Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3644

Datum uitspraak2007-07-13
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers156053
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Nakoming overeenkomst


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 156053 / KG ZA 07-300 Vonnis in kort geding van 13 juli 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GIZA VASTGOED B.V., gevestigd te Amersfoort, eiseres bij dagvaarding van 25 mei 2007, procureur mr. P.M. Wilmink, advocaat mr. P.C.W. Viëtor te Amersfoort, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BHT HOLDING B.V., gevestigd te Nijkerk, gedaagde, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. D.F. Berendsen te Utrecht. Partijen zullen hierna Giza en Bronswerk worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met producties - de mondelinge behandeling - de pleitnota van Giza - de pleitnota van Bronswerk. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Giza is een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling van locaties voor woningbouw en bedrijfsruimte. 2.2. Bronswerk is een bedrijf dat zich bezighoudt met het ontwerpen en vervaardigen van (onder meer) industriële warmtewisselaars, ventilatoren en verwarmingselementen, alsmede overige onderdelen voor de gas-, olie- en elektriciteitsindustrie. 2.3. De bedrijfsactiviteiten van Bronswerk worden onder meer uitgevoerd op het haar in eigendom toebehorende bedrijfsterrein in Nijkerk. Het aangrenzende - nagenoeg braakliggende - perceel grond, kadastraal bekend [adres], ter grootte van circa 11.423 m² (hierna: het perceel) behoort eveneens toe aan Bronswerk. 2.4. De rechtsvoorganger van Bronswerk (ten aanzien van de eigendom van het perceel) is de heer [bet[betrokkene], tevens directeur-grootaandeelhouder van Bronswerk. [betrokkene] heeft het perceel in 2004 aan Bronswerk verkocht en in eigendom overgedragen. 2.5. Giza en Bronswerk hebben op 16 december 2004 een (samenwerkings)overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) ten aanzien van de ontwikkeling van het perceel. Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt: “a Het gaat om een samenwerking voor ontwikkeling van het eigendom van Bronswerk, waarbij Bronswerk als huidige eigenaar de grond ter ontwikkeling inbrengt en Giza de daadwerkelijke ontwikkeling doet van het project, van initiatieffase tot realisering, waarbij Giza [betrokkene2] en [betrokkene3] architectenbureau bvb na” zal inschakelen voor het architectenwerk van het project. a. Bronswerk en Giza zullen ieder voor zich de voorbereidingskosten van de ontwikkeling dragen. b. Het is de uitdrukkelijke wens van de partijen Bronswerk en Giza om gezamenlijk het project tot een financieel goed einde te brengen, zoals hierna in punt c. en e. omschreven. Indien het gewenst is dat een van de partijen, door aangeven van de partijgenoten, met het project dient te stoppen, zal hierover fair overleg plaatsvinden met het doel deze partij de optimale kans te geven om in het project te blijven. (…) d. Het voornoemde plangebied van circa 11.423 m² is onderdeel van een totaalvisie op de locaties van gedeelte Bronswerk en het buurperceel van de HKF. (…) a. Vanuit een integrale ontwikkeling is het wenselijk dat het bestaand bedrijventerrein van Bronswerk in fase 4 een revitalisering verdient. Dit in het verlengde van de ontwikkeling van kantoren in fase 4 en eventueel fase 5. Indien hiervoor gekozen wordt is Bronswerk verantwoordelijk voor het proces. a. Als vooruitlopend onderdeel van het voornoemde hiervan is een afscherming in fase 1 noodzakelijk in verband met milieueisen. De daadwerkelijke vorm van uitvoering is een essentieel onderdeel van het plan. Uitwerking van bovengenoemde plannen kan pas starten als over deze vorm en kosten overeenstemming is bereikt. (…) h. Er een goedkeuring voor een bouwvergunning moet komen, gebaseerd op een plan die bij de gemeente Nijkerk wordt ingediend. a. Gebaseerd op ons planinitiatief kan er geen sprake zijn van de WVG. Hierover zal overleg plaatsvinden met de gemeente om een bevestiging hiervan te verkrijgen. b. Als onderliggend stuk voor indiening, en het doorlopen van de benodigde procedures bij instanties is, een nog uit te werken, plan in voorbereiding. a. Over de procedure en de stand hiervan, zullen de partijen elkaar informeren. b. Partijen gaan er van uit dat binnen één jaar na tekening een realiseerbaar plan op tafel ligt, dat uitvoerings- en verkoopgereed is. Binnen één jaar dient zichtbaar te zijn of bovengenoemde plannen, financieel en bestemmingen technisch haalbaar zijn, gebaseerd op de indieningsdata van de aansluitende faseringen. Het is niet de bedoeling van partijen om elkaar voor langere tijd te binden totdat er mogelijk wel een financieel of planologisch haalbare situatie ontstaat. Daarom wordt deze samenwerking aangegaan voor een tijdsduur van één jaar met een stilzwijgende verlenging van iedere keer één jaar.” 2.6. Conform de overeenkomst heeft Giza het plan verder uitgewerkt en is zij besprekingen begonnen met de gemeente Nijkerk (hierna: de gemeente) in verband met de noodzakelijke bestemmingsplanwijziging en andere goedkeuringen. Op 9 mei 2005 heeft zij aan de gemeente een stedenbouwkundige visie doen toekomen. 2.7. In de periode daarna is het plan onderwerp geweest van verschillende besprekingen met de gemeente, hetgeen heeft geresulteerd in een nader uitgewerkt planvoorstel van september 2005. Dat planvoorstel wijkt af van hetgeen eerder in de overeenkomst onder c en e was voorzien, in die zin dat er geen of minder kantoren zouden komen maar jongerenhuisvesting. Dit planvoorstel is bij brief van 15 september 2005 door Giza aan de gemeente gestuurd. Daarbij heeft zij de gemeente formeel om medewerking gevraagd voor het uitgewerkte plan. 2.8. Op 5 oktober 2005 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen Giza en Bronswerk. In het daarvan opgemaakte besprekingsverslag is onder meer het volgende opgenomen. “1. Stand van zaken; - Er ligt nu een realiseerbaar plan op tafel dat als basis dient om deze uitvoerings- en verkoopgereed te maken. Technisch geheel haalbaar, met inachtneming van de te lopen procedure vanuit de instanties (b.v. gemeente), en de definitieve milieurapportages. 3. Afspraken; - Aan de gemeente is de planning gevraagd m.b.t. de te lopen procedure. De verdere invulling van de planning uitwerken na reactie B&W. - Inhoudelijk een gewijzigd plan ten opzichte van 16 december 2004; meer wooneenheden, maar door segmentaanpassing (verkoopwaardes) in woontypes financieel hetzelfde uitgangspunt, zijnde een totale grondwaarde even hoog als die van 16 december 2004. (tijdens eerdere bespreking met de heer [betrokkene4]); Het uitwerken van een D.O. voor de hal achter op het terrein van Bronswerk door arch. [betrokkene3], na medewerking van de gemeente. Dit proces dient gelijk op te lopen in de procedure met het plan. Voor de investering voor een basic hal (zonder betonvloer) met opp. van circa 2.400 m² gaan we uit van een budget van € 425,--/m² excl. btw.“ 2.9. Op 28 oktober 2005 heeft er een volgende bespreking plaatsgevonden tussen partijen. In het daarvan opgemaakte besprekingsverslag is onder meer het volgende opgenomen. “3. Afspraken; - [betrokkene3] krijgt een bouwkundige tekening van de fabriek tbv het inleveren voor ontwerp, en maakt hiervoor ook foto’s van de huidige toestand. - [betrokkene4] gaat het voorwerk doen om te komen tot een PVE, met name voor de type hal cq overkapping cq fabriek. De budgettering-en procedure is sec de verantwoordelijkheid van Bronswerk, door de relatie van de eisen van de nieuwe hal. Deze procedure loopt gelijk met de te lopen planprocedure van Giza. De te realiseren plannen lopen ook gelijk in de uitvoer.” 2.10. Op 22 maart 2006 hebben partijen wederom met elkaar gesproken. 2.11. Bij brief van 18 april 2006 heeft Giza een aanvullende onderbouwing van het project, voor wat betreft de eigendomsgegevens en de verkoopsegmenten, voor de gemeente uiteengezet. Bij deze brief heeft Giza het verder bijgewerkte plan gevoegd. 2.12. Tijdens de collegevergadering van 31 mei 2006 heeft het college van B&W van de gemeente met de ruimtelijke invulling van het perceel door Giza ingestemd, alsmede met de (partiële) herziening van het daarvoor geldende bestemmingsplan. 2.13. Op 27 juni 2006 is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van het perceel tussen partijen doorgesproken. 2.14. Op 6 juli 2006 heeft het college van B&W van de gemeente onder meer het volgende aan Giza bericht. “Naar aanleiding van uw verzoek om instemming met het door u ingediende ontwikkelingsvisie met de daaraan gekoppelde ruimtelijke programmering en tevens uw verzoek medewerking te verlenen aan een wijziging van het bestemmingsplan t.b.v. de bouw van in totaal 65 woningen, appartementen voor starters, jongeren, een zorgcomplex en kantoorbebouwing op de locatie “Bronswerk”, delen wij u mede dat wij in principe bereid zijn deze medewerking te verlenen. Alvorens wij de herziening van het vigerende bestemmingsplan kunnen en zullen opstarten dienen wij over de navolgende zaken te beschikken. De benodigde onderzoeken dienen recent te zijn uitgevoerd. Voor alle duidelijkheid staat achter de onderzoeken aangegeven bij welke afdeling u hiervoor contact op kunt nemen. De benodigde onderzoeken zijn: - recent bodemonderzoek (Milieu) - akoestisch onderzoek (Milieu) - onderzoek BEVI / externe veiligheid (Milieu) - onderzoek luchtkwaliteit (Milieu) - hydrologisch onderzoek (Infra) - onderzoek cultuurhistorie en archeologie (BWT) - onderzoek naar de flora/fauna/ecologie (ROV) - planschaderisico analyse (ROV)” 2.15. Op 4 september en 29 september 2006 hebben Giza en Bronswerk opnieuw met elkaar gesproken. In het besprekingsverslag van 29 september 2006 is onder meer het volgende opgenomen. “5. Actiepunten; 1. [betrokkene] maakt een afspraak met de architect [betrokkene3] om ten behoeve van de aansluiting van het achterterrein een planopzet voor het achterterrein en de overkapping voor BHT te maken. 2. (…) 3. Aan de hand van de planning de initiatieven en onderbouwingen te gaan maken die nodig zijn voor bouwaanvragen en de te lopen procedures. 1. Bronswerk een PVE, en de budgettering-en procedure van de nieuwe hal. 2. Giza de planprocedure van het bouwplan.” 2.16. Naar aanleiding van het besluit van de gemeente heeft Giza aan onderzoeksbureau Acorius opdracht verstrekt om grondmonsters in het kader van het bodemonderzoek te nemen. Acorius heeft op 5 oktober 2006 veldwerk verricht en grondmonsters opgenomen op het perceel. Bronswerk heeft Acorius geen toestemming gegeven om grondmonsters te nemen op het gedeelte van het perceel dat nog door Bronswerk in gebruik is. 2.17. Bij brief van 11 december 2006 heeft [betrokkene] namens Bronswerk onder meer het volgende aan Giza bericht. “Met betrekking tot de ontwikkeling van de grond achter Bronswerk Heat Transfer BV heb ik aangegeven geïnteresseerd te zijn in verkoop van de grond of deelname in een projectontwikkeling onder enkele stringente voorwaarden waarbij de belangrijkste voorwaarde was dat de projectontwikkeling de huidige en toekomstige bedrijfsactiviteiten van Bronswerk Heat Transfer BV op geen enkele manier zouden mogen belemmeren of schaden! Hierbij heb ik jou een optie verleend tot circa eind 2005. in april 2006 heb jij aangegeven dat gesprekken met de gemeente er hebben toe geleid dat de gemeente mee wil werken aan een plan voor een combinatie van vrije sector woningen en sociale woningbouw. Tevens heb jij toen (in april) aangegeven dat de gemeente met geluid- c.q. hinderweteisen aan zou komen waaraan het plan zou moeten voldoen en waaraan Bronswerk Heat Transfer BV zou moeten voldoen. Vervolgens heb ik geen randvoorwaarde ontvangen van de gemeente, maar in plaats van deze eisen heb jij mij geïnformeerd dat de gemeente (met door jou ingediende plannen t.w. een combinatie van zorg, sociale woningbouw en vrije sector woningen) akkoord gaat en dat er geen eisen zijn te verwachten nu of in de toekomst m.b.t. Bronswerk Heat Transfer BV. (…) Ik heb direct aangegeven dat het plan zoals dat er nu uitzag voor de bedrijfsvoering van Bronswerk Heat Transfer BV onacceptabel zou zijn. De huizen staan mijns inziens te dicht op het bedrijf en er is (in mijn ogen) geen ‘verstandige’ overgang tussen wonen en werken.” 