Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3596

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1068 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vergoeding wettelijke rente en proceskosten.


Uitspraak

06/1068 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B. ] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 januari 2006, 04/3247 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 14 september 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. H.W. Bemelmans, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 15 april 2004 heeft het Uwv appellant met ingang van 3 mei 2004 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% en berekend naar een dagloon van € 108,04. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 4 oktober 2004 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 15 april 2004 gehandhaafd. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep voor zover betrekking hebbende op de medische grondslag van het bestreden besluit ongegrond verklaard, het beroep voor zover betrekking hebbende op de arbeidskundige grondslag en de dagloonberekening gegrond verklaard en het bestreden besluit in zoverre vernietigd en bepaald dat het Uwv in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen. Daarbij heeft de rechtbank bepalingen opgenomen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht. Nadat namens appellant hoger beroep was ingesteld heeft het Uwv bij schrijven van 24 augustus 2006 medegedeeld dat, voor zover hier van belang, de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 3 mei 2004 dient te worden vastgesteld op 25 tot 35% en dat het dagloon € 112,88 bedraagt. Mr. Bemelmans heeft de Raad bij schrijven van 21 juni 2007 bericht dat appellant de medische gronden niet langer handhaaft en dat er tussen appellant en het Uwv geen geschilpunten meer zijn omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van het dagloon. Namens appellant is verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, het door appellant betaalde griffierecht en de geleden schade, bestaande uit de wettelijke rente. De Raad stelt vast dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de kwestie die appellant in hoger beroep ter beoordeling aan de Raad heeft voorgelegd. Nu echter namens appellant een verzoek om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gedaan heeft hij belang behouden bij een gegrondverklaring van zijn beroep. In verband hiermee dienen de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te worden vernietigd. Ingevolge ’s Raads jurisprudentie is er aanleiding het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 8:73 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De Raad ziet tevens aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten van appellant, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 19,88 voor reiskosten in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 985,88. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit; Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag groot € 985,88, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 37,- in beroep en € 103,- in hoger beroep vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. TM