Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3570

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers552222-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een geldboete van € 500,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk ter zake overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft niet gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan de bestuurster van een motor, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden. Dit, door verdachte veroorzaakte, ongeval had ten gevolgde dat [slachtoffer] letsel werd toegebracht.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/552222-06 Uitspraak d.d.: 14 september 2007 Tegenspraak/ dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres en woonplaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 12 juli 2006 in de gemeente Nunspeet, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Harderwijkerweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het afslaan naar links, zich er niet van vergewist dat de rijstrook voor hem tegemoetkomend verkeer, vrij was van verkeer en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang verleend aan een bestuurder van een motor, zij[slachtoffer], die zich op de voornoemde rijstrook voor tegemoetkomend verkeer bevond, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het motorrijtuig van hem, verdachte, en de motor van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dwarslaesie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 12 juli 2006 in de gemeente Nunspeet, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Harderwijkerweg, bij het afslaan naar links, zich er niet van heeft vergewist dat de rijstrook voor hem tegemoetkomend verkeer, vrij was van verkeer en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang heeft verleend aan een bestuurder van een motor, zij[slachtoffer], die zich op de voornoemde rijstrook voor tegemoetkomend verkeer bevond, waarbij een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de personenauto van hem, verdachte, en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 12 juli 2006 in de gemeente Nunspeet, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Harderwijkerweg, bij het afslaan naar links, zich er niet van heeft vergewist dat de rijstrook voor hem tegemoetkomend verkeer, vrij was van verkeer en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een bestuurder van een motor, [slachtoffer], die zich op de voornoemde rijstrook voor tegemoetkomend verkeer bevond, waarbij een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de personenauto van hem, verdachte, en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde. Een geldboete van € 500,=, subsidiair 10 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij niet goed heeft gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan de bestuurster van een motor, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden. Dit, door verdachte veroorzaakte, ongeval had ten gevolgde dat [slachtoffer] letsel werd toegebracht. De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke ontzegging op zijn plaats is, teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw zulk gevaar voor het (overige) verkeer te veroorzaken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2007.