Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3545

Datum uitspraak2006-11-30
Datum gepubliceerd2007-09-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/678302-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beschikking ex artikel 591a Sv. Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 105,00, wegens de door de Raad voor Rechtsbijstand aan deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer opgelegde eigen bijdrage en € 275,00 ter zake de kosten van bijstand met betrekking tot de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift, althans zodanige vergoeding in goede justitie te bepalen. Verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek. Uit de parlementaire geschiedenis van de artikelen 591a Sv en 44a Wet op de rechtsbijstand blijkt dat de wetgever de eigen bijdrage voor vergoeding vatbaar acht en uitdrukkelijk de mogelijkheid om de vergoeding hiervan via de onderhavige door verzoeker ingestelde procedure te verzoeken heeft opengesteld. De voorzitter acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om het onderhavige verzoek in te willigen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT ENKELVOUDIGE RAADKAMER Registratienummer: 06/1006 Parketnummer: 15/678302-05 Uitspraakdatum: 30 november 2006 BESCHIKKING (art. 591a Sv.) 1. Ontstaan en loop van de procedure Op 24 augustus 2006 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. L.M. Oldenburg, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 17 augustus 2006, van [verzoeker], verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], domicilie kiezende ten kantore van mr. Oldenburg, voornoemd. Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van - € 105,00, wegens de door de Raad voor Rechtsbijstand aan deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer opgelegde eigen bijdrage, - € 275,00 ter zake de kosten van bijstand met betrekking tot de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift, althans zodanige vergoeding in goede justitie te bepalen. Op 9 november 2006 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld. Voor verzoeker is verschenen mr. Oldenburg, voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. Hendriks. Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd. De officier van justitie heeft onder verwijzing naar het bepaalde in de artikelen 44 en 44a van de Wet op de rechtsbijstand geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoekschrift. 2. Beoordeling De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 19 juli 2006 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd (code 73, medeschuld benadeelde). Het verzoekschrift is tijdig ingediend. Op de voet van het bepaalde in artikel 591a juncto artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan verzoeker – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman. Op grond van het voorgaande is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek. Daaraan doet niet af dat artikel 44, derde lid, Wet op de rechtsbijstand bepaalt dat in geval een strafzaak eindigt zonder de toepassing van een straf of een maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht de eigen bijdrage niet is verschuldigd en de rechtsbijstandverlener deze, zo betaald, restitueert aan de rechtzoekende. Volgens de raadsvrouwe van verzoeker heeft verzoeker immers de verschuldigde eigen bijdrage betaald en uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat voor de verleende rechtsbijstand in de onderhavige zaak een vergoeding is vastgesteld met inachtneming en verrekening van die eigen bijdrage. Artikel 44a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bepaalt, zakelijk weergegeven en voor zover te dezen van belang: Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd. Uit de parlementaire geschiedenis van de artikelen 591a Sv en 44a Wet op de rechtsbijstand blijkt dat de wetgever de eigen bijdrage voor vergoeding vatbaar acht en uitdrukkelijk de mogelijkheid om de vergoeding hiervan via de onderhavige door verzoeker ingestelde procedure te verzoeken heeft opengesteld. De voorzitter acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn om het onderhavige verzoek in te willigen op de wijze als hierna is aangegeven. 3. Beslissing De voorzitter: kent aan verzoeker een vergoeding ten laste van de Staat toe van € 380,00 (zegge: driehonderd tachtig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld: - € 105,00, de door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage; - € 275,00, inclusief BTW, voor de indiening van het verzoekschrift; beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdenrekening van diens raadsvrouwe. 4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum Deze beschikking is gegeven door mr. Van Dijk, voorzitter, in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2006.