Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3658

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-09-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers53518 HA ZA 06-346
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(...) EBM heeft zich vervolgens tegen de vordering van Jacobse Goes verweerd met een beroep op een opschortingsrecht. Zij heeft dat opschortingsrecht, zo begrijpt de rechtbank, allereerst gebaseerd op het feit dat Jacobse Goes niet aan haar verplichtingen heeft voldaan door niet naar de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap te werken. Dit ziet derhalve op de totstandkoming van het werk. Het verweer van EBM wordt verworpen. Immers, vaststaat dat partijen geen vastomlijnde werk- en prijsafspraken hebben gemaakt, maar werkten op basis van regie. Jacobse Goes heeft het werk afgerond en niet betwist is dat EBM heeft gekregen waar zij om heeft gevraagd. Dat een glaspaneeltje is gebroken en het voor de audio-apparatuur boordje foutief is gemonteerd, moge zo zijn, maar (..)''


Uitspraak

zaaknummer / rolnummer: 53518 / HA ZA 06-346 Vonnis van 29 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JACOBSE GOES B.V., gevestigd te Goes, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, procureur mr. B.H. Vader, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EXPLOITATIE- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ "MIDDELBURG”B.V., gevestigd te Middelburg, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. C.J. IJdema, advocaat mr. H.J. Hoegen Dijkhof te Amsterdam. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 8 november 2006; het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2007. De feiten Op 6 februari 2006 heeft EBM aan Jacobse Goes een opdracht verstrekt voor bouwkundige werkzaamheden in en aan de kantoorruimte van EBM en in de woning van de directeur van EBM, de heer [P.d.V.]. De prijs werd bepaald op basis van nacalculatie. Jacobse Goes heeft voor de door haar verrichte werkzaamheden een drietal facturen aan EBM verstuurd: 24 februari 2006 ad € 15.000,-- 22 maart 2006 ad € 15.000,-- 7 april 2006 ad € 23.738,50. De laatste factuur heeft EBM niet betaald. Op 2 mei en 18 mei 2006 heeft Jacobse Goes betalingsherinneringen aan EBM verzonden. Bij brief van 23 mei 2006 deelt EBM mee: “(…) In ons laatste telefoongesprek, direct na ontvangst van de rekening, verzochten wij u om een specificatie, welke wij hebben ontvangen. Daarbij, maar ook daarvoor, hebben wij u laten weten dat de werkorganisatie zeer inefficiënt is geweest en er veel zaken overgedaan moesten worden etc. Wij stelden voor om een en nader ter plaatse met u te bespreken en deelden mee niet bereid te zijn de ‘missers’ en fouten te belonen. Helaas hebben wij anders dan de aanmaning niets meer vernomen. Gaarne nodigen wij u uit een en ander alsnog te bespreken. (…)” Op 31 mei 2006 heeft Jacobse Goes op voornoemde brief gereageerd: “(…) Wij betreuren uw late reactie, daar wij inmiddels al twee maal een verzoek tot betaling hebben verzonden. Uw opmerking met betrekking tot de werkorganisatie etc. zijn voor ons onduidelijk. In verband met mijn verblijf in het buitenland verzoek ik u de volgens u bestaande problemen concreet en schriftelijk binnen een week aan mij te melden. (…)” Bij brief van 7 juni 2006 heeft EBM aan Jacobse Goes meegedeeld: “(…) Wij hebben u herhaaldelijk gevraagd eens langs te komen om het werk te bezien en met u de problemen te bespreken. Helaas hebben wij u niet gezien. In onze brief van 23 mei jl. nodigden wij u uit een en ander alsnog te bespreken, helaas reageert u hier niet op (…) Om het even heel duidelijk te stellen: de nota’s betwisten wij en deze zijn door u in het geheel niet contractueel opeisbaar (…)”. Bij brief van 19 juni 2006 is EBM ten slotte gesommeerd tot betaling en in gebreke gesteld. Het geschil in conventie Jacobse Goes B.V. