Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3709

Datum uitspraak2007-06-21
Datum gepubliceerd2007-09-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers399/06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schade door diefstal werknemer begroten aan de hand van de voorraadverschillen voor, tijdens en na het dienstverband. De ‘gewone voorraadverschillen’ voor en na het dienstverband leiden per saldo niet tot tekorten.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], APPELLANT, procureur: mr. A.E. Toenbreker, t e g e n de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRADELAND B.V., gevestigd te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, GEÏNTIMEERDE, procureur: mr. J.B.R. Regouw. 1. Het geding in hoger beroep De partijen worden hierna [appellant] en Tradeland genoemd. Bij dagvaarding van 14 februari 2006 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter te Haarlem van 16 februari 2005, 22 juni 2005 en 30 november 2005, onder zaak-/rolnummer 249121 / CV EXPL 04-8953 gewezen tussen Tradeland als eiseres en [appellant] als gedaagde. [Appellant] heeft acht grieven voorgesteld, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, bij arrest voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Tradeland alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Tradeland in de kosten van de procedure in beide instanties. Daarop heeft Tradeland geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen met veroordeling van [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van, naar het hof verstaat, het hoger beroep. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties. 2. Feiten De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 16 februari 2005 onder het kopje “De feiten” een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Deze vaststelling is niet in geschil behoudens het met de eerste grief bestreden onderdeel daarvan, zodat het hof in zoverre van die feiten zal uitgaan. 3. Beoordeling 3.1 Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. 3.1.1 Tradeland is een groothandel in computers en computerapparatuur. [Appellant] is van 28 januari 2003 tot 29 juli 2004 bij Tradeland in dienst geweest als medewerker Technische Dienst. 3.1.2 Tradeland heeft op 20 en 21 juli 2004 aangifte gedaan van diefstal door [appellant] van aan Tradeland toebehorende computeronderdelen. Nadat [appellant] door politie in verband daarmee was aangehouden heeft hij tegenover de politie verklaard computeronderdelen van Tradeland te hebben weggenomen en verkocht aan een met name genoemde derde. Tijdens een huiszoeking bij [appellant] heeft de politie diverse van Tradeland afkomstige zaken aangetroffen. 3.1.3. Bij vonnis van 27 juni 2005 heeft de politierechter te Haarlem bewezen geacht dat [appellant] tussen 24 mei 2004 en 20 juli 2004 computeronderdelen en een dvd-speler/cd-brander, toebehorend aan Tradeland heeft gestolen. In dit vonnis is [appellant] veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk alsmede een taakstraf van 200 uren. 3.2. Na wijziging van haar eis vordert Tradeland in dit geding veroordeling van [appellant] tot betaling van (a) € 34.136,00 ter vergoeding van de schade als gevolg van de door [appellant] gestolen zaken, (b) € 3.148,00 aan buitengerechtelijke kosten en (c) € 606,96 aan beslagkosten. 3.3 De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 16 februari 2005 Tradeland toegelaten tot bewijs van de omvang van de door haar geleden schade als gevolg van de diefstal door [appellant]. Bij tussenvonnis van 22 juni 2005 heeft de kantonrechter Tradeland nader bewijs opgedragen met betrekking tot de voorraadverschillen in de periode na het vertrek van [appellant] en de voorradenverschillen in de periode voordat [appellant] bij Tradeland werkzaam was. In dit tussenvonnis heeft de kantonrechter voorts [appellant] opgedragen te bewijzen dat een deel van de door hem ontvreemde goederen aan Tradeland is geretourneerd. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van 30 november 2005 heeft de kantonrechter de vorderingen van Tradeland toegewezen, met dien verstande dat van de gevorderde schadevergoeding wegens diefstal een bedrag van € 34.132,00 is toegewezen, en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. 3.4 De eerste grief strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte als vaststaand heeft aangenomen dat [appellant] niet bevoegd was het centrale magazijn van Tradeland te betreden. [Appellant] heeft bij deze grief geen belang omdat de vraag of hij bevoegd was het magazijn te betreden noch bij de beoordeling van de zaak door de kantonrechter, noch bij de beoordeling in hoger beroep van belang is. De grief is daarom tevergeefs voorgesteld. 3.5.1 Met de grieven 2, 3, 4 en 5 bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat Tradeland heeft bewezen dat de schade als gevolg van de diefstal € 34.132,00 bedraagt. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking. 3.5.2 Bij de beoordeling van deze grieven stelt het hof het navolgende voorop. Gelet op het feit dat [appellant] gedurende zijn dienstverband computeronderdelen van Tradeland heeft gestolen en [appellant] zelf geen controleerbare opgave heeft gedaan van de door hem gestolen goederen, is het met de aard van de schade in overeenstemming deze te begroten aan de hand van de geconstateerde voorraadverschillen in de periode van het dienstverband van [appellant], mede in relatie tot de voorraadverschillen in de periodes voorafgaand aan en na afloop van zijn dienstverband. 3.5.3 Tegen deze achtergrond heeft [appellant] de juistheid van de door Tradeland in eerste aanleg overgelegde stukken uit de voorraadadministratie met betrekking tot de periode vóór, tijdens en na het dienstverband van [appellant], de daarop gegeven toelichting en de daarbij door Tradeland overgelegde verklaringen van twee van haar werkneemsters, onvoldoende gemotiveerd betwist. De door Tradeland overgelegde stukken zijn toereikend voor de vaststelling van de omvang van de schade. De door [appellant] daartegen ingebrachte argumenten zijn te weinig concreet om tot een ander oordeel dienaangaande te leiden. Zo gaat [appellant] eraan voorbij dat, zoals Tradeland reeds in eerste aanleg uiteen heeft gezet, de ‘gewone voorraadverschillen’ die zijn geconstateerd over de periodes voorafgaand aan en na afloop van het dienstverband van [appellant], per saldo niet leiden tot tekorten, terwijl tijdens het dienstverband van [appellant] aanzienlijke tekorten ontstonden. [Appellant] besteedt ook geen aandacht aan de omstandigheid dat de voorraadverschillen die zijn vastgesteld over de periode van zijn dienstverband met name betrekking hebben op het type computeronderdelen dat werd gebruikt door de derde aan wie [appellant] volgens zijn eigen verklaring gestolen onderdelen heeft verkocht. De tweede, vierde en vijfde grief stuiten daarop af. 3.5.4 Anders dan [appellant] in de toelichting op de derde grief aanvoert heeft de kantonrechter terecht en op goede gronden het verweer van [appellant] verworpen dat andere personeelsleden van Tradeland ook computeronderdelen gestolen kunnen hebben. Ook in hoger beroep heeft [appellant] niet gesteld dat andere personeelsleden gestolen hebben, terwijl gesteld noch gebleken is dat er enige concrete aanwijzing is voor diefstal door andere personeelsleden. De grief faalt daarom. 3.6 De zesde grief is gericht tegen de overweging van de kantonrechter in het eindvonnis van 30 november 2005 dat [appellant] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot bewijslevering die hem geboden werd in het tussenvonnis van 22 juni 2005. De grief is in zoverre juist dat [appellant] naar aanleiding van het tussenvonnis van 22 juni 2005 bij akte van 20 juli 2005 nader heeft gesteld welke door hem ontvreemde zaken in beslag zijn genomen en nadien door de politie aan Tradeland zijn teruggegeven. Tradeland heeft in haar akte van 31 augustus 2005 gemotiveerd aangegeven dat de waarde van de door haar van de politie teruggekregen zaken € 462,20 bedraagt en haar eis dienovereenkomstig verminderd. In de antwoordakte van 21 september 2005 gaat [appellant] hierop niet in en beperkt hij zich tot het onderwerp van de voorraadverschilllen. Ook in hoger beroep heeft [appellant] niet concreet gesteld dat aan Tradeland meer of andere zaken zijn teruggegeven dan die verwerkt zijn in de genoemde eisvermindering. De grief faalt daarom. 3.7 Met de zevende grief komt [appellant] op tegen de toewijzing door de kantonrechter van een bedrag van € 3.148,00 voor buitengerechtelijke kosten. De grief slaagt. De door Tradeland na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding verrichte werkzaamheden gericht op het aantonen van de omvang van de schade komen, anders dan in de desbetreffende overweging van de kantonrechter besloten lijkt te liggen, niet als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking. Uit de door Tradeland overgelegde specificatie van de buitengerechtelijke werkzaamheden voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding blijkt niet dat die werkzaamheden bestaan uit andere werkzaamheden dan die begrepen moeten worden geacht in de proceskostenveroordeling. Het hof zal de vordering Van Tradeland tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten daarom alsnog afwijzen. 3.8 Met de achtste grief voert [appellant] aan dat de rechtbank zijn beroep op matiging van de schadevergoedingsverplichting ten onrechte heeft afgewezen. De grief faalt. Omdat [appellant] de schade door diefstal – en dus opzettelijk - heeft veroorzaakt, ziet het hof in de geringe draagkracht van [appellant] en de overige door hem gestelde omstandigheden geen grond voor het oordeel dat toekenning van volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat gesteld noch gebleken is dat [appellant] enig deel van de schade inmiddels vrijwillig heeft vergoed, zelfs niet het gedeelte ten aanzien waarvan hij bij conclusie van antwoord in eerste aanleg aansprakelijkheid heeft erkend. 3.9 Het hof verwerpt het aanbod van [appellant] om [X] en [Y] als getuigen te doen horen ‘over de gang van zaken bij Tradeland’ omdat dit aanbod geen betrekking heeft op voldoende concrete feiten en omstandigheden die, indien juist, kunnen leiden tot een andere beslissing. Het hof gaat ook voorbij aan de door [appellant] geuite wens dat Tradeland de opnamen van haar beveiligingsvideo in het geding zal brengen. [Appellant] heeft die wens onderbouwd met het argument dat daaruit kan blijken dat ook anderen dan de door Tradeland genoemde personen toegang hadden tot het magazijn. [Appellant] heeft bij dit verzoek onvoldoende belang omdat vaststaat dat hij gestolen heeft terwijl er, zoals hierboven overwogen, gesteld noch gebleken is dat andere personeelsleden diefstallen hebben gepleegd. 3.10 De slotsom is dat grief 7 slaagt en de overige grieven falen. Het eindvonnis van 30 november 2005 zal worden vernietigd toch uitsluitend ten aanzien van de veroordeling van [appellant] tot betaling van € 3.148,00 voor buitengerechtelijke kosten. Voor de overige zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. [Appellant] zal, als de in hoger beroep overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. 4. Beslissing Het hof: - vernietigt het tussen partijen onder zaak/rolnr. 249121 / CV EXPL 04-8953 gewezen vonnis van de kantonrechter te Haarlem van 30 november 2005 uitsluitend voorzover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling van € 3.148,00 voor buitengerechtelijke kosten; - in zoverre opnieuw rechtdoende, wijst af de door Tradeland gevorderde veroordeling van [appellant] tot betaling van € 3.148,00 voor buitengerechtelijke kosten; - bekrachtigt voor het overige de tussen partijen onder zaak/rolnr. 249121 / CV EXPL 04-8953 gewezen vonnissen van de kantonrechter te Haarlem van 16 februari 2005, 22 juni 2005 en 30 november 2005; - veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Tradeland tot op heden begroot op € 248,00 aan verschotten en € 1.158,00 aan salaris; - verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. P.C. Römer, G.C. Makkink en E.J. Rotshuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juni 2007.