2.18. Op 27 februari 2007 heeft er nog een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. 2.19. Bij brief van 23 maart 2007 heeft [betrokkene] onder meer het volgende aan Giza bericht. “De door u ontwikkelde plannen zijn zeer nadelig voor Bronswerk Heat Transfer BV. Er is, zoals door u zelf aangegeven alleen rekening gehouden met maximale opbrengst voor de projectontwikkelaar. Dat is uw goed recht. Onze belangen, in termen van ongestoord ‘werken’ bij Bronswerk Heat Transfer BV en werkgelegenheid, strekken verder. (…) Reden om u formeel mede te delen dat wij u geen verdere optie verlenen om de grond van Bronswerk Heat Transfer BV te kunnen ontwikkelen.” 2.20. Partijen hebben daarna nog enkele malen met elkaar gecorrespondeerd, maar Bronswerk heeft vastgehouden aan de opzegging van de overeenkomst. 3. Het geschil 3.1. Giza vordert dat: primair 1. Bronswerk wordt veroordeeld haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004 na te komen, waaronder begrepen (doch niet noodzakelijkerwijs beperkt tot): a. het op eerste verzoek van Giza toestaan van en het medewerking verlenen aan de door de gemeente opgedragen onderzoeken als opgesomd in onderdeel 1.19 van de dagvaarding; b. het op eerste verzoek van Giza medewerking verlenen aan de verkrijging van benodigde vrijstelling(en) en vergunningen ten behoeve van de ontwikkeling op het perceel; c. het op eerste verzoek van Giza medewerking verlenen aan het benodigde notariële traject ten behoeve van de ontwikkeling, zoals genoemd in onderdeel 1.23 van de dagvaarding; d. het op eerste verzoek van Giza ontruimen van het gedeelte van het perceel dat door Bronswerk nog in gebruik is; e. het op eerste verzoek van Giza leveren van (delen van) het perceel conform de overeenkomst van 16 december 2004; f. het op eerste verzoek van Giza toestaan van en het medewerking verlenen aan de bouwactiviteiten ten behoeve van de ontwikkeling; g. het op eerste verzoek van Giza zorgdragen voor een overkapping van het achterterrein van Bronswerk, indien en voor zover van overheidwege vereist ten behoeve van de ontwikkeling; h. althans Bronswerk wordt veroordeeld al datgene te dulden en te doen dat noodzakelijk is om haar verplichtingen uit de overeenkomst van 16 december 2004 na te komen; 2. Bronswerk wordt verboden om: a. haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden ten opzichte van de activiteiten die ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 16 december 2004 door haar werden ontplooid, indien en voor zover die uitbreiding van activiteiten invloed zal hebben op de overeengekomen ontwikkeling; b. verplichtingen met derden aan te gaan ten aanzien van het perceel kadastraal bekend [adres], anders dan uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004; c. verplichtingen met derden aan te gaan ten aanzien van het perceel kadastraal bekend [adres] en/of haar onderneming, zonder dat daarbij de rechten van Giza uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004 (juridisch) zijn veiliggesteld; d. althans Bronswerk wordt verboden enige handeling te verrichten waardoor de uitvoering van de overeenkomst van 16 december 2004 bemoeilijkt wordt onmogelijk wordt gemaakt; een en ander telkens op straffe van een dwangsom; subsidiair 1. Bronswerk wordt veroordeeld binnen een week na betekening van dit vonnis door te onderhandelen met Giza, waarbij Bronswerk zich dient in te spannen - binnen redelijke grenzen - met Giza tot overeenstemming te komen over de uitvoering van de overeenkomst van 16 december 2004; 2. Bronswerk wordt verboden om: a. haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden ten opzichte van de activiteiten die ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 16 december 2004 door haar werden ontplooid, indien en voor zover die uitbreiding van activiteiten invloed zal hebben op de overeengekomen ontwikkeling, totdat een gerechtvaardigd breekpunt in deze onderhandelingen alsnog is bereikt; b. met derden te onderhandelen of verplichtingen aan te gaan ten aanzien van het perceel kadastraal bekend [adres], totdat een gerechtvaardigd breekpunt in deze onderhandelingen alsnog is bereikt; c. met derden te onderhandelen of verplichtingen aan te gaan ten aanzien van het perceel [adres] en/of haar onderneming, zonder dat daarbij de rechten van Giza uit hoofde van de onderhandelingen (juridisch) veiliggesteld zijn, totdat een gerechtvaardigd breekpunt in deze onderhandelingen alsnog is bereikt; d. althans Bronswerk wordt verboden enige handeling te verrichten waardoor de onderhandelingen over de uitvoering van de overeenkomst van 16 december 2004 bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt worden, totdat een gerechtvaardigd breekpunt in deze onderhandelingen alsnog is bereikt; een en ander telkens op straffe van een dwangsom; primair en subsidiair 1. Bronswerk wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.033,33 (exclusief BTW); 2. Bronswerk wordt veroordeeld in de kosten van het geding. 3.2. Giza legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Op 16 december 2004 is tussen Giza en Bronswerk een overeenkomst tot stand gekomen die rechten en verplichtingen voor beide partijen in het leven heeft geroepen. Beide partijen hebben tot voor kort ook intensief uitvoering gegeven aan de overeenkomst, met als doel om door samenwerking te komen tot de ontwikkeling en realisatie van het zogenaamde Bronswerkterrein. Er zijn vergaande vorderingen gemaakt. Het plan is in samenwerking met Bronswerk definitief gemaakt. De gemeente staat achter het plan en is bereid om mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging. Het plan is bovendien door de architect tot op het niveau van de verschillende woningen gedetailleerd uitgewerkt. Het project verkeert thans in de laatste fase voor uitvoering, te weten de fase waarin de gebruikelijke ruimtelijke procedures moeten worden doorlopen. Bronswerk heeft de overeenkomst op 23 maart 2007 dan ook beëindigd op een grondslag die haar conform de overeenkomst niet (meer) toekomt. Er is immers sprake van een binnen een jaar gereedgekomen realiseerbaar plan. Opzegging op grond van artikel h lid b sub b van de overeenkomst is niet meer mogelijk. Bronswerk dient haar verplichtingen uit de overeenkomst onverkort en onvoorwaardelijk na te komen. Doordat zij dat thans nalaat, schiet Bronswerk toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst. Subsidiair stelt Giza dat er sprake is van een stadium van onderhandelingen en samenwerking waarin het afbreken daarvan niet meer is geoorloofd. Bronswerk dient dan ook met Giza door te onderhandelen, waarbij Bronswerk zich dient in te spannen om binnen redelijke grenzen met Giza tot overeenstemming te komen over de uitvoering van de overeenkomst. 3.3. Bronswerk voert gemotiveerd verweer. Zij stelt allereerst dat de omstandigheden voorafgaand aan de overeenkomst, de hoedanigheid van partijen, de aard van de overeenkomst, de overige bepalingen uit die overeenkomst, alsmede de besprekingen na de overeenkomst er toe leiden dat het bepaalde artikel h sub b onder b zo moet worden uitgelegd dat het ter beoordeling van beide partijen is of er uiteindelijk een realiseerbaar, uitvoeringsgereed, verkoopgereed, financieel haalbaar en planologisch haalbaar plan op tafel ligt. Van een dergelijk plan is evenwel geen sprake. Er liggen slechts plannen op tafel die onvolledig zijn en aan alle kanten rammelen. Het stond en staat Bronswerk op grond van de overeenkomst dan ook vrij om in zo’n geval van verkoop van het perceel af te zien. Dat er geen sprake is van een realiseerbaar plan dat uitvoerings- en verkoopgereed is, blijkt volgens Bronswerk bovendien uit het feit dat partijen in het geheel geen overeenstemming hebben bereikt over de revitalisering van het bedrijfsterrein van Bronswerk en over de vorm en de kosten van de gewenste afscherming. Nader onderzoek hieromtrent dient nog te worden verricht, hetgeen tot op heden niet heeft kunnen plaatsvinden omdat de gemeente niet heeft aangegeven welke milieu (geluids) eisen gepaard zouden gaan met de door Giza opgestelde plannen. Bronswerk stelt ten slotte dat zij veelvuldig voorstellen heeft gedaan tot wijziging van de plannen, zodat deze mogelijk wel realiseerbaar, uitvoeringsgereed, verkoopgereed en financieel haalbaar zouden kunnen worden. Giza heeft echter vastgehouden aan haar eigen oorspronkelijke plannen en wenst daar niet van af te wijken. De vordering tot dooronderhandelen kan onder deze omstandigheden derhalve evenmin worden toegewezen. 4. De beoordeling 4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van Giza. 4.2. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard blijkt dat Bronswerk niet verder wil met het project omdat zij vreest dat haar bedrijfsvoering (in de toekomst) in gevaar zal komen doordat milieueisen gesteld gaan worden waaraan zij op de huidige locatie niet zal kunnen voldoen, in aanmerking genomen dat bij voortgang van het project een woonwijk pal naast haar bedrijfsterrein zal verrijzen. In dat verband heeft zij ook opgeworpen dat overkapping van haar bedrijfsterrein nodig is, maar dat de kosten daarvan naar voorlopige inschatting zo hoog zullen zijn dat die niet uit de opbrengst van de grond bestreden kunnen worden, terwijl dat voor haar juist steeds essentieel is geweest. Daartegenover stelt Giza zich op het standpunt dat het door Bronswerk gevreesde gevaar niet bestaat, omdat het bij de gemeente ingediende plan, dat in beginsel ook de instemming heeft van de gemeente, nu juist zo is ingericht dat het gerealiseerd kan worden zonder dat scherpere milieueisen aan de bedrijfsvoering van Bronswerk gesteld hoeven te worden. De in het plan opgenomen geluidswal, waarvan de kosten voor rekening van Giza komen, is voldoende, de overkapping die Bronswerk thans voor ogen staat daarvoor niet nodig. Dat de kosten daarvan mogelijk heel hoog zijn is iets dat Bronswerk regardeert maar daarmee niet iets dat beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. 4.3. De beoordeling spitst zich daarmee toe op het bepaalde in artikel d sub a onder a van de overeenkomst, luidende: “d. Het voornoemde plangebied van circa 11.423 m² is onderdeel van een totaalvisie op de locaties van gedeelte Bronswerk en het buurperceel van de HKF. (…) a. Vanuit een integrale ontwikkeling is het wenselijk dat het bestaand bedrijventerrein van Bronswerk in fase 4 een revitalisering verdient. Dit in het verlengde van de ontwikkeling van kantoren in fase 4 en eventueel fase 5. Indien hiervoor gekozen wordt is Bronswerk verantwoordelijk voor het proces. a. Als vooruitlopend onderdeel van het voornoemde hiervan is een afscherming in fase 1 noodzakelijk in verband met milieueisen. De daadwerkelijke vorm van uitvoering is een essentieel onderdeel van het plan. Uitwerking van bovengenoemde plannen kan pas starten als over deze vorm en kosten overeenstemming is bereikt.” Uit deze bepaling moet worden afgeleid dat de revitalisering van het bedrijfsterrein van Bronswerk als wenselijkheid in de overeenkomst onder ogen is gezien, maar dat dit de verantwoordelijkheid is van Bronswerk zelf. Dat betekent dat Bronswerk zelf de daarvoor benodigde plannen moet ontwikkelen en uitvoeren voor eigen rekening en dat de haalbaarheid daarvan voor haar eigen rekening en risico is. Als hetgeen Bronwerk in het kader van de revitalisering wenst, meer kost dan de verwachte opbrengst van de grond dan zal zij of haar plannen moeten bijstellen of de meerkosten zelf moeten betalen. Het is iets dat in het kader van de