitvorming doordat verweerder in het geheel geen onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen. Wettelijk kader 8. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit. Ingevolge het tweede lid van dit artikel geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken. 9. Ingevolge artikel 18, derde lid, van de WVW worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten. Deze algemene maatregel van bestuur betreft het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW). 10. Ingevolge artikel 21 van het BABW moet in een verkeersbesluit in ieder geval worden aangegeven, welke doelstelling(en) met het besluit worden beoogd. Daarbij dient te worden aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere belangen in het geding zijn, dient voorts te worden aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. 11. In artikel 2, eerste lid, van de WVW is bepaald dat de krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot: a. het verzekeren van de veiligheid op de weg; b. het beschermen van weggebruikers en passagiers; c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot: a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet Milieubeheer; b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden. Oordeel van de voorzieningenrechter 12. Uit het systeem van de WVW en de krachtens die wet vastgestelde regels valt af te leiden dat verkeersbesluiten ten doel moeten hebben het verkeer en de daarmee samenhangende aspecten te reguleren. Uitgangspunt daarbij dient het algemeen belang te zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag daarbij echter niet uit het oog worden verloren dat, in het kader van de zorgvuldige voorbereiding ook de bij een verkeersbesluit betrokken belangen van particulieren en bedrijven dienen te worden meegenomen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) blijkt dat verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan verweerder om de verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. 13. Vastgesteld wordt dat voorafgaand aan het bestreden besluit geen specifiek verkeerskundig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de consequenties van het bevoorraden van het tuincentrum vanaf de Sondervick. Op basis van de door de gemachtigde van verzoekers ter zitting getoonde foto’s van de situatie ter plaatse kan voorts worden vastgesteld dat het gebruik door vrachtwagens van de inrit aan de voorzijde uit het oogpunt van verkeersveiligheid vragen oproept, met name door de schuine inrit, de krappe manoeuvreerruimte en de korte afstand waarop de inrit van een kruising met verkeerslichten is gesitueerd. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd kan uit de enkele omstandigheid dat van het fietspad aan de Sondervick minder intensief gebruik wordt gemaakt dan van het fietspad aan de Grote Kerkepad niet zonder meer worden afgeleid dat het door verweerder voorgestane bevoorraden via de Sondervick is te prefereren boven het bevoorraden via de inrit aan de achterzijde. Bij de beoordeling van de verkeersveiligheid dient niet alleen de frequentie, maar ook de ernst van de gevaarzetting te worden betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de verkeerskundige gevolgen van de door hem voorgestane wijze van bevoorraden. Daar komt nog bij dat gebleken is dat verweerder wat de mogelijkheden betreft om via de Sondervick het tuincentrum te bevoorraden op meerdere punten uitgaat van een feitelijke situatie op het onderhavige perceel die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Als gevolg hiervan zal uitvoering geven aan verweerders voorstel er onder meer toe leiden dat een deel van de bestaande bebouwing van het tuincentrum moet worden afgebroken. Verweerder had hiermee bij de belangenafweging rekening moeten houden. 14. Voorts wordt vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit geen overwegingen heeft gewijd aan het door verzoekers ingebrachte alternatief om de toegang tot het tuincentrum via het Grote Kerkpad te regelen met een slagboom of een vergelijkbare voorziening. Om tot een juiste afweging van betrokken belangen te komen had het in de rede gelegen dat verweerder dit alternatief nader had onderzocht alvorens het bestreden besluit te nemen. Dat in de toelichting van het geldende bestemmingsplan is opgenomen dat het Grote Kerkepad niet meer voor laad- en losverkeer gebruikt zal worden maakt dat niet anders. Niet gebleken is dat er planologisch gezien beletselen zijn gebruik te blijven maken van deze bestaande inrit. Conclusie 15. Op grond van vorenstaande overwegingen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het daartegen gerichte bezwaar kan een redelijke kans van slagen niet ontzegd worden. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen, in dier voege dat verweerders besluit van 14 augustus 2007 wordt geschorst voor zover het betrekking heeft op het feitelijk inrichten van het Grote Kerkpad als doodlopende weg door deze fysiek af te sluiten alsmede voor zover het ertoe strekt dat bij het aan te brengen verkeersbord C01 een onderbord wordt aangebracht met een andere tekst dan louter “uitgezonderd bestemmingsverkeer”. Dit laatste om zeker te stellen dat ook anderen dan enkel aanwonenden tot het bestemmingsverkeer worden gerekend waarop het door het verkeersbord C01 ingestelde verbod niet van toepassing is. Het komt de voorzieningenrechter voor dat een en ander feitelijk kan geschieden door de woorden “voor aanwonenden” af te plakken. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de voorlopige voorziening zal voortduren tot en met zes weken na de bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar. 16. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat op zo kort mogelijke termijn de inrit aan het Grote Kerkepad van gemeentewege weer toegankelijk wordt gemaakt voor vrachtauto’s ter bevoorrading van het tuincentrum. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op artikel 27 van het BABW de wijziging van de inrichting van de weg eerst na zes weken na de bekendmaking van het bestreden besluit had mogen plaatsvinden. De voorzieningenrechter gaat er voorts vanuit dat het tuincentrum ervoor zorg draagt dat de vrachtauto’s begeleid het fietspad zullen oversteken naar de inrit. 17. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 1. 18. De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb te bepalen dat door de gemeente Veldhoven aan verzoekers het betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 zal worden vergoed. 19. Mitsdien wordt beslist als volgt. Beslissing De voorzieningenrechter, - wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb toe, in dier voege dat verweerders besluit van 14 augustus 2007 wordt geschorst voor zover het betrekking heeft op het feitelijk inrichten van het Grote Kerkpad als doodlopende weg door het plaatsen van een fysieke afsluiting alsmede voor zover het ertoe strekt dat bij het aan te brengen verkeersbord C01 een onderbord wordt aangebracht met een andere tekst dan louter “uitgezonderd bestemmingsverkeer”; - verstaat dat de reeds aangebrachte feitelijke afsluiting van het Grote Kerkpad van gemeentewege ongedaan wordt gemaakt; - bepaalt dat deze voorlopige voorziening voortduurt tot en met zes weken na de bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar; - gelast de gemeente Veldhoven aan verzoekers te vergoeden het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van € 285,00; - veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00; - wijst de gemeente Veldhoven aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden. Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2007. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschriften verzonden: