Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3654

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/2492
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verweerder heeft aan Schoolbestuur Salto vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een basisschool en kinderdagverblijf te Eindhoven. Verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 2, van de WRO.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 07/2492 Uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 6 september 2007 inzake [3 verzoekers] te [woonplaats], verzoekers, gemachtigde mr. D. Wintraecken, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder, gemachtigde mr. J.H.N. Kepers. Aan het geding heeft als partij deelgenomen Schoolbestuur Salto, te Eindhoven. Procesverloop Bij besluit van 13 april 2007 heeft verweerder aan Schoolbestuur Salto (hierna: vergunninghouder) vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een basisschool en kinderdagverblijf op het perceel, plaatselijk bekend Opera/Ernani (ongenummerd) te Eindhoven. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 24 mei 2007 bij verweerder bezwaar gemaakt. Bij brief van 26 juli 2007 hebben verzoekers zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank gewend met het verzoek ten aanzien van het besluit van 3 april 2007 een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak is behandeld ter zitting van 23 augustus 2007, alwaar verzoekers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder zijn P.J.M. Hellings, L.M.J. Binbergen en E.E.W. Hagelaar verschenen. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die in de hoofdzaak bevoegd is of kan worden op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium met zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure. 3. Aan de orde is of ter zake van verweerders besluit van 3 april 2007 een voorlopige voorziening moet worden getroffen, inhoudende dat dit besluit in afwachting van het te nemen besluit op bezwaar wordt geschorst. 4. Het project behelst de realisering van een basisschool en een kinderdagverblijf. Basisschool ‘de Vuurvlinder’ heeft op zijn huidige locatie aan het Vuurplein te weinig ruimte om uit te breiden. Uiteindelijk is daarom een vervangende locatie gevonden in het noordoosten van de wijk II Blixembosch bij de zogenaamde Italiaanse wijk, op de hoek van de Opera en de Ernani. Gelijktijdig met de nieuwbouw van de basisschool zal op deze locatie een gebouw ten behoeve van de kinderopvang ‘de Bloemenkinderen’ worden gerealiseerd. In het nieuwe gebouw zal ook een verloskundigenpraktijk gevestigd worden, die nu nog bij de kinderopvang is gehuisvest. In het kader van de te volgen inspraakprocedure heeft het ontwerpbesluit met ingang van 21 december 2006 tot en met 31 januari 2007 ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid is geboden een zienswijze kenbaar te maken. Hiervan is door - onder anderen - verzoekers gebruik gemaakt. 5. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). 6. Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder c., van de Ww mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen, waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met – onder meer – het bestemmingsplan. 7. Ingevolge de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen ‘II Blixembosch’ en ‘III Blixembosch’, vastgesteld door de raad van verweerders gemeente op respectievelijk 25 mei 1992 en 25 maart 1997, rusten op het onderhavige perceel de bestemmingen ‘Agrarisch gebied’ en ‘Woondoeleinden’. 8. Niet in geschil is dat het onderhavige bouwplan met de ter plaatse vigerende bestemmingen in strijd is. 9. Om voor het bouwplan toch een bouwvergunning te kunnen verlenen heeft verweerder met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling van de vigerende bestemmingsplannen verleend. 10. Krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, ten behoeve van de verwezenlijking van een project, vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders. 11. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. 12. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het bouwplan behoort tot de categorieën van gevallen waarvoor gedeputeerde staten van Noord-Brabant (gs) bij besluit van 16 mei 2006 hebben bepaald dat geen voorafgaande verklaring van geen bezwaar nodig is, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO. De ruimtelijke onderbouwing voor het onderhavige project wordt blijkens het bestreden besluit gevormd door het ontwerpbestemmingsplan ‘VI Blixembosch ’ (hierna: het ontwerpbestemmingsplan). 13. Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften van dit globale, nog uit te werken, ontwerpbestemmingsplan rust op het onderhavige perceel de bestemming “Woondoeleinden nader uit te werken (WU)”. 14. Ingevolge artikel 3.2 van de planvoorschriften van het ontwerpbestemmingsplan werken burgemeester en wethouders de in artikel 3.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de verder in dit artikel gestelde regels. 15. Ingevolge artikel 3.3 van de planvoorschriften van het ontwerpbestemmingsplan, met het kopje ‘Voorlopig bouwverbod’, mogen, zolang en voor zover de in 3.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, bouwwerken slechts worden gebouwd, mits: a. het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan; b. van gs vooraf een verklaring van geen bezwaar is ontvangen, tenzij: - gs hebben verklaard, dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en - gedurende de termijn van ter-inzage-legging geen bedenkingen tegen het ontwerpuitwerkingsplan zijn ingebracht. 16. Ingevolge eerder genoemd besluit van gs van 16 mei 2006 is een verklaring van geen bezwaar niet benodigd voor – voor zover hier van belang – projecten die in overeenstemming zijn met voorontwerpbestemmingsplannen waarover de Provinciale Planologische Commissie en de directie ROH positief hebben geadviseerd. 17. De voorzieningenrechter stelt vast, hetgeen overigens door partijen niet is betwist, dat ten behoeve van het onderhavige bouwplan geen (ontwerp)uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.2 van de planvoorschriften van het ontwerpbestemmingsplan ‘VI Blixembosch’ is vastgesteld. Aldus geldt ingevolge artikel 3.3. van de planvoorschriften ter plaatse een bouwverbod. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpbestemmingsplan ‘VI Blixembosch’, zoals vereist in het besluit van gs van 16 mei 2006. Daarbij is in aanmerking genomen dat is gesteld noch gebleken dat het bouwplan onder één van de andere categorieën van gevallen valt die worden genoemd in het besluit van 16 mei 2006. Reeds hierom kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 19, tweede lid, van de WRO. 18. Daarenboven hebben verzoekers terecht betoogd dat het project niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daartoe wordt overwogen dat het ontwerpbestemmingsplan ‘VI Blixembosch’ een globaal karakter heeft, en nader dient te worden uitgewerkt. Nergens valt in het ontwerpbestemmingsplan enige op het onderhavige project toegespitste ruimtelijke onderbouwing te lezen. 19. Het voorgaande leidt tot de conclusie leidt dat het bestreden besluit zeer waarschijnlijk niet - ongewijzigd - in stand zal kunnen blijven. Gelet hierop behoeven de overige, door verzoekers aangevoerde grieven geen bespreking. 20. Gezien het voorgaande, komt het verzoek om een voorlopige voorziening voor toewijzing in aanmerking, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot en met zes weken na het nemen van het besluit op bezwaar. 21. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 1. 22. Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door de gemeente Eindhoven aan verzoekers het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van € 143,00 dient te worden vergoed. 23. Beslist wordt als volgt. Beslissing De voorzieningenrechter, - wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe; - schorst het besluit van 13 april 2007 tot en met zes weken na het nemen van het besluit op bezwaar; - gelast de gemeente Eindhoven verzoekers het door hen gestorte griffierecht te vergoeden ten bedrage van € 143,00; - veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten vastgesteld op - € 644,00; - wijst de gemeente Eindhoven aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden. Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2007. Tegen deze uitspraak staat geen rechtmiddel open. Afschriften verzonden: