Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3607

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers153266
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ingevolge artikel 1022 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaart de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 152366 / HA ZA 07-300 Vonnis in incident van 15 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEODIS VITESSE NETHERLANDS B.V., gevestigd te Rotterdam, eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, verweerster in het incident, procureur mr. L. Paulus, advocaat mr. J.A. Trimbach te Hilversum, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROPESE SPECIALE BIOLOGISCHE PADDESTOELEN DA FU B.V., gevestigd te Huissen, gemeente Lingewaard, gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. ing. A. Klein. Partijen zullen hierna Geodis en Da Fu genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring - de incidentele conclusie van antwoord. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. De vordering en het verweer in het incident 2.1. Geodis heeft in opdracht en voor rekening van Da Fu vervoerwerkzaamheden verricht. In de hoofdzaak vordert Geodis – samengevat – betaling van haar facturen ter hoogte van in totaal € 6.866,51, te vermeerderen met rente en kosten. 2.2. Het standpunt van Da Fu komt erop neer dat de rechtbank niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Da Fu “geeft de voorkeur aan beslechting van [het] geschil middels arbitrage”. De rechtbank begrijpt dat als een beroep op haar onbevoegdheid. Da Fu verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar artikel 1.1 van de tussen partijen gesloten “Overeenkomst/machtiging voor het optreden als direct vertegenwoordiger” (door haar overgelegd als productie 1). Artikel 1.1 van die overeenkomst luidt: Tenzij anders overeengekomen, zijn op de verhouding tussen partijen de Nederlandse Expeditievoorwaarden van toepassing, inclusief de arbitrageclausule. Van toepassing is dan de laatste versie van de Nederlandse Expeditievoorwaarden die geldt op het moment van het verrichten van de handelingen/werkzaamheden. 2.3. Geodis voert verweer. Zij stelt zich – verkort weergegeven – op het standpunt dat de Nederlandse Expeditievoorwaarden niet van toepassing zijn op de vervoerovereenkomst waarop de vordering in de hoofdzaak is gegrond. Op die vervoerovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Geodis van toepassing en deze voorzien niet in arbitrage, aldus Geodis. Indien de Nederlandse Expeditievoorwaarden toch van toepassing zijn op de vervoerovereenkomst, dan beroept Geodis zich op artikel 23 lid 1 van die voorwaarden, dat luidt: (…) Onverminderd het in de voorgaande alinea bepaalde [te weten: dat alle geschillen met uitsluiting van de gewone rechter in hoogste ressort worden beslist door drie arbiters – de rechtbank] staat het de expediteur vrij vorderingen van opeisbare geldsommen, waarvan de verschuldigdheid niet door de wederpartij binnen vier weken na factuurdatum schriftelijk is betwist, voor te leggen aan de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de expediteur. (…) 2.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 3. De beoordeling in het incident 3.1. Ingevolge artikel 1022 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaart de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is. 3.2. Zoals volgt uit de overwegingen 2.2 en 2.3 verschillen partijen van mening over de vraag of de Nederlandse Expeditievoorwaarden en de daarin opgenomen arbitrageclausule in de onderhavige zaak van toepassing zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan het antwoord op deze vraag bij de beoordeling in het incident in het midden blijven. Zelfs al zouden de Nederlandse Expeditievoorwaarden en de arbitrageclausule van toepassing zijn, dan nog acht de rechtbank zich bevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Zoals Geodis subsidiair heeft aangevoerd, vermeldt artikel 23 lid 1 van de Nederlandse Expeditievoorwaarden namelijk tevens dat het de expediteur vrijstaat om vorderingen van opeisbare geldsommen, waarvan de wederpartij de verschuldigdheid niet binnen vier weken na factuurdatum schriftelijk heeft betwist, voor te leggen aan de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de expediteur. Niet in geschil is dat Da Fu de verschuldigdheid van de vordering van Geodis niet binnen vier weken na factuurdatum schriftelijk heeft betwist. Uit de conclusie van antwoord blijkt zelfs dat Da Fu de vordering in hoofdsom van Geodis erkent. Gezien het voorgaande stond het Geodis vrij om haar vordering aan de rechtbank voor te leggen. Geodis heeft er daarbij voor gekozen de zaak niet aan de rechtbank in haar vestigingsplaats Rotterdam voor te leggen, maar aan de rechtbank in Arnhem. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt, zodat de rechtbank in Arnhem zich bevoegd acht van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering moet dan ook worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen. 3.3. Da Fu zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. 3.4. Geodis heeft naast een proceskostenveroordeling tevens gevorderd Da Fu te veroordelen tot betaling van € 199,-- aan na-salaris met betekeningskosten, althans € 131,-- zonder betekeningskosten en vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten en na-salaris, indien deze 14 dagen na aanmaning daartoe niet door Da Fu zijn voldaan. De gevorderde nakosten zullen voor wat betreft het procureurssalaris worden toegewezen, nu zij zijn begroot volgens het liquidatietarief rechtbanken en hoven. De gevorderde deurwaarderskosten van betekening van dit vonnis zullen worden afgewezen, nu zij nog niet kunnen worden begroot. De kosten aan de zijde van Geodis worden aldus begroot op € 384,- aan salaris en € 131,-- aan na-salaris, tezamen € 515,--. 4. De beoordeling in de hoofdzaak 4.1. De rechtbank zal een comparitie van partijen bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen. 4.2. Verweerster in reconventie heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. Verweerster in reconventie moet de conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden. 4.3. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten. 4.4. De partijen wordt verzocht de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden. De meest gerede partij wordt verzocht de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomst – inclusief eventuele bijlagen – in het geding te brengen. 4.5. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. 4.6. Ter zitting kan aan de orde komen of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, welke vragen beantwoord moeten worden en wie partijen als deskundige benoemd willen zien. 5. De beslissing De rechtbank in het incident 5.1. wijst het gevorderde af, 5.2. verklaart zich bevoegd van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen, 5.3. veroordeelt Da Fu in de kosten van het incident, aan de zijde van Geodis tot op heden begroot op € 515,--, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten 14 dagen na aanmaning daartoe niet door Da Fu zijn voldaan, 5.4. verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad, in de hoofdzaak 5.5. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. M.P.C.J. van Bavel in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, 5.6. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 augustus 2007 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen in de maanden september tot en met december 2007, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald, 5.7. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen, 5.8. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd, 5.9. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken, 5.10. bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen, 5.11. verzoekt de tijdige toezending van de stukken. Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007.