Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3716

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1445-M-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onvoldoende zwaarwichtig belang tot voornaamswijziging: de naam wordt niet belastend geacht.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 29 augustus 2007 Rekestnummer. : 1445-M-06 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-210 [appellante], wonende te Venlo, verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. F.H.T.C. van der Bruggen, tegen [verweerder], wonende te Rotterdam, hierna te noemen: de vader, procureur mr. E.M. van Hiltens-Kostense. Als belanghebbenden zijn aangemerkt: de Gemeente Vlissingen, hierna te noemen: de gemeente; de Advocaat-Generaal, ressortsparket te ’s-Gravenhage. Als informant is aangemerkt: de raad voor de kinderbescherming, regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 17 oktober 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 19 juli 2006. De vader heeft geen verweerschrift ingediend. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 20 oktober 2006 aanvullende stukken ingekomen. De raad heeft het hof bij brief van 4 mei 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 30 mei 2007 een tweetal stukken ingekomen. Van de zijde van het Openbaar Ministerie is bij het hof op 30 mei 2007 de conclusie van de advocaat-generaal, mr. C.J.M.C. Strack, ingekomen. De gemeente heeft het hof bij brief, ingekomen op 4 juni 2007, laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Op 6 juni 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. N.A.M. Friedrichs, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.H.J. Strak. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige [Hakima] is in raadkamer gehoord. Nadien is, volgens afspraak ter zitting, van de zijde van mr. Strak, voornoemd, bij het hof op 7 juni 2007 een brief ingekomen, waarin hij mr. E.M. van Hilten-Kostense als procureur voor de vader heeft gesteld. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Middelburg. Bij die beschikking is het verzoek van de moeder om de voornaam van de hierna te noemen minderjarige te wijzigen in Kim, afgewezen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de voornaamswijziging van de minderjarige [Hakima], geboren [in] 1991, verder: de minderjarige, die bij de moeder verblijft. 2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek ter zake van de voornaamswijziging van de minderjarige in Kim alsnog toe te wijzen. 3. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er onvoldoende zwaarwichtig belang is voor de voornaamswijziging van de minderjarige. Volgens de moeder wil de minderjarige niets van doen hebben met haar Arabische oorsprong. De Arabische familie heeft de minderjarige meerdere keren benaderd om een zogenaamd gearrangeerd huwelijk aan te gaan. Daarnaast stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte uit haar woorden heeft opgemaakt dat de enige reden die ten grondslag lag aan het verzoek, de omstandigheid zou zijn dat de minderjarige haar naam niet mooi vond. De minderjarige vindt haar naam weliswaar niet mooi, maar de verwijzing naar de Arabische oorsprong veroorzaakt de problemen, zo stelt de moeder. Voorts heeft de rechtbank volgens de moeder ten onrechte geoordeeld dat ook de minderjarige zelf geen andere reden heeft gegeven. De moeder stelt dat de minderjarige ter zitting heeft aangegeven dat de Arabische oorsprong haar in eniger mate stoorde. De moeder acht het in het belang van de minderjarige dat haar voornaam wordt gewijzigd. 4. De vader is van mening dat er sprake is van een onvoldoende zwaarwichtig belang bij het wijzigen van de voornaam van de minderjarige. De vader betwist de stelling van de moeder dat hij heeft getracht de minderjarige uit te huwelijken. De vader vreest dat de minderjarige haar Marokkaanse identiteit verliest, indien haar voornaam wordt gewijzigd. De vader acht zulks niet in het belang van de minderjarige. 5. De advocaat-generaal heeft schriftelijk geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking. 6. Het hof overweegt als volgt. Aan de orde is een verzoek tot wijziging van de voornaam van de minderjarige op grond van artikel 1:4 BW. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de minderjarige een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van haar voornaam. De moeder heeft haar stelling dat de minderjarige in het verleden op grond van haar voornaam of oorsprong gepest is, niet onderbouwd. Het hof is niet gebleken dat de minderjarige in bijzondere mate lijdt onder het dragen van haar voornaam. Bovendien kan zij de naam ‘Kim’ als roepnaam gebruiken, hetgeen zij ook doet. Daarbij is het hof niet gebleken dat de (familie van de) vader, zoals de moeder stelt, getracht heeft de minderjarige uit te huwelijken. De omstandigheid dat de voornaam van de minderjarige verwijst naar haar Arabische oorsprong, acht het hof geen grond voor het wijzigen van de voornaam. 7. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. 8. Mitsdien dient als volgt te worden beslist. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, Van Leuven en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2007.