Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3717

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1660-H-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijziging van de voornaam in casu voldoende zwaarwichtig belang aanwezig geacht: de voornaam is belastend.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 29 augustus 2007 Rekestnummer. : 1660-H-06 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-4887 [appellant], wonende te Almere, verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, procureur mr. A.L.Chr.M. Oomen. Als belanghebbende is aangemerkt: de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, zetelend te ’s-Gravenhage, verweerder in hoger beroep, in persoon vertegenwoordigd door [de ambtenaar], hierna te noemen: de ambtenaar. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 23 november 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 16 oktober 2006. De ambtenaar heeft op 6 juni 2007 een verweerschrift ingediend. De man heeft op 28 juni 2007 zijn verzoek in hoger beroep schriftelijk aangevuld. Van de zijde van het Openbaar Ministerie is bij het hof op 25 juli 2007 een conclusie ingekomen. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 2 augustus 2007 en op 14 augustus 2007 aanvullende stukken ingekomen. Op 15 augustus 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.J.P. van Gils, en de [ambtenaar] van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Namens het Openbaar Ministerie is verschenen de advocaat-generaal mr. J.J.A. Groen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage. Bij die beschikking is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot voornaamswijziging. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de man de Nederlandse en de Indonesische nationaliteit heeft. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is het verzoek van de man tot voornaamswijziging. 2. De man verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, (het hof leest:) opnieuw beschikkende, hem toestemming te verlenen om zijn voornaam ‘Justine’ te wijzigen in ‘Justin’. Voorts verzoekt de man het hof de ambtenaar te gelasten de buitenlandse geboorteakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage. 3. De man stelt allereerst dat hij de door de rechtbank verzonden brieven nooit heeft ontvangen, dus ook niet de gevraagde informatie aan de rechtbank heeft kunnen overleggen. Hij heeft thans in hoger beroep een tweetal uittreksels uit de basisadministratie persoonsgegevens overgelegd, waaruit blijkt dat hij zowel de Nederlandse als de Indonesische nationaliteit heeft. Ter onderbouwing van zijn verzoek tot voornaamswijziging voert de man het volgende aan. Hij is in Indonesië geboren, studeert sinds 1995 in Nederland en is voornemens zich blijvend in Nederland te vestigen. De man voelt zich emotioneel bezwaard door de extra letter ‘e’ achter zijn naam. Hij heeft meerdere malen problemen ondervonden met de wijze waarop zijn voornaam wordt geschreven. In Europa is ‘Justine’ immers een meisjesnaam. Met name bij officiële documenten en officiële gelegenheden wordt hij tot zijn ongenoegen steeds geconfronteerd met de omstandigheid dat men een vrouw verwacht als zijn naam passeert of wordt voorgedragen. Ter zitting van het hof is in aanvulling op het vorenstaande nog meegedeeld dat de man thans een baan in Nederland heeft. 4. De ambtenaar refereert zich aan het oordeel van het hof wat betreft de ontvankelijkheid. Voorts stelt de ambtenaar dat hij geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de man, nu hetgeen de man stelt ter onderbouwing van zijn verzoek hem niet onwaarschijnlijk voorkomt. De ambtenaar merkt hierbij op dat de Indonesische geboorteakte van de man niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage. Voorts wijst de ambtenaar erop dat uit de aard van de zaak voortvloeit dat een en ander niet, zoals door de man is verzocht, uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. 5. De advocaat-generaal is primair van mening dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Subsidiair, in het geval de door de rechtbank gevraagde stukken in het geding zijn gebracht, is de advocaat-generaal van mening dat de grieven van de man gegrond verklaard dienen te worden. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten en voorts is de advocaat-generaal van mening dat met de voorgestelde nieuwe voornaam geen gewichtig maatschappelijk belang wordt geschaad. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de bestreden beschikking. 6. Het hof oordeelt als volgt. Nadat het verweerschrift van de ambtenaar en de conclusie van het Openbaar Ministerie bij het hof waren ingekomen, heeft de man bij brief van 1 augustus 2007 een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Almere overgelegd, gedateerd 22 november 2006. Bij brief van 14 augustus 2007 heeft de man een recenter uittreksel uit voornoemde basisadministratie overgelegd. Uit deze uittreksels blijkt dat de man zowel de Nederlandse als de Indonesische nationaliteit bezit. Voorts is komen vast te staan dat de Indonesische geboorteakte van de man niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage. Gelet op het vorenstaande behoeft hetgeen de man, de ambtenaar en de advocaat-generaal hebben aangevoerd met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek van de man naar het oordeel van het hof geen bespreking meer. 7. Nu uit voornoemde uittreksels uit de basisadministratie blijkt dat de man zowel de Nederlandse als de Indonesische nationaliteit heeft, is op grond van artikel 2 van de Wet Conflictenrecht Namen op het verzoek van de man Nederlands recht van toepassing. Ingevolge artikel 4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een wijziging van de voornaam worden gelast indien daartoe voldoende zwaarwichtig belang bestaat en de gevraagde naam geoorloofd is naar de maatstaven van lid 2 van dit artikel. In hetgeen door de man is aangevoerd, ziet het hof voldoende zwaarwichtig belang om de voornaam van de man te wijzigen. Ook staat lid 2 van artikