Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3693

Datum uitspraak2007-06-07
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers295/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nadat koper van woning de koopsom op de rekening van de notaris heeft gestort, kan een andere schuldeiser van de verkoper daarop geen derdenbeslag meer leggen. Depot vormt gemeenschap waarop koper en verkoper onder ontbindende/opschortende voorwaarde recht hebben.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MILL MUSIC B.V., gevestigd te Doetinchem, APPELLANTE, procureur: mr. R.N. van Regteren Altena, t e g e n X. wonend te Y., GEÏNTIMEERDE, procureur: mr. L.I. Boes. 1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep 1.1 De partijen worden hierna Mill Music en X. genoemd. 1.2 Op 16 februari 2006 heeft het hof een tussenarrest gewezen waaruit het verloop van het geding tot die datum blijkt. 1.3 Bij het tussenarrest heeft het hof Mill Music in de gelegenheid gesteld de gerechtelijke verklaring als bedoeld in artikel 477a lid 1 Rv. welke X. bij de memorie van antwoord heeft overgelegd te betwisten. 1.4 Mill Music heeft bij akte die gerechtelijke verklaring betwist. 1.5 X. heeft vervolgens eveneens bij akte die betwisting tegengesproken. 1.6 Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties. 2. Beoordeling 2.1 Het hof blijft bij hetgeen is beslist bij tussenarrest. 2.2 Met de ‘verklaring derdenbeslag’, gedagtekend op 25 augustus 2005 te Amsterdam en ondertekend door X., verklaart laatstgenoemde dat er tussen hem en de schuldenaar A. te B. geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan A. op het tijdstip van beslag, 17 maart 2004, nog iets van X. had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. 2.3 Mill Music betwist de juistheid van deze verklaring, omdat op 17 maart 2004 wel een contractuele relatie bestond tussen X. enerzijds en A. anderzijds. Bij notariële akte van 18 maart 2004 is door A. aan X. uit hoofde van een koopovereenkomst geleverd het onroerend goed staande en gelegen aan (...), gemeente Z. Dit brengt mee dat ten tijde van de beslaglegging of daarna tussen A. en X. wel een contractuele relatie bestond en dat op of na 19 maart 2004 een betaling van X. aan A. moet hebben plaatsgevonden. 2.4 X. betwist de levering van het onroerend goed door A. niet, maar stelt zich op het standpunt dat hij op het moment van beslaglegging geen gelden onder zich had die bestemd waren voor A., doordat de koopsom die hij krachtens de koopovereenkomst diende te voldoen, reeds voor of op 13 maart 2004 stond bijgeschreven op de kwaliteitsrekening van de notaris. De koopsom was derhalve op het tijdstip van het beslag reeds uit de macht van X. 2.5 Het hof oordeelt als volgt. Bij de beoordeling moet worden vooropgesteld dat (i) in geval van derdenbeslag de derde-beslagene, zonder daartoe zelf aanleiding te geven, betrokken wordt in het geding tussen de executant en de geëxecuteerde; (ii) de derde-beslagene als gevolg van het derdenbeslag niet in een slechtere positie mag komen dan waarin hij stond tegenover de geëxecuteerde; (iii) een derde-beslagene in beginsel ook niet meer aan de executerende partij zal behoeven te voldoen, of ter beschikking te stellen, dan hij aan de geëxecuteerde schuldig was of aan deze diende af te geven. De verplichting van X. jegens A. bestond erin dat hij ten tijde van de levering van het onroerend goed de kooprijs moest voldoen, waarbij overeenkomstig de wettelijke regeling ten tijde van de ondertekening van de akte van levering het bedrag van de koopsom uit zijn macht moest zijn gebracht. X. werd door storting van de koopsom in het depot van de notaris rechthebbende op de gemeenschap die het depot vormt onder de ontbindende voorwaarde dat de levering van het onroerend goed zou plaatsvinden. Omgekeerd werd A. rechthebbende onder opschortende voorwaarde. Door de levering op 18 maart 2004 is de ontbindende voorwaarde ten aanzien van X. vervuld. Dit brengt mee dat hij geacht wordt op het moment van storting van de koopsom onder de notaris 13 maart 2004 aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst jegens A. te hebben voldaan, zodat X. ten tijde van de beslaglegging geen gelden ten behoeve van A. meer onder zich had. Het derdenbeslag ten laste van A. onder X. op 17 maart 2004 trof derhalve geen doel. 2.6 Gesteld noch gebleken is dat A. ten tijde van de beslaglegging of nadien tot het tijdstip van het doen van de verklaring andere vorderingen op X. had. 3. Slotsom en kosten Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat Mill Music op onjuiste gronden de verklaring van X. heeft betwist. Het onder X. gelegde beslag is derhalve van onwaarde. De afwijzing van de vordering door de kantonrechter kan, zij het op geheel andere gronden, worden bekrachtigd. Mill Music zal de kosten van het hoger beroep hebben te dragen. 4. Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt Mill Music in de kosten van het beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van X. gevallen, op € 244 aan verschotten en € 1.341 aan salaris procureur; verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. P.G. Wiewel, J.H. Huijzer en C.E. van Oosten-van Smaalen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juni 2007.