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, EBM te veroordelen om binnen veertien dagen na het ten dezen te wijzen vonnis aan Jacobse Goes € 23.738,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2006 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van EBM in de kosten van het geding. Jacobse Goes legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Het werk is door EBM aanvaard en in gebruik genomen. Door de laatste factuur niet te betalen, schiet EBM tekort in de nakoming van haar verplichting. Zij kan dan ook geen beroep doen op enig opschortingsrecht. Voor zover EBM stelt dat Jacobse Goes wanprestatie heeft geleverd, betwist zij dit. EBM voert verweer. Zij is van mening dat, nu zij het werk nog niet heeft aanvaard, de laatste factuur van Jacobse nog niet opeisbaar is. Daarnaast heeft Jacobse Goes het werk niet naar de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap verricht, zodat zij haar betalingsverplichting mag opschorten totdat Jacobse Goes haar verplichtingen uit de overeenkomst behoorlijk zal zijn nagekomen. Verder stelt EBM zich op het standpunt dat Jacobse Goes geen redelijke prijzen heeft gebruikt, waardoor zij – kort gezegd – wanpresteert. Ten slotte vordert EBM, voor zover nodig, partiële ontbinding van de overeenkomst, in die zin dat EBM niet meer dan € 30.000,-- is verschuldigd, zodat zij reeds aan haar verplichting heeft voldaan. in reconventie EBM vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: te verklaren voor recht dat Jacobse Goes wanprestatie c.q. even zovele onrechtmatige daden heeft gepleegd; Jacobse Goes te veroordelen om binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan EBM te betalen een bedrag van € 8.207,07, incl. BTW, plus griffierechten ad € 520,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zodanig tijdstip dat de rechtbank zal vermenen te behoren, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening; Jacobse Goes te veroordelen om binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan EBM te betalen een bedrag van € 768,-- wegens buitengerechtelijke kosten, althans te betalen een bedrag door de rechtbank redelijk te achten buitengerechtelijke kosten; alles onder veroordeling van Jacobse Goes in de kosten van het geding en de nakosten. EBM legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag. Jacobse Goes is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen nu zij het werk niet conform de overeenkomst tot stand heeft gebracht. Bovendien is het werk niet opgeleverd en heeft Jacobse Goes een onredelijke prijs berekend waarmee zij de prijsafspraken die tussen partijen golden, heeft geschonden. Daarenboven heeft Jacobse Goes in strijd met de redelijkheid en billijkheid die bij de uitvoering van overeenkomsten betamelijk is gehandeld. Jacobse Goes is niet ingegaan op de herhaaldelijk door EBM aangehaalde klachten, waardoor zij EBM op kosten heeft gejaagd. Tot slot heeft Jacobse Goes EBM rauwelijks gedagvaard, waardoor EBM wederom ten onrechte kosten heeft moeten maken. Door deze wanprestatie c.q. door het onrechtmatig handelen heeft EBM schade geleden. Jacobse Goes voert verweer. Het werk is opgeleverd en er is een gangbare prijs gehanteerd. EBM heeft niet gereclameerd ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden. De nota’s zijn zonder protest ontvangen en behouden. De werken zijn overeenkomstig de gemaakte afspraken tot stand gebracht en EBM heeft de werken steeds stilzwijgend aanvaard. Jacobse Goes betwist de (hoogte van de) gestelde geleden schade. De beoordeling in conventie Jacobse Goes vordert betaling van haar openstaande factuur. Voorop dient te worden gesteld dat Jacobse Goes in beginsel aanspraak heeft op betaling van de door haar verrichte werkzaamheden op basis van de door haar daadwerkelijk bestede tijd tegen het overeengekomen (uur)tarief voor die werkzaamheden. Er is immers gesteld noch gebleken dat Jacobse Goes voor haar werkzaamheden een vaste prijs zou rekenen dan wel dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen. EBM heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de factuur echter nog niet opeisbaar is omdat het werk niet door haar is aanvaard. De rechtbank oordeelt als volgt. De werkzaamheden zijn door Jacobse Goes verricht in de maanden februari en maart 2006. Jacobse Goes heeft na beëindiging van de werkzaamheden de slotnota op 7 april 2006 aan EBM verzonden. Vaststaat dat er nadien geen werkzaamheden meer door Jacobse Goes zijn verricht. Ter zitting is door EBM verklaard dat het eindresultaat acceptabel is, maar dat – samengevat – de weg ernaar toe onprofessioneel is geweest. Dit leidt echter wel tot de conclusie dat het werk is aanvaard door EBM en dus dat het werk als opgeleverd moet worden beschouwd. Het laatste factuurbedrag had betaald moeten worden binnen veertien dagen na factuurdatum, derhalve uiterlijk op 21 april 2006, zodat het bedrag van € 23.738,50 thans opeisbaar is. EBM heeft zich vervolgens tegen de vordering van Jacobse Goes verweerd met een beroep op een opschortingsrecht. Zij heeft dat opschortingsrecht, zo begrijpt de rechtbank, allereerst gebaseerd op het feit dat Jacobse Goes niet aan haar verplichtingen heeft voldaan door niet naar de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap te werken. Dit ziet derhalve op de totstandkoming van het werk. Het verweer van EBM wordt verworpen. Immers, vaststaat dat partijen geen vastomlijnde werk- en prijsafspraken hebben gemaakt, maar werkten op basis van regie. Jacobse Goes heeft het werk afgerond en niet betwist is dat EBM heeft gekregen waar zij om heeft gevraagd. Dat een glaspaneeltje is gebroken en het voor de audio-apparatuur boordje foutief is gemonteerd, moge zo zijn, maar dit leidt niet tot de conclusie dat het werk niet goed tot stand is gekomen. Ook de omstandigheid dat de werknemers van Jacobse Goes (veelvuldig) overleg hebben gehad ’s morgens bij de aanvang van de werkzaamheden duidt er niet zonder meer op dat Jacobse Goes niet goed werkte. EBM heeft nagelaten haar stelling dat de werkzaamheden niet goed tot stand zijn gekomen, nader te concretiseren. Nadat het werk was afgerond heeft Jacobse Goes geen werkzaamheden meer verricht en rust er op haar geen nakomingsverplichting meer, zodat EBM geen beroep kan doen op een opschortingsrecht. EBM grondt haar opschortingsbevoegdheid daarnaast op het feit dat a) Jacobse Goes heeft verzuimd “nette prijzen” te hanteren, en b) dat zij improductieve manuren als gevolg van gebrekkige levering van materialen en voorgefabriceerde elementen in rekening heeft gebracht, waardoor zij wanprestatie levert. Jacobse Goes bestrijdt dat de feitelijk bestede uren niet reëel zijn dan wel dat er te langzaam of improductief zou zijn gewerkt. Zij is van mening dat EBM zich vergist in de bewerkelijkheid van sommige werkzaamheden. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder a) gestelde als volgt. Jacobse Goes heeft de door haar met de facturen in rekening gebrachte werkzaamheden gespecificeerd door middel van een overzicht waarop is aangegeven welke werkzaamheden wanneer door welke medewerker zijn verricht en tegen welk uurtarief. Ook heeft Jacobse Goes daarin aangegeven welke materialen zij heeft gebruikt. Daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan haar verplichting om inzichtelijk te maken op welke wijze zij het in rekening gebrachte loon berekend heeft en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Wanneer EBM meent dat Jacobse Goes haar declaraties niet deugdelijk heeft gespecificeerd ligt het op haar weg aan te geven op welke onderdelen de verstrekte specificaties vragen oproepen en welke aanvullende informatie zij wenst. EBM heeft dit echter nagelaten. Uit het bovenstaande volgt dat Jacobse Goes naar het oordeel van de rechtbank aan haar verplichting tot specificatie heeft voldaan. Het ligt dan vervolgens op de weg van EBM om aan te tonen dat de beschrijving van Jacobse Goes niet klopt en dat er daadwerkelijk teveel uren in rekening zijn gebracht. EBM heeft echter slechts gesteld dat sprake was van een onprofessionele opstelling en dat er, als gevolg van een gebrek in de communicatie, niet productief gewerkt werd. Dit is echter onvoldoende om de gemotiveerde onderbouwing van Jacobse Goes te weerlegggen. Ook bij gelegenheid van de comparitie heeft zij volstaan met de door de heer De Visser geplaatste opmerking dat hij reeds 40 jaar in het vak zit, dat hij weet wat één en ander aan tijd kost en dat het werk van Jacobse Goes duur is. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de deskundigheid van De Visser, is dit onvoldoende om de onderbouwing van Jacobse Goes te weerleggen. Om dit te ontkrachten had EBM een gemotiveerde beschrijving van het volgens haar reële aantal manuren dienen over te leggen. Nu ook hiervan niet gebleken is, brengt het vorenoverwogene met zich dat het gedane beroep op het opschortingsrecht faalt. De vraag is vervolgens of Jacobse Goes tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting door andere prijzen te rekenen dan overeengekomen, zoals onder b) gesteld. In dat kader zijn partijen het erover eens dat is afgesproken dat Jacobse Goes tegen “nette