Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3549

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6901 MPW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ter beoordeling staat de vraag of de staatssecretaris op goede gronden heeft aangenomen dat de mate van invaliditeit met dienstverband van appellant op grond van psychische klachten te rekenen naar 1 mei 2005 is gedaald van 50% naar 0%.


Uitspraak

06/6901 MPW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van [appellant], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 november 2006, 05/5073 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris) Datum uitspraak: 30 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2007. Voor appellant is daar verschenen mr. B.R. van der Zwan, advocaat te Rotterdam. De staatssecretaris heeft zich, met voorafgaand bericht, niet ter zitting laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat voor zijn oordeelsvorming uit van de feiten en omstandigheden die de rechtbank bij de aangevallen uitspraak als vaststaand heeft aangenomen. Het oordeel van de rechtbank dat de mate van invaliditeit als gevolg van het heupletsel van appellant met 30% niet is onderschat, is in hoger beroep niet bestreden. Ter beoordeling staat de vraag of de staatssecretaris op goede gronden heeft aangenomen dat de mate van invaliditeit met dienstverband van appellant op grond van psychische klachten te rekenen naar 1 mei 2005 is gedaald van 50% naar 0%. Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag bevestigend. Blijkens de gedingstukken heeft de staatssecretaris zijn oordeel terzake gebaseerd op de uitkomst van een nader ingesteld militair geneeskundig onderzoek, in het kader waarvan psychiatrische expertise is ingewonnen. Enig medisch gegeven waaruit zou kunnen blijken dat die expertise niet deugdelijk is geweest, is door appellant niet ingebracht. De omstandigheid dat bij eerdere expertises in 1996 en 2001 bij appellant een ernstige, met de uitoefening van de militaire dienst verband houdende, depressieve stoornis is vastgesteld is voor een zodanige conclusie op zichzelf niet toereikend, mede in aanmerking genomen dat - naar in de stukken onbestreden is vermeld - een depressieve stoornis naar zijn aard kan wijzigen of zelfs verdwijnen. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenveroordeling in hoger beroep III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) J.P. Schieveen. HD 30.07