Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3633

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers252-R-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brussel II bis. Beschermingsmaatregel kind. Verwijzing naar rechter in België, omdat deze meer dan de de Nederlandse rechter in staat is het belang van het kind, inmiddels in België woonachtig, te beoordelen. Voorafgaande uitspraak onder nummer BB3699.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 29 augustus 2007 Rekestnummer : 252-R-07 Rekestnr. rechtbank : J2 RK 06-1289 [appellante], wonende te Rotterdam, verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. S. de Kluiver, tegen de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Rijnmond, locatie Rotterdam, hierna te noemen: de raad. Als belanghebbenden zijn aangemerkt: [belanghebbende 1], wonende te Hoogstraten, België, hierna te noemen: de vader, 2. de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, kantoorhoudende te Rotterdam, hierna te noemen: Jeugdzorg. HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 4 juli 2007, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof partijen verzocht zich binnen drie weken na de datum waarop de beschikking is uitgesproken schriftelijk uit te laten omtrent de beoogde verwijzing op initiatief van dit hof naar de (appel)rechter van de gewone verblijfplaats van [de minderjarige]. Op 18 juli 2007 heeft Jeugdzorg schriftelijk aangegeven dat zij van mening is dat het hoger beroep in Nederland dient te worden behandeld. Bij schrijven van 23 juli 2007 heeft de procureur van de moeder aangegeven dat de moeder een beoogde verwijzing naar de appelrechter van de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] niet aanvaardt. Op 23 juli 2007 is een schrijven van de raad bij het hof ingekomen, waaruit blijkt dat de raad een verwijzing naar de Belgische (appel)rechter niet aanvaardt. Bij fax, ingekomen bij het hof op 6 augustus 2007, heeft de vader aangegeven dat hij er de voorkeur aan geeft de procedure naar de Belgische rechter te verwijzen. VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. Het hof overweegt als volgt. Gelet op het feit dat [de minderjarige] thans in België verblijft en de opvolgende maatregelen in België dienen te worden getroffen, acht het hof het in het belang van [de minderjarige] dat de onderhavige procedure aan de bevoegde Belgische rechter dient te worden overgedragen. De vader heeft bij voormelde fax de verwijzing aanvaard. Het hof zal de bevoegde Belgische rechter verzoeken de zaak over te nemen in de stand van het geding waarin dit zich thans bevindt ter verdere behandeling en afdoening. In afwachting van de beslissing van de bevoegde Belgische rechter ter zake van de aanvaarding van de verwijzing, zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 24 november 2007 pro forma. 2. Mitsdien beslist het hof als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verzoekt de Belgische rechter, het Hof van Beroep te Antwerpen, zetelende te 2000 Antwerpen, Waalsekaai 35A, de zaak over te nemen in de stand van het geding waarin dit zich thans bevindt ter verdere behandeling en afdoening; houdt de behandeling aan tot zaterdag 24 november 2007 pro forma; houdt in afwachting van de beslissing van de bevoegde Belgische rechter iedere verdere beslissing aan. Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Leuven en Punselie, bijgestaan door mr. Schaaij als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2007.