Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3592

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5687 WSF en 07/3213 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gewijzigd woonadres niet eerder opgegeven: Een wijziging van woonadres doorgegeven in het kader van de Wtos betekent niet tevens een wijziging van woonadres voor de toepassing van de Wsf 2000.


Uitspraak

06/5687 WSF en 07/3213 WSF Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 2006, 06/645 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [A. te B. ] (hierna: betrokkene), en appellante Datum uitspraak: 14 september 2007 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Bij haar aanvullende hoger beroepschrift heeft appellante een nader besluit, gedateerd 27 september 2006, meegezonden. Bij dit besluit is uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak. Appellante heeft de Raad verzocht dit nadere besluit eveneens te vernietigen, indien de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het inleidende beroep van betrokkene alsnog ongegrond wordt verklaard. Namens betrokkene heeft mr. G.H. Blom, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2007. Appellante was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. Betrokkene is, na berichtgeving, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN Betrokkene heeft tot en met augustus 2005 een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (Wtos) ontvangen en ontvangt met ingang van 1 september 2005 studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) naar de norm voor een uitwonende studerende. Bij schrijven van 14 oktober 2005 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat zij voor de studiefinanciering aan appellante heeft doorgegeven ([adres 1]) in de maand september 2005 afwijkt van het adres waarop zij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) ingeschreven staat ([adres 2]). Betrokkene is in die brief gewaarschuwd dat indien zij deze afwijking niet binnen vier weken ongedaan maakt, de haar toegekende studiefinanciering naar de norm voor een uitwonende studerende met ingang van september 2005 wordt omgezet in studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende. Vervolgens heeft appellante bij besluit van 17 december 2005 de aan betrokkene toegekende studiefinanciering met ingang van september 2005 omgezet in studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende. Overwogen is daartoe dat betrokkene heeft verzuimd de afwijking tussen het woonadres dat betrokkene aan appellante heeft opgegeven en hetgeen is geregistreerd in de GBA ongedaan te maken. Nadat betrokkene op 27 december 2005 telefonisch aan appellante heeft doorgegeven dat haar woonadres [adres 2] is, heeft appellante bij besluit van 30 december 2005 met ingang van 1 januari 2006 opnieuw studiefinanciering naar de norm voor een uitwonende studerende aan betrokkene toegekend. Tegen het besluit van 17 december 2005 is door betrokkene bezwaar gemaakt. Daarbij is aangevoerd dat zij al op 20 juni 2005 het adres [adres 2] als woonadres aan appellante heeft doorgegeven en deze wijziging van woonadres met ingang van 8 juli 2005 is bevestigd in het Bericht Tegemoetkoming scholieren 2005, nr. 5 van 13 juli 2005. Het bezwaar van betrokkene is bij besluit van 21 februari 2006 (hierna: bestreden besluit) door appellante ongegrond verklaard onder verwijzing naar artikel 1.5 van de Wsf 2000. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellante opgedragen nader op het bezwaar te beslissen met inachtneming van de uitspraak, een en ander met aanvullende beslissingen inzake de vergoeding van het door betrokkene betaalde griffierecht en haar proceskosten. Daartoe is overwogen dat – kort weergegeven – er in het onderhavige geval geen sprake is van een afwijking in de zin van artikel 1.5 van de Wsf 2000 aangezien, gelet op het Bericht Tegemoetkoming scholieren 2005, nr. 5 van 13 juli 2005, als vaststaand moet worden aangenomen dat betrokkene op 20 juni 2005 middels een formulier ‘Wijzigingen Tegemoetkoming’ appellante van haar nieuwe woonadres ([adres 2]) in kennis heeft gesteld en appellante deze adreswijziging ook voor de toepassing van de Wsf 2000 adequaat had moeten verwerken. Appellante heeft zich niet met de aangevallen uitspraak kunnen verenigen en heeft in hoger beroep het standpunt ingenomen dat betrokkene -voor 27 december 2005- geen wijziging van woonadres aan appellante heeft doorgegeven. Noch uit de administratie van appellante noch uit de gedingstukken blijkt dat betrokkene de wijziging van haar woonadres destijds heeft doorgegeven met een formulier Wijzigingen Tegemoetkoming. De verwijzing naar een formulier Wijzigingen Tegemoetkoming op het Bericht Tegemoetkoming scholieren 2005, nr. 5 van 13 juli 2005 betreft een verwijzing naar de door betrokkene op 20 juni 2005 aan appellante gestuurde e-mail en in deze e-mail wordt geen adreswijziging vermeld. Het Bericht Tegemoetkoming scholieren 2005, nr. 5 van 13 juli 2005 betreft een bericht in het kader van de Wtos en bij de uitvoering van de Wtos wordt het woonadres van de scholier – in tegenstelling tot de uitvoering van de Wsf 2000 – rechtstreeks gehaald uit de GBA-gegevens. Indien betrokkene gelet op laatstgenoemd bericht in de veronderstelling verkeerde dat haar nieuwe woonadres reeds bij appellante voor de toepassing van de Wsf 2000 als zodanig was geregistreerd dan had het op haar weg gelegen na ontvangst van de brief van 14 oktober 2005 actie te ondernemen. De Raad overweegt als volgt. De Raad is niet gebleken dat betrokkene voorafgaand aan 27 december 2005 haar aan appellante opgegeven woonadres voor de toepassing van de Wsf 2000 heeft gewijzigd in [adres 2]. Zo er al van uit zou moeten worden gegaan dat betrokkene zoals zij stelt, en door de rechtbank als vaststaand is aangenomen, via een formulier Wijzigingen Tegemoetkoming scholieren in juni 2005 haar nieuwe woonadres [adres 2] aan appellante heeft doorgegeven dan brengt dit niet met zich dat ten tijde hier van belang voor de toepassing van de Wsf 2000 het woonadres opgegeven aan appellante in overeenstemming was met het GBA-adres. Een wijziging van woonadres doorgegeven in het kader van de Wtos betekent namelijk niet tevens een wijziging van woonadres voor de toepassing van de Wsf 2000. De Raad ziet geen juridische grond om niet aanvaardbaar te achten dat appellante voor de uitvoering van de Wtos en de Wsf 2000 gebruik maakt van verschillende adressenbestanden en van studerenden verlangt dat zij een adreswijziging voor de toepassing van de Wsf 2000 separaat doorgeven. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat er in het onderhavige geval per september 2005 sprake was van een afwijking in de zin van artikel 1.5 van de Wsf 2000. Voorts is de Raad van oordeel dat niet aannemelijk is dat betrokkene van de vastgestelde afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. In dit verband overweegt de Raad dat er voor betrokkene geen enkele grond was om te veronderstellen dat zij haar adreswijziging voor de toepassing van de Wsf 2000 niet separaat aan appellante hoefde op te geven, reeds niet omdat ze uit de Berichten Studiefinanciering 2005, nrs. 4 tot en met 6 van achtereenvolgens 13 augustus 2005, 30 september 2005 en 6 oktober 2005 heeft kunnen en moeten afleiden dat bij appellante op 1 september 2005 als woonadres voor de studiefinanciering geregistreerd stond [adres 1]. Bovendien is door betrokkene niet adequaat gereageerd op de bekendmaking van 14 oktober 2005 alsmede op het Bericht Studiefinanciering 2005, nr. 7 van 21 oktober 2005, uit welk bericht wederom blijkt van de afwijkende adressen. De stelling van betrokkene dat ze na de bekendmaking van 14 oktober 2005 haar gegevens op de website van de IB-Groep heeft gecontroleerd en deze, voor zover zichtbaar, correct waren en de verstopte link met het woonadres haar niet kan worden tegengeworpen zodat ze voldoende adequaat heeft gereageerd op de bekendmaking van 14 oktober 2005, faalt. De Raad verwijst hiervoor naar zijn uitspraak van 17 maart 2006, LJN: AV6393. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het inleidende beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard. Door de vernietiging van de aangevallen uitspraak ontvalt de grondslag aan het ter uitvoering van die uitspraak gegeven nadere besluit van 27 september 2006. Daarom dient ook dat besluit te worden vernietigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Vernietigt het nadere besluit van 27 september 2006; Verklaart het inleidende beroep alsnog ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. TM