prijzen” zou werken. Partijen verschillen echter van mening over de invulling van dit begrip. In dit kader moet voorop worden gesteld dat bij een regie-overeenkomst als de onderhavige het aan Jacobse Goes als aannemer te betalen bedrag bestaat uit de door haar voor het werk betaalde lonen en materialen en eventuele andere uitvoeringskosten, vermeerderd met een (meestal in een percentage van die kosten uitgedrukte) winstopslag en met de omzetbelasting. De regie-overeenkomst brengt voorts mee dat EBM als opdrachtgever met vertrouwen de administratie van hoeveelheden, prijzen en lonen en de organisatie en het tempo van uitvoering aan Jacobse Goes moet overlaten, waar tegenover staat dat laatstgenoemde dit in haar gestelde vertrouwen moet honoreren. Zij zal haar rekening moeten opmaken in overeenstemming met hetgeen naar gebruik, redelijkheid en billijkheid door een redelijk aannemer mag worden gedeclareerd. In dat kader heeft EBM aangevoerd dat het door Jacobse Goes berekende uurloon ad € 46,22 exclusief BTW te hoog is. Zij heeft echter nagelaten aan te geven wat dan wel reëel zou zijn. Ook is gesteld noch gebleken dat zij eerder bij Jacobse Goes heeft geklaagd dat de gerekende uurprijzen te hoog zijn. De rechtbank zal dan ook uitgaan van voornoemd loon. Met betrekking tot de overige kosten heeft EBM gesteld dat deze buitensporig zijn en daarbij heeft zij verwezen naar een offerte van Architectenbureau Fierloos. Daaruit blijkt volgens haar dat de werkzaamheden verricht hadden kunnen worden voor (afgerond) € 10.000,-- minder. De rechtbank is van oordeel dat EBM onvoldoende heeft onderbouwd dat de door deze onderneming geoffreerde werkzaamheden precies hetzelfde en van dezelfde kwaliteit zijn als van Jacobse Goes. Er zal dan ook voorbij worden gegaan aan dit verweer. Ten slotte heeft EBM nog gesteld dat de overeenkomst partieel moet worden ontbonden, met dien verstande dat een bedrag van € 30.000,-- resteert. Zij heeft echter, mede gelet op het vorenstaande, nagelaten deze stelling voldoende te onderbouwen, zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan. EBM heeft een bewijsaanbod gedaan ten aanzien van haar stellingen omtrent de overeenkomst, de (gebrekkige) uitvoering van het werk en de gefactureerde bedragen, doch zij heeft ter adstructie van de stellingen niets aangevoerd dat een begin van vermoeden van juistheid van haar stellingen inhoudt, zodat het bewijsaanbod, dat ook bij de mondelinge behandeling niet is geconcretiseerd, wordt gepasseerd. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden toegewezen, waarbij EBM zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. In reconventie EBM grondt haar reconventionele vordering op de door haar aangevoerde verweren in conventie, te weten het niet volgens de overeenkomst tot stand brengen van het werk, het niet opleveren en het rekenen van onredelijke prijzen. In conventie zijn deze verweren reeds verworpen, zodat de rechtbank hier niet meer op in zal gaan. EBM stelt vervolgens dat Jacobse Goes heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid door niet in te gaan op de klachten van EBM en zelfs EBM rauwelijks te dagvaarden. Zij heeft daardoor schade geleden daar zij onnodig kosten heeft moeten maken. De rechtbank overweegt dat, nu is overwogen dat geen sprake is van wanprestatie en EBM heeft nagelaten te onderbouwen op welke rechtsgrond zij haar reconventionele vordering baseert (nu de enkele verwijziging naar redelijkheid en billijkheid daarvoor onvoldoende is), deze dient te worden afgewezen. EBM zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De beslissing De rechtbank In conventie veroordeelt EBM om binnen veertien dagen na dit vonnis aan Jacobse Goes te betalen een bedrag van € 23.738,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2006 tot de dag der algehele voldoening; veroordeelt EBM in de kosten van het geding welke aan de zijde van Jacobse Goes tot aan dit moment worden begroot op € 520,-- wegens griffierecht, € 71,32 wegens overige verschotten en € 1.158,-- wegens procureurssalaris; in reconventie wijst de vorderingen van EBM af; veroordeelt EBM in de kosten van het geding welke aan de zijde van Jacobse Goes tot aan dit moment worden begroot op € 384,-- wegens procureurssalaris; in conventie en in reconventie verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2007.