overeenkomst in beginsel Giza niet regardeert. Dat is blijkens het bepaalde onder a sub a anders voor zover het gaat om afscherming in verband met milieueisen. De ‘daadwerkelijke vorm van uitvoering daarvan’ wordt een ‘essentieel onderdeel’ van het plan genoemd. En verder kan de uitwerking van de plannen pas starten als over deze vorm en over de kosten overeenstemming is bereikt. Volgens Giza valt hieronder alleen de geluidswal en staat vast dat overeenstemming is bereikt nu de gemeente in principe akkoord is met het plan en de kosten van de geluidswal voor Giza zijn. Dat is te snel geconcludeerd. 4.4. De gemeente heeft het in gang zetten van de herziening van het bestemmingsplan afhankelijk gesteld van voorafgaande onderzoeken die hiervoor onder 2.14 zijn genoemd. Dat zijn voor een deel onmiskenbaar milieuonderzoeken. Het ligt zonder meer voor de hand dat die onderzoeken eerst uitgevoerd zullen moeten worden voordat de gemeente een definitief standpunt zal innemen over de haalbaarheid van het plan en dus over de vraag of de voorziene geluidswal volstaat. Anders zou de uitvoering van deze onderzoeken geen zin hebben. Op zichzelf is denkbaar dat daaruit zou resulteren dat gehele of gedeeltelijke overkapping van het bedrijfsterrein nodig zou zijn. Dan zou op grond daarvan heel wel mogelijk zijn dat die overkapping een essentieel onderdeel is van het plan, over de vorm en kosten waarvan nog geen overeenstemming is bereikt. Het is in zoverre op goede gronden dat Bronswerk zich op het standpunt stelt dat zij eerst meer duidelijkheid wil hebben over wat er in dat opzicht verlangd kan gaan worden. Dat zal pas aan de hand van die onderzoeken duidelijk kunnen worden. Daarna zullen dan zonodig plannen moeten worden gemaakt hoe daaraan te voldoen en tegen welke kosten. Eerst daarna zal beoordeeld kunnen worden, als de partijen niet tot overeenstemming kunnen komen daarover, welke consequenties dat heeft voor het door (moeten) gaan van de plannen. Giza gaat dan ook te snel als zij meent dat over dit essentiële onderdeel van het plan al overeenstemming bestaat. 4.5 Maar Bronswerk trapt te zwaar op de rem waar zij meent dat zij nu al van de hele overeenkomst afkan. Het plan dat er ligt is op zichzelf voldoende concreet om, de principe-instemming van de gemeente om tot wijziging van het bestemmingsplan over te gaan in aanmerking genomen, te concluderen dat er een plan ligt dat realiseerbaar is. De partijen zijn daarmee al lang bezig geweest, zonder dat Bronswerk eerder aanleiding heeft gezien, na een jaar of na twee jaar, af te haken omdat het - kort gezegd - niet opschoot. Daarom is het haar nu ook niet te doen, maar om de vraag of haar bedrijfsvoering in gevaar kan komen met het oog op milieueisen. Dat heeft echter met de hiervoor besproken kwestie te maken. Mede in aanmerking genomen dat Giza, zoals de heer Richter bij de mondelinge behandeling onweersproken heeft verklaard, inmiddels enkele tonnen aan kosten heeft gemaakt, moet geoordeeld worden dat het Bronswerk met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet vrijstaat de overeenkomst thans op de grond als bedoeld onder h sub b onder b te beëindigen. De partijen zullen eerst de stappen als bedoeld in rechtsoverweging 4.4 met elkaar moeten zetten. 4.6 Een en ander leidt tot de volgende slotsom. Giza en Bronswerk zijn nog steeds gebonden aan de overeenkomst. Ter uitvoering van deze overeenkomst dient bij de huidige stand van zaken allereerst een aantal (bodem)onderzoeken te worden verricht, zodat de gemeente een definitief standpunt kan bepalen met betrekking tot haar medewerking aan het project. Bronswerk dient hieraan derhalve haar medewerking te verlenen. Het gevorderde onder 3.1. primair sub 1a zal dan ook worden toegewezen. Zodra de resultaten van bedoelde onderzoeken bekend zijn en de gemeente haar definitieve standpunt daaromtrent heeft bepaald, dient Bronswerk, in samenspraak met architect [betrokkene3], een plan te maken met betrekking tot een