Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3639

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers152961
Statusgepubliceerd


Indicatie

De conclusie is dat aangenomen moet worden dat (gedaagde) illegaal aan Continuon toebehorende elektriciteit heeft afgetapt. Dit is zowel onrechtmatig als een toerekenbare tekortkoming in de overeenkomst tussen Continuon en (gedaagde)


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 152691 / HA ZA 07-360 Vonnis van 15 augustus 2007 in de zaak van de naamloze vennootschap N.V. CONTINUON NETBEHEER, gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem, eiseres, procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem, advocaat mr. C. van Oosten te Leiden, tegen [gedaagde], wonende te Arnhem, gedaagde, procureur en advocaat mr. M.J.R. Roethof te Arnhem. Partijen zullen hierna Continuon en [gedaagde] genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 9 mei 2007, - het proces-verbaal van comparitie van 27 juli 2007. Daarna is vonnis bepaald. De vaststaande feiten 1.1. De partijen hebben een overeenkomst met elkaar gesloten op basis waarvan Continuon zorgdraagt voor het transport van elektriciteit ten behoeve van de door [gedaagde] bewoonde woning aan de [adres] (hierna de woning). De registratie van de geleverde elektriciteit vindt plaats met behulp van een elektriciteitsmeter in de woning. 1.2. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor “Aansluiting en transport elektriciteit voor huishoudelijke afnemers” van toepassing. Deze voorwaarden houden onder meer in: “Artikel 1 Begripsomschrijving en toepasselijkheid 1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: netbeheerder: N.V. Continuon Netbeheer, gevestigd te Arnhem; afnemer: degene die een aanvraag voor aansluiting en transport voor huishoudelijke doeleinden bij de netbeheerder heeft ingediend, of voor huishoudelijke doeleinden de beschikking heeft over een aansluiting; (…) Artikel 6 Overeenkomst tot aansluiting en transport 1. Aansluiting en transport geschieden uit hoofde van een overeenkomst tussen de netbeheerder en de afnemer. 2. De overeenkomst gaat in op de dag waarop de afnemer voor het eerst de beschikking heeft over een aansluiting. De netbeheerder kan verlangen dat die overeenkomst schriftelijk wordt aangegaan. (…) Artikel 11 De meetinrichting (…) 3. de afnemer draagt er zorg voor dat de meetinrichting steeds goed bereikbaar is en goed kan worden afgelezen. Voorts dient hij de meetinrichting te beschermen tegen beschadiging en tegen verbreking van de verzegeling. (…) Artikel 13 Gevolgen van onjuiste meting (...) 2. Indien het onderzoek geen hanteerbare maatstaf oplevert voor het vaststellen van de getransporteerde hoeveelheid, is de netbeheerder bevoegd de omvang van de getransporteerde hoeveelheid in het desbetreffende tijdvak te schatten naar de beste ter beschikking van de netbeheerder staande gegevens (...). Artikel 18 Verbodsbepalingen 1. Het is de afnemer verboden: (...) b. door of vanwege de netbeheerder aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken; c. handelingen te verrichten of te doen verrichten, waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen, waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting (...) wordt verhinderd (...)”. Artikel 19 Andere verplichtingen (…) 3. de afnemer is verplicht aan de netbeheerder de nodige medewerking te verlenen bij de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in of krachtens deze algemene voorwaarden en de controle op de naleving daarvan, en wel in het bijzonder door: a. de netbeheerder zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van door hem waargenomen of vermoede schade, gebreken of onregelmatigheden in het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting, inclusief de meetinrichting, verbreking van de verzegeling daaronder begrepen; (…) 4. De afnemer is verplicht het redelijkerwijs mogelijke te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting te voorkomen. (…)” 1.3. Op 11 juni 2003 heeft de politie in samenwerking met Continuon een inval gedaan in de woning van [gedaagde]. Daarbij is een hennepkwekerij aangetroffen. Tevens is toen geconstateerd dat ten behoeve van deze hennepkwekerij illegaal elektriciteit is afgetapt door een vóór de meterkast, zonder toestemming van Continuon, zelfstandig geplaatste aansluiting. Daarbij is de meterkast beschadigd en is de verzegeling verbroken. Direct daarna heeft Continuon het transport van elektriciteit naar de woning verbroken. 