Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3597

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/420975-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beslissing van de raadkamer in hoger beroep. Criteria waaraan de rechter-commissaris de inverzekeringstelling moet toetsen. Niet mag de rechter-commissaris het bevel tot verlenging van de inverzekeringstelling toetsen.


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM Parketnummer: 13/420975-07 BESCHIKKING IN HOGER BEROEP Gezien de akte rechtsmiddel met appèlmemorie van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam tegen de beschikking d.d. 15 juni 2007 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Amsterdam, ingekomen ter griffie van deze rechtbank d.d. 19 juni 2007, waarbij de verdachte: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986 wonende te [adres], onmiddellijk in vrijheid is gesteld door de rechter-commissaris. PROCEDURE De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van verdachte, en heeft in raadkamer de officier van justitie en de raadsvrouw, mr. M.J. Kikkert, van verdachte gehoord. HET APPEL Aan de orde is het beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen bij gelegenheid van de toetsing van diens inverzekeringstelling. Verdachte is op 14 juni 2007 om 4.10 uur aangehouden en om 13.33 uur in verzekering gesteld. De officier van justitie heeft met ingang van 15 juni 2007 om 9.42 uur het bevel tot inverzekeringstelling verlengd voor ten hoogste drie dagen. Op 15 juni 2007 werd verdachte ter toetsing van de inverzekeringstelling om 16.42 uur aan de rechter-commissaris voorgeleid. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling van verdachte niet onrechtmatig is, maar heeft verdachte "desondanks" onmiddellijk in vrijheid gesteld. Daartoe heeft de rechter-commissaris overwogen dat niet valt in te zien, in het licht van de nog te verrichten onderzoekshandelingen (zo begrijpt de rechtbank), dat de verlenging van de inverzekeringstelling dringend noodzakelijk is. Dit oordeel miskent, hoewel uitdrukkelijk door de rechter-commissaris in diens beslissing opgenomen, dat artikel 59a lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de rechter-commissaris 'slechts' de bevoegdheid geeft de verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen indien hij de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelt. In dat verband dient de rechter-commissaris te toetsen (zo volgt ook uit de Kamerstukken II 1992/93, 21 225, nr. 13) of: - sprake is van een redelijk vermoeden van schuld; - sprake is van een verdenking ter zake een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten; - de inverzekeringstelling in het belang is van het onderzoek; - de vormvoorschriften terzake inverzekeringstelling in acht zijn genomen; - de inverzekeringstelling niet in strijd is met het ongeschreven recht, meer in het bijzonder de beginselen van een goede procesorde. Aangenomen moet worden dat de rechter-commissaris de inverzekeringstelling van verdachte hieraan volledig heeft getoetst en geen onrechtmatigheden heeft geconstateerd, in welk geval hij verdachte niet in vrijheid had mogen stellen. Voorzover de rechter-commissaris tot uitdrukking heeft willen brengen dat de toetsing van de inverzekeringstelling van verdachte, op verzoek van de officier van justitie, ook het bevel tot verlenging van de inverzekeringstelling omvat, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk uitgangspunt geen steun vindt in de wet, noch in de wetsgeschiedenis. BESCHIKKENDE Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep van de officier van justitie gegrond. De rechtbank vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris en beveelt dat aan het bevel tot inverzekeringstelling uitvoering zal worden gegeven. Aldus gedaan in raadkamer van 10 september 2007 door mr. J. Piena, voorzitter, mrs. C.P. Bleeker, H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van R. Schilp, griffier, mr. J. Piena, voorzitter, R. Schilp, griffier