afscherming van het bedrijfsterrein van Bronswerk, al dan niet met een overkapping. Dit om te waarborgen dat de bedrijfsvoering van Bronswerk in de toekomst geen gevaar loopt. Het gevorderde onder 3.1. primair sub 1h zal derhalve eveneens worden toegewezen, in voege zoals hierna aan te geven. Bij het voorgaande heeft te gelden dat zolang een en ander niet is afgrond, Bronswerk gebonden blijft aan de overeenkomst. Het is niet toegestaan om stappen te zetten die hiermee strijdig (zouden kunnen) zijn. Het gevorderde onder 3.1. primair sub 2 a, b en c zal derhalve ook worden toegewezen. Eerst nadat een en ander allemaal gereed is, moeten partijen trachten tot definitieve overeenstemming te komen met betrekking tot de vorm en kosten van afscherming van het bedrijfsterrein en de verdere ontwikkeling van het Bronswerkterrein, omdat dan een voor Bronswerk essentieel onderdeel van het plan tot klaarheid is gebracht. Daartoe zal de subsidiaire vordering onder 1 worden toegewezen in voege zoals hierna vermeld. Voor het toewijzen van de overige deelvorderingen van Giza bestaat in dit stadium geen aanleiding. Deze zullen dan ook worden afgewezen. Om dezelfde reden zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. 4.7. Er bestaat aanleiding de ten behoeve van de toe te wijzen delen van de vordering gevorderde dwangsommen te matigen in voege zoals hierna aan te geven. 4.8. Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: 5.1. veroordeelt Bronswerk haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004 na te komen, voor zover dit ziet op het op eerste verzoek van Giza toestaan van en het medewerking verlenen aan de door de gemeente opgedragen onderzoeken, te weten: - recent bodemonderzoek (Milieu) - akoestisch onderzoek (Milieu) - onderzoek BEVI / externe veiligheid (Milieu) - onderzoek luchtkwaliteit (Milieu) - hydrologisch onderzoek (Infra) - onderzoek cultuurhistorie en archeologie (BWT) - onderzoek naar de flora/fauna/ecologie (ROV) - planschaderisico analyse (ROV); 5.2. veroordeelt Bronswerk om, zodra de hiervoor onder 5.1. bedoelde onderzoeken zijn afgerond en de gemeente een definitief standpunt daaromtrent heeft bepaald, in overleg met architect [betrokkene3] binnen een (1) maand een duidelijk plan met bespreking van kosten te maken met betrekking tot een ingevolge dit een en ander noodzakelijke afscherming van het bedrijfsterrein van Bronswerk, al dan niet met een overkapping; 5.3. veroordeelt Bronswerk om nadat aan het bepaalde onder 5.1. en 5.2. is voldaan verder te onderhandelen met Giza teneinde overeenstemming te bereiken over vorm en kosten van de noodzakelijke afscherming; 5.4. verbiedt Bronswerk om: - haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden ten opzichte van de activiteiten die ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 16 december 2004 door haar werden ontplooid, indien en voor zover die uitbreiding van activiteiten invloed zal hebben op de overeengekomen ontwikkeling; - verplichtingen met derden aan te gaan ten aanzien van het perceel kadastraal bekend [adres], anders dan uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004; - verplichtingen met derden aan te gaan ten aanzien van het perceel kadastraal bekend [adres] en/of haar onderneming, zonder dat daarbij de rechten van Giza uit hoofde van de overeenkomst van 16 december 2004 (juridisch) zijn veiliggesteld; 5.5. veroordeelt Bronswerk om, ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan een of meerdere bovenstaande veroordelingen (5.1., 5.2. en/of 5.3.) te voldoen en/of bovenstaand verbod (5.4.) overtreedt, aan Giza een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij met de nakoming daarvan in gebreke blijft en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, zulks met een maximum van € 500.000,00; 5.6. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt; 5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 5.8. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 13 juli 2007.