1.4. Op 15 juni 2005 heeft de politie in samenwerking met Continuon opnieuw een inval gedaan in de woning van [gedaagde]. Daarbij werd weer een hennepkwekerij aangetroffen. In het procesverbaal van de door Continuon bij de politie gedane aangifte van diefstal is daarover neergelegd: “Op 15 juni 2005 is het volgende geconstateerd (door een fraudespecialist van Continuon; de rechtbank): De zegels van de huisaansluitkast waren verbroken. De deksel van de aansluitkast was niet meer aanwezig en er is geconstateerd dat aan de onder of bovenzijde van de zogenoemde coups een illegale elektriciteitsaansluiting had gezeten welke inmiddels was verwijderd. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit”. 1.5. Continuon heeft onderzoeken ingesteld om, op basis van artikel 13 lid 2 van de algemene voorwaarden, de omvang van de levering van elektriciteit zo goed mogelijk te schatten. De rapporten daarvan heeft Continuon in het geding gebracht. De door [gedaagde] gebruikte hoeveelheid elektriciteit heeft Continuon daarin berekend op 9.378 kWh voor de periode van 25 februari 2003 tot 11 juni 2003 en op 27.786 kWh voor de periode van 11 juni 2003 tot 15 juni 2005. Naar aanleiding daarvan heeft Continuon aan [gedaagde] facturen gestuurd tot een totaalbedrag van € 8.183,40 inclusief omzetbelasting, en wel als volgt: a. d.d. 3 februari 2005 in verband met de op 11 juni 2003 geconstateerde fraude aan de energievoorziening voor een bedrag van € 3.288,16 en b. d.d. 29 juni 2005 in verband met de op 15 juni 2005 geconstateerde fraude aan de energievoorziening voor een bedrag van € 4.895,24. 1.6. [gedaagde] heeft deze facturen niet voldaan. Het geschil 2. Continuon heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 8.183,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, administratiekosten van € 130,-- en buitengerechtelijke kosten ad € 768,--. Zij heeft daaraan, naast de hiervoor vermelde feiten ten grondslag gelegd dat zij als gevolg van het illegaal aftappen van elektriciteit door [gedaagde] schade heeft geleden tot het door haar berekende bedrag. 3. [gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna aan de orde zullen komen. De beoordeling van het geschil 4. [gedaagde] heeft allereerst opgeworpen dat Continuon slechts zorgdraagt voor het netbeheer en niet voor de levering van energie, zodat [gedaagde] ter zake van de gestelde energieleveranties niets aan Continuon verschuldigd is. 5. Dat verweer gaat niet op. Op zichzelf is juist, zo is namens Continuon tijdens de comparitie verklaard, dat de energiebedrijven zijn gesplitst en dat Continuon zorgdraagt voor het transport van energie en een andere entiteit binnen het Nuon-concern zorgt voor de levering aan de consument van energie. Verder is daarover door Continuon verklaard: “Continuon moet op grond van de Elektriciteitswet (...) zorgen voor voldoende elektriciteit op het net voor het verbruik van afnemers. Het verwachte verbruik wordt via een centraal systeem doorgegeven aan de leveranciers en verbruikers van elektriciteit. Het is de taak van Continuon om voor een energiebalans te zorgen tussen de elektriciteitsbehoefte van de afnemers en de elektriciteitsproductie. Door fraude ontstaat netverlies. Continuon maakt daarvan een schatting en koopt daarvoor extra elektriciteit in. Daardoor worden leveringsproblemen voorkomen (...). Bij fraude levert Continuon ongewenst energie aan een fraudepleger. Het gaat om diefstal van energie, waarvan zij eigenaar is (...). Continuon is krachtens de Elektriciteitswet (...) aangewezen als netbeheerder. Alleen de netbeheerder kan constateren dat er netverlies is en alleen hij kan onmiddellijk ingrijpen”. [gedaagde] heeft dat niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat Continuon, die moet zorgen voor voldoende spanning op het net, door het illegale verbruik van energie schade lijdt. 