Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3595

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5340 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen procesbelang meer: met nieuw besluit geheel tegemoet gekomen, geen verzoek om schadevergoeding.


Uitspraak

06/5340 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B.] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 augustus 2006, 05/6163 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv). Datum uitspraak: 14 september 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Bij brief van 6 maart 2007 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 10 maart 2005 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 10 mei 2005 wordt herzien naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15 tot 25. Het namens appellant tegen dat besluit ingediende bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 27 september 2005 (hierna: het betreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank Haarlem heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Met het nadere besluit van 6 maart 2007 heeft het Uwv te kennen gegeven zijn oorspronkelijk ingenomen standpunt inzake de herziening van de WAO-uitkering met ingang van 10 mei 2005 niet langer te handhaven. Ten gevolge hiervan wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant met ingang van 10 mei 2005 onveranderd vastgesteld op 80 tot 100. Hierdoor kan het bestreden besluit geacht worden te zijn ingetrokken. Uit ’s-Raads uitspraak van 4 februari 1997, LJN: ZB6628, volgt dat in zo’n geval belang bij een beoordeling van het bestreden besluit in beginsel is komen te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb. De Raad stelt vast dat namens appellant een dergelijk verzoek niet is gedaan. De Raad stelt vast dat, zoals ook namens appellant is bericht, het besluit van het Uwv van 6 maart 2007 geheel tegemoet komt aan het hoger beroep van appellant tegen het bestreden besluit, zodat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit beroep niet wordt geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit. Nu er tussen partijen thans geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van enig procesbelang. Namens appellante is bij schrijven van 26 maart 2007 verzocht om het Uwv te veroordelen in de kosten van het geding alsmede de kosten van het in appellants opdracht verstrekte deskundigenrapport van prof.dr. M. Kuilman, psychiater, ten bedrage van € 1.925,-. Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de proceskosten overweegt de Raad het volgende. Nu het Uwv niet heeft betwist dat aldus aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De proceskosten in bezwaar dienen op grond van het besluit op bezwaar van 6 maart 2007 te worden vergoedt. Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de nota van prof.dr. Kuilman ten bedrage van € 1.925,- voor het verrichten van de expertise en het opstellen van het deskundigenrapport is de Raad van oordeel dat dit voor toewijzing in aanmerking komt. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.247,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007. (get.) D.J. van der Vos. (get.) S. Sweep. MR