Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3605

Datum uitspraak2007-08-10
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers158334
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

In het geding is of de oprit is bestemd tot buurweg dan wel dat er een gewoonte bestaat, op grond waarvan gedaagde in conventie / eiser in reconventie, zoals hij stelt, gerechtigd is om een strook met een minimale breedte van 2,80 meter van de oprit tussen de woningen van partijen te mogen gebruiken voor het parkeren van één of meer auto's achter zijn woning en op die strook.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 158334 / KG ZA 07-437 Vonnis in kort geding van 10 augustus 2007 in de zaak van 1. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie], wonende te [woonplaats], 2. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie], wonende te [woonplaats], eisers in conventie bij dagvaarding van 18 juli 2007, verweerders in reconventie, procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek, advocaat mr. L.W.M. Wertenbroek te Breda, tegen [gedaagde in conventie / eiser in reconventie], wonende te [woonplaats], gedaagde in conventie, eiser in reconventie, procureur mr. P.M. Wilmink, advocaat mr. E.C.J. Ris te Leusden. Partijen zullen hierna [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. en [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] - de eis in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. zijn sinds 2005 eigenaar van het perceel [adres] te [woonplaats]. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] is in dat jaar eigenaar geworden van het naastgelegen perceel [adres]. Op dat moment lag er tussen het huis op het perceel [adres] en het huis aan de [adres] een oprit, bestaande uit grind. De oprit had tussen de huizen een breedte van ongeveer 3,40 meter. Naar achteren toe werd de oprit iets breder. Op het smalste punt van de oprit tussen de huizen lag een gedeelte van ongeveer 2,06 meter van de oprit op het perceel [adres] en op het breedste punt tussen de huizen lag een gedeelte ter breedte van ongeveer 2,20 meter van de oprit op het perceel [adres]. Achter de woningen was en is op elk perceel ruimte om één of meer auto’s te parkeren. 2.2. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. hebben het huis dat op het perceel [adres] stond (hierna: de oude woning) afgebroken en een nieuwe woning op hun perceel gebouwd. De nieuwe woning staat gedeeltelijk op een andere plaats dan de oude woning. Daardoor is de afstand tussen de woning van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. en de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] vergroot tot ongeveer 6,90 meter. 2.3. Omdat er door de nieuwe woning meer ruimte is ontstaan tussen de woningen op de percelen, willen [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. tussen de woningen een schutting plaatsen op een afstand van 2,50 meter van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie]. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] heeft geen bezwaar tegen een schutting, als die op een afstand van minimaal 2,80 meter van zijn woning komt te staan. 3. Het geschil in conventie 3.1. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. vordert samengevat – veroordeling van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis waarbij [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] tevens wordt veroordeeld in de proceskosten, om op straffe van een dwangsom 1. binnen één dag na betekening van dit vonnis mee te werken aan het plaatsen van een schutting, althans het oprichten van een schutting niet te frustreren, onder meer door a. het na kennisgeving door [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. binnen 24 uur vrijmaken van de oprit van alle obstakels zodat [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. dan wel door hem ingeschakelde derden de schutting kunnen oprichten, b. het tot nadere kennisgeving van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. vrijhouden van alle obstakels, c. het niet onjuist bejegenen van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. of derden tijdens de oprichting van de schutting, 2. alsmede zich te onthouden van het parkeren van enig voertuig of het erf van eisers. 3.2. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. leggen aan de vorderingen ten grondslag dat zij het recht hebben om een schutting op de erfgrens van de percelen te plaatsen, op een afstand van 2,06 tot 2,20 meter van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie], maar dat uit coulance-overwegingen de schutting op een afstand van 2,50 meter van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] zal worden geplaatst om [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] niet de mogelijkheid te onthouden met een auto aan de achterzijde van zijn woning te kunnen komen, waar [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] een garage en een carport heeft. Volgens [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. verhindert [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] moedwillig het plaatsen van de schutting (onder andere) door een of meer auto’s op de oprit te parkeren. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. stellen uit veiligheids- en privacyredenen een spoedeisend belang bij de vorderingen te hebben omdat hun gezin en bezoek onheus wordt bejegend door [gedaagde in conventie / eiser in reconventie]. 3.3. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] vordert – samengevat – dat [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waarbij zij worden veroordeeld in de proceskosten, veroordeeld worden om op straffe van een dwangsom, a. indien zij overgaan tot plaatsing van een schutting, deze op een afstand van niet minder dan 2,80 meter van de muur van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] te plaatsen, b. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] het vrije en ongehinderde gebruik van de oprit toe te staan, welke oprit een strook grond beslaat van 2,80 meter vanaf de muur van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie], dan wel dat de voorzieningenrechter een voorziening treft die hem juist voorkomt. 4.2. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] legt aan de vorderingen primair ten grondslag dat de oprit bestemd is tot buurweg, waardoor hij van een gedeelte van de oprit, ter breedte van minimaal 2,80 meter, gebruik mag maken om met een auto achter zijn woning te kunnen komen, maar ook om op dat gedeelte van de oprit te mogen parkeren. Subsidiair stelt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] dat hij door gewoonte gerechtigd is tot vorengenoemd gebruik van de oprit. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] voert aan dat hij en zijn bezoek op de oprit moeten kunnen parkeren omdat het verboden is op straat te parkeren. Volgens [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] is een strook ter breedte van 2,50 meter te krap om goed in en uit een auto kunnen stappen. 4.3. [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie en reconventie 5.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen blijkt voldoende uit de stellingen van partijen. 5.2. In geding is of de oprit is bestemd tot buurweg dan wel dat er een gewoonte bestaat, op grond waarvan [gedaagde in conventie / eiser in reconventie], zoals hij stelt, gerechtigd is om een strook met een minimale breedte van 2,80 meter van de oprit tussen de woningen van partijen te mogen gebruiken voor het parkeren van één of meer auto’s achter zijn woning en op die strook. 5.3. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] een ondertekende verklaring van 28 juni 2007 van de heer [betrokkene 1] in het geding gebracht. De heer [betrokkene 1] was van mei 1996 tot februari 2005 eigenaar van de [adres]. Voorts heeft [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] een ondertekende verklaring van 30 juni 2007 van de heer [betrokkene 2] overgelegd. De heer [betrokkene 2] heeft vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw tot juni 2005, op het laatst als (mede-)eigenaar, aan de [adres] gewoond. In deze verklaringen staat dat bij afspraak en in onderlinge overeenstemming gezamenlijk gebruik werd gemaakt van de oprit om auto’s achter de woningen te kunnen parkeren en in overleg ook op de oprit en dat dit gezamenlijke gebruik van de oprit was overgenomen van de vorige eigenaren van de percelen. 5.4. Ook [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. hebben ondertekende verklaringen overgelegd van de genoemde heren [betrokkene 2] en [betrokkene 1], respectievelijk van 5 en 8 juli 2007. Daarin staat dat het nooit de bedoeling is geweest om de beide opritten te delen maar dat er gebruik werd gemaakt van elkaars oprit om de auto achter de woningen te kunnen parkeren en dat op de opritten niet werd geparkeerd omdat dan de toegang voor de ander werd geblokkeerd. In de verklaring van [betrokkene 1] staat daarbij dat hij geen toestemming had om op het erf van [adres] te parkeren, behalve bij speciale gelegenheden. Voorts hebben [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. een door de genoemde heer [betrokkene 2] ondertekende verklaring van 9 maart 2007 in het geding gebracht, waarin met betrekking tot het gebruik van de oprit staat dat er met de vorige bewoners van [adres] nooit afspraken zijn gemaakt en dat vanwege de smalle doorgang tussen de woningen alles in wederzijds en goed overleg werd geregeld. Ook hebben [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. een brief overgelegd van 7 juli 2007 van de genoemde heer [betrokkene 2] aan de makelaar die heeft bemiddeld bij de verkoop van [adres] en een brief van 8 juli 2007 van genoemde heer [betrokkene 2] aan [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. Uit die brieven volgt dat de heer [betrokkene 2] diverse keren is benaderd door partijen over hun geschil, dat ieder van partijen bij hem heeft aangedrongen op ondertekening van de door partijen zelf opgestelde verklaringen en dat [betrokkene 2] vindt dat hij die verklaringen eigenlijk niet had moeten ondertekenen, maar dat hij dat heeft gedaan om niet meer lastig gevallen te worden. Buurweg 5.5. Voorop staat dat het thans, sinds 1 januari 1992, vigerende Burgerlijk Wetboek de rechtsfiguur buurweg niet kent. Het Burgerlijk Wetboek dat voordien van kracht was, kende de buurweg wel, in art. 719 BW. Dat artikel luidde: ‘Voetpaden, dreven of wegen aan verscheidenen geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelfde zijn bestemd geweest’. Ingevolge art.160 van de Overgangswet NBW heeft de inwerkingtreding op 1 januari 1992 van het thans geldende Burgerlijk Wetboek evenwel geen wijziging gebracht in de rechten, bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot een buurweg die voordien is ontstaan. Dit betekent dat ook nu een beroep op art. 719 BW (oud) mogelijk is. 5.6. Volgens constante jurisprudentie van de Hoge Raad kon een buurweg ontstaan door een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring, inhoudende een bestemming tot buurweg, van de eigenaar of een daarmee gelijkgestelde gerechtigde, mits de weg overigens voldeed aan de in art. 719 BW (oud) genoemde voorwaarden (vgl: HR 3 december 1965, NJ 1967, 41 en HR 23 mei 1975, NJ 1976, 490). Een uitdrukkelijke bestemming behoeft niet te blijken uit een akte in de openbare registers en stilzwijgende bestemming kan uit gedragingen van de eigenaar worden afgeleid. Ingeval van langdurig gemeen gebruik kan evenwel een beroep worden gedaan op het bezit van het recht van buurweg, welk bezit een vermoeden van recht op levert in de zin van thans art. 3:119 lid 1 BW. Dat vermoeden is vatbaar voor tegenbewijs, in welk verband door de rechthebbende kan worden aangetoond dat de uitoefening van het recht slechts steunt op het gedogen van de rechthebbende op de weg of eigenmachtig optreden van degene die zich op het recht van buurweg beroept (vgl: Asser-Beekhuis 3-II, 12e druk, 1990, nr 179-181, Davids-Smalbraak, 3e druk, 1988, nr 38 en Pitlo-Brahn, 9e druk, 1987, p. 282-283). 5.7. Gelet op de brieven van 7 en 8 juli 2007 van de heer [betrokkene 2] kan in dit kort geding geen betekenis worden toegekend aan de door hem ondertekende verklaringen die partijen in het geding hebben gebracht. De verklaring van 28 juni 2007 van de heer [betrokkene 1] die door [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] in het geding is gebracht, kan niet gelden als een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring, inhoudende de bestemming van de oprit tot buurweg, omdat [betrokkene 1] na 1 januari 1992 eigenaar van de [adres] is geweest en een buurweg, zoals volgt uit het hiervoor onder 5.5. en 5.6. overwogene, toen niet meer kon ontstaan. Het doet er daarom niet toe dat in de verklaring van [betrokkene 1] staat dat het gebruik is overgenomen van de vorige eigenaar. 5.8. Niet in geding is dat de oprit reeds vóór 1992 werd gebruikt door de eigenaren van de percelen [adres] en [huisnummer]. Daardoor kan, zoals volgt uit het onder 5.6. overwogene, een beroep worden gedaan op het bezit van recht van buurweg, welk bezit een vermoeden van recht op levert in de zin van art. 3:119 BW, dat vatbaar is voor tegenbewijs. Dat tegenbewijs kan onder meer worden geleverd door aan te tonen dat de uitoefening van het recht steunt op het gedogen van de rechthebbende op de weg. Uit de door [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. overgelegde verklaring van de heer [betrokkene 1] van 8 juli 2007 kan worden opgemaakt dat de eigenaren van de percelen [adres] en [huisnummer] het gebruik van elkaars gedeelte van de oprit slechts gedoogden. Dit betekent dat niet valt uit te sluiten dat [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. in een bodemprocedure, waar bewijsvoering thuishoort, zal slagen in het tegenbewijs en [gedaagde in conventie / eiser in reconventie]’ beroep op bezit van recht van buurweg zal falen. 5.9. Het vorenstaande leidt ertoe dat in dit kort geding niet kan worden aangenomen dat de oprit tot buurweg is bestemd. Gewoonte 5.10. Krachtens art. 6:248 lid 1 BW heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen gevolgen, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst onder meer uit de gewoonte voortvloeien. Nu gelet op het hiervoor overwogene, niet aannemelijk is dat er tussen partijen een overeenkomst is met betrekking tot het gebruik van de oprit, kan er in dit kort geding ook geen sprake zijn van aanvulling van de inhoud van de overeenkomst door gewoonte. Het standpunt van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] over gewoonte wordt dan ook verworpen. De vorderingen in conventie 5.11. Op grond van het hiervoor overwogene staat het [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. vrij om op hun perceel op een afstand van 2,50 meter van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] een schutting te plaatsen. Een belangenafweging maakt dit niet anders. Een doorgang van 2,50 meter biedt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] voldoende mogelijkheid om met een auto aan de achterzijde van zijn woning te kunnen komen. Daarbij komt dat [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] twee auto’s achter zijn woning kan parkeren, in de garage en onder de carport en hij vóór de oprit die tussen de woningen ligt, dus daar waar de schutting niet komt, ruimte heeft om nog een auto te parkeren. De vordering die ziet op plaatsing van de schutting zal daarom worden toegewezen, op de wijze zoals hierna vermeld, waarbij er geen grond is voor veroordeling van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] om daadwerkelijk mee te werken aan de plaatsing van de schutting. Omdat [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] onvoldoende de stelling van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. heeft weersproken dat hij auto’s of andere obstakels op de oprit heeft gezet die plaatsing van de schutting verhinderen en hij evenmin voldoende heeft weersproken dat hij [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s., hun kinderen en bezoek onheus heeft bejegend, zullen ook de overige vorderingen worden toegewezen. Ambtshalve zal de dwangsom worden beperkt zoals hierna wordt vermeld. Ten overvloede 5.12. Ook als blijkt dat het wederzijds gebruik van de voormalige oprit is gebaseerd op de bestemming tot buurweg van die oprit door eerdere eigenaren, of dat het wederzijdes gebruik van de voormalige oprit voortvloeit uit een door partijen van eerdere eigenaren van de percelen overgenomen overeenkomst, welke rechtsvoorgangers overigens niet met namen worden genoemd, zal dat niet leiden tot plaatsing van de schutting op de door [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] gewenste afstand van zijn woning. Omdat de voormalige oprit tussen de woningen slechts 3,40 meter breed was, is het immers niet goed denkbaar dat anders dan incidenteel een auto tussen de woningen mocht staan. Een daar geparkeerde auto zou de doorgang van andere auto’s hebben verhinderd. De omvang van een eventueel bestaande buurweg of de inhoud van een eventueel overgenomen overeenkomst zou daarom niet anders kunnen zijn, dan dat een auto tot achter de woningen moet kunnen komen, om daar te parkeren. Voor die doorgang is, zoals hiervoor reeds is overwogen, een breedte van 2,50 meter voldoende. Plaatsing van een schutting op het perceel van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. op die afstand van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] is dan ook een goede grond voor beëindiging van de buurweg of de overeenkomst, nu de afstand tussen de woningen groter is geworden. Te meer omdat, zoals eveneens hiervoor is overwogen, [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] ook na plaatsing van de schutting op 2,50 meter van zijn woning, de mogelijkheid heeft om drie auto’s te parkeren. 5.13. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van die procedure. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. worden in conventie tot op heden begroot op: - dagvaarding € 84,31 - vast recht 251,00 - salaris procureur 816,00 Totaal € 1.151,31 De vorderingen in reconventie 5.14. Al het vorenstaande is ook grond voor afwijzing van de vorderingen in reconventie. 5.15. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van die procedure. In verband met de nauwe verwevenheid met het geschil in conventie, worden de kosten aan de zijde van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. in reconventie tot op heden begroot op nihil. 6. De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 6.1. veroordeelt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] 1. vanaf de dag volgend op de dag van betekening van dit vonnis het oprichten van een schutting, te plaatsen tussen de woningen van partijen op een afstand van 2,50 meter van de woning van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie], niet te frustreren, onder meer door a.het na kennisgeving door [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. binnen 24 uur vrijmaken van de oprit van alle obstakels zodat [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. dan wel door hem ingeschakelde derden de schutting kunnen oprichten, b.het tot nadere kennisgeving van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. vrijhouden van alle obstakels, c.het niet onjuist bejegenen van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. of derden tijdens de oprichting van de schutting, 2. vanaf de dag volgend op de dag van betekening van dit vonnis zich te onthouden van het parkeren van enig voertuig of het erf van eisers. 6.2. veroordeelt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] om vóór iedere dag dat hij geen uitvoering geeft aan het bepaalde onder 6.1. een dwangsom aan [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. te betalen van € 500,00 met een maximum van in totaal € 50.000,00, 6.3. veroordeelt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. tot aan deze uitspraak begroot op € 1.151,31 6.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 6.5. wijst het ander of meer gevorderde af, in reconventie 6.6. wijst de vorderingen af, 6.7. veroordeelt [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] is de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie / gedaagde in reconventie] c.s. begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 10 augustus 2007.