6. [gedaagde] heeft vervolgens opgeworpen dat de vordering van Continuon in elk geval wat betreft de in 2003 geconstateerde fraude op grond van artikel 7:28 BW is verjaard. Ook dat verweer faalt, reeds omdat het hier niet betreft een rechtsvordering tot betaling van een koopprijs, maar een vordering tot schadevergoeding, zodat de korte verjaringstermijn van artikel 7:28 BW (van twee jaren) hier niet van toepassing is. 7. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij tot juni 2003 ten behoeve van zijn hennepkwekerij illegaal elektriciteit heeft afgetapt. Hij heeft wel betwist dat hij dat na de afsluiting in juni 2003 ook nog heeft gedaan. Hij heeft aangevoerd dat hij vanaf die tijd stroom heeft gebruikt door middel van een op benzine werkend aggregaat. Desgevraagd heeft [gedaagde] tijdens de comparitie niet kunnen aangeven wanneer hij het aggregaat heeft gekocht en van wie. Een kwitantie ter zake van de koop heeft hij ook niet kunnen tonen. Al met al moet dit verweer van [gedaagde] als onvoldoende toegelicht worden gepasseerd. Uit hetgeen in juni 2005, tijdens de inval in de woning van [gedaagde], door de fraudespecialist van Continuon is geconstateerd (zie onder 1.4) volgt genoegzaam dat [gedaagde] ook na de afsluiting in juni 2003 nog illegaal elektriciteit heeft afgetapt. Daarbij is van belang dat onweersproken is dat er na de afsluiting van elektriciteit in juni 2003 nog wel spanning op de huisaansluiting in de woning is blijven staan en dat het mogelijk bleef elektriciteit af te nemen. 8. De conclusie is dat aangenomen moet worden dat [gedaagde] illegaal aan Continuon toebehorende elektriciteit heeft afgetapt. Dit is zowel onrechtmatig als een toerekenbare tekortkoming in de overeenkomst tussen Continuon en [gedaagde]. [gedaagde] zal de als gevolg daarvan door Continuon geleden schade dienen terug te betalen. [gedaagde] heeft dat ook niet betwist. De partijen verschillen evenwel van mening over de hoeveelheid elektriciteit die [gedaagde] in de genoemde periodes heeft verbruikt. 9. De schade van Continuon zal op de voet van artikel 6:97 dienen te worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden begroot, zal zij moeten worden geschat, zoals ook is voorzien in het eerder genoemde artikel 13 lid 2 van de algemene voorwaarden. 10. Voor de berekening van de omvang van de buiten de meter om afgenomen elektriciteit gaan de rapporten van Continuon uit van één eerdere kweek in 2003 en twee eerdere kweken in de periode van juni 2003 tot juni 2005. Continuon heeft dat gebaseerd op de aangetroffen vervuiling van de koolstoffilters, de aangetroffen kweekresten en de stoflagen. De in 2005 aangetroffen koolstoffilters waren volgens Continuon zo vervuild dat zij daarmee ook wel vier eerdere kweken aannemelijk hadden kunnen maken. [gedaagde] heeft de mate van vervuiling van de koolstoffilters niet betwist. Hij heeft alleen opgeworpen dat hij de filters tweedehands heeft gekocht en dat deze ten tijde van de aankoop al waren vervuild. Dat verweer zal als onvoldoende toegelicht worden gepasseerd. [gedaagde] heeft niet aangegeven wanneer hij die filters heeft gekocht, van wie en voor welk bedrag. Hij heeft evenmin de aankoopfacturen daarvan overgelegd. In haar rapporten heeft Continuon verder aangegeven dat zij assimilatielampen, benodigd voor de groei van de hennepplanten, heeft aangetroffen van 445, 600 en 645 Watt, onder opgave van de hoeveelheden van die verschillende lampen en (deels) onder opgave van het merk. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hij alleen lampen van 400 Watt heeft gebruikt. Die enkele mededeling, die niet is gestaafd met bescheiden, zoals aankoopfacturen, moet tegenover de gespecificeerde opgaven van Continuon als te vaag worden gepasseerd. Datzelfde geldt voor het verweer van [gedaagde] met betrekking tot de door hem gebruikte dompelpomp, ten aanzien waarvan hij had aangevoerd dat deze minder vermogen had dan door Continuon is gesteld. 11. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt geoordeeld dat de omvang van de door [gedaagde] buiten de meter om afgenomen elektriciteit door Continuon in haar rapporten voldoende is toegelicht en in redelijkheid op de daar berekende hoeveelheden kon worden geschat. Daarom zal worden uitgegaan van de juistheid van die schattingen. 12. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken moet worden aangenomen dat Continuon de in de facturen van 3 februari 2005 en29 juni 2005 neergelegde kosten (voorrijkosten, aan- en afsluitkosten, administratiekosten) heeft moeten maken. Dat geldt evenwel niet voor de gevorderde (extra) administratiekosten ad € 130,-- en de over de factuurbedragen gevorderde omzetbelasting van € 525,-- respectievelijk € 781,59. Met betrekking tot de administratiekosten heeft Continuon in het geheel niet toegelicht waarom deze kosten niet reeds zijn begrepen in de daarvoor in de facturen opgenomen post administratiekosten. Met betrekking tot de omzetbelasting geldt dat over vergoeding van schade zoals hier aan de orde geen omzetbelasting verschuldigd is. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen. 13. Dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt voor de inning van de onderhavige vordering heeft [gedaagde] betwist. Het had op de weg van Continuon gelegen te stellen en zo nodig te bewijzen welke werkzaamheden daartoe zijn verricht en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn geweest waarvoor een proceskostenveroordeling geen vergoeding pleegt in te sluiten. Dat heeft zij niet gedaan, bij gebreke waarvan dit gedeelte van de vordering moet worden afgewezen. 14. De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen voor wat betreft het procureurssalaris zonder betekening, nu zij zijn begroot volgens het liquidatietarief rechtbank en hoven en niet zijn bestreden. Het gevorderde procureurssalaris in geval van betekening van dit vonnis zal worden afgewezen, omdat niet zeker is dat het nodig is het vonnis te betekenen. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal worden toegewezen. 15. De slotsom is dat de vordering van Continuon toewijsbaar is tot een bedrag van (€ 8.183,40 minus de omzetbelasting ad € 525,-- en € 781,59 =) € 6.876,81, te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de onweersproken data van ingang. Dat Continuon door het handelen van [gedaagde] naast schade ook voordeel heeft genoten valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien. Er is, anders dan [gedaagde] meent, evenmin aanleiding de verplichting tot schadevergoeding te matigen. Het enkele feit dat de draagkracht van [gedaagde] betaling van een schadevergoeding tot voormeld bedrag niet toelaat is daarvoor in de gegeven omstandigheden onvoldoende. 16. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De beslissing De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Continuon te betalen een bedrag van € 6.876,81 (zegge: zesduizend achthonderd zesenzeventig euro en eenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.763,16 vanaf 17 februari 2005 en over € 4.113,75 vanaf 13 juli 2005 telkens tot aan de dag der algehele voldoening, veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Continuon bepaald op € 768,-- voor salaris en op € 370,85 wegens verschotten, en in de nakosten van € 131,--, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007.