Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3532

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers80724 / FA RK 07 - 886
Statusgepubliceerd


Indicatie

Recht op omgang geschorst voor de duur van de minderjarigheid van de kinderen. Opheffing schorsing slechts aan de orde indien kinderen hiertoe de wens te kennen geven.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector civielrecht Zaaknummer: 80724 / FA RK 07-886 Beschikking van 12 september 2007 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden in de zaak van: [verzoekster], wonende op een geheim adres, hierna te noemen [de moeder], procureur: mr. H.J.J.M. van der Bruggen; tegen: [verweerder], wonende te [woonplaats], [adres], hierna te noemen [de vader], Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan: [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. [verzoekster] en [verweerder] hierna ook te noemen respectievelijk de moeder, de vader en tezamen de ouders. Het verloop van de procedure [de moeder] heeft op 25 juni 2007 bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot schorsing van de bijbeschikking van de rechtbank Maastricht van 31 oktober 2002 vastgestelde omgangsregeling. De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift. Op 16 augustus 2007 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij deze behandeling zijn verschenen: - moeder, bijgestaan door mr. A.A.J.L. van Elk de Freese; - een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond; - [naam], gezinsvoogd. Vader, ofschoon behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen. De minderjarigen hebben een mening kenbaar gemaakt. De vaststellingen en overwegingen Bij beschikking van 31 oktober 2002 van de rechtbank Maastricht is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Bij die beschikking is tevens de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij moeder bepaald en is er een omgangsregeling tussen vader en de kinderen vastgesteld van één maal per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 en voorts de helft van de vakanties en feestdagen en voor het overige in onderling overleg. De kinderen staan onder toezicht van het Bureau Jeugdzorg. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van de kinderrechter van 18 april 2007 verlengd voor de duur van één jaar, ingaande op 25 april 2007. Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 juni 2006 is de omgangsregeling geschorst voor de duur van een jaar. Thans heeft vader via een kort geding de nakoming van de omgangsregeling gevorderd. De rechter heeft die beslissing aangehouden in afwachting van nader bericht van partijen. Moeder heeft gesteld dat de omgangsregeling feitelijk vanaf het begin niet goed verlopen is. Vader heeft zich agressief jegens moeder opgesteld. Vader is hier ook voor veroordeeld en heeft enige tijd in detentie gezeten. Moeder acht contact niet in het belang van de kinderen. Voorts hebben de kinderen te kennen gegeven dat zij geen contact meer met vader willen. Tijdens de zitting van het kort geding is afgesproken dat partijen via het Bureau Jeugdzorg een contactmoment tussen vader en de kinderen zullen trachten af te spreken. Dit is in verband met een operatie van moeder nog niet gelukt. Moeder heeft ter zitting nog gesteld dat vader haar inmiddels weer belaagt via de telefoon en internet, waarvan aangifte is gedaan. De gezinsvoogd heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er twijfels zijn omtrent de bereidheid van beide ouders om naar hun eigen aandeel in de ex-partnerstrijd te kijken. Er zit nog te veel pijn en verdriet bij de ouders. Tevens heeft de gezinsvoogd de indruk dat de kinderen steeds kwader worden op vader. De strijd tussen de ouders veroorzaakt onrust bij de kinderen en de kinderen nemen dat vader kwalijk. Hoewel een omgangsregeling een zaak tussen de ouders is, zijn de kinderen inmiddels op een leeftijd waarop je niet meer aan hun mening voorbij kan gaan en ze geven in toenemende mate aan dat ze hun vader niet willen zien. In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen, een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling onder meer kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De Hoge Raad heeft bij zijn beschikking van 18 november 2005, NJ 2005, 574, geoordeeld dat bij gezamenlijke gezagsuitoefening tijdelijke schorsing van de uitoefening van het omgangsrecht, inhoudende dat tijdelijk geen omgang of contact met het kind is toegestaan, op de voet van het bepaalde in art. 1:253a BW mogelijk is. Bij zijn beschikking van 31 maart 2006, NJ 2006,392, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat artikel 1:253a BW de rechter niet de bevoegdheid geeft een ouder die gezamenlijk met de andere ouder het gezag uitoefent, het recht op omgang voor onbepaalde tijd te ontzeggen, hetgeen verder is uitgewerkt in de beschikking van de Hoge Raad van 23 maart 2007, NJ 2007,174. Vorenstaande uitgangspunten van de Hoge Raad op onderhavig geschilpunt toepassend, oordeelt de rechtbank dat de basis voor uitoefening van het omgangsrecht tussen vader en de kinderen nog immer ontbreekt. De rechtbank baseert dat oordeel op de bevindingen van de gezinsvoogd en de uitlatingen van de kinderen. De rechtbank stelt vast dat er weinig bereidheid is bij beide ouders te werken aan een goede onderlinge verstandhouding in het belang van de kinderen. De strijd tussen de ouders en daardoor de onrust en angst bij de kinderen in het afgelopen jaar is niet afgenomen, ondanks inspanningen van het Bureau Jeugdzorg. Naar het zich laat aanzien lijkt ook naar de toekomst toe weinig bereidwilligheid bij de ouders aanwezig daarin verandering te brengen. Beide kinderen geven aan ernstige bezwaren te hebben tegen omgang met hun vader, aan welke bezwaren gezien hun leeftijd (veertien respectievelijk twaalf jaar) niet licht voorbij kan worden gegaan. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de wens van de kinderen met betrekking tot de uitoefening van het recht op omgang van vader met de kinderen tot uitgangspunt nemen en de uitoefening van het recht op omgang in beginsel schorsen voor de duur van de minderjarigheid van de kinderen. Deze schorsing kan slechts worden opgeheven indien de kinderrechter blijkt dat de kinderen binnen genoemde periode aangeven prijs te stellen op omgang met hun vader en dat in hun belang kan worden geacht, dan wel op verzoek van een der ouders indien blijkt dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze omgang vrijelijk mogelijk maakt. Uiteraard blijft het een ouderlijke verantwoordelijkheid de schorsingsperiode te benutten om met behulp van het Bureau Jeugdzorg de onrust en angst bij de kinderen weg te nemen en zo de weg voor de kinderen vrij te maken om te komen tot vrijelijk omgang van de kinderen met beide ouders. De beslissing De rechtbank: schorst de uitoefening van het recht op omgang tussen vader en de minderjarigen: [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], voor de duur van de minderjarigheid van de kinderen; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 12 september 2007 uitgesproken door in tegenwoordigheid van de griffier. type : DT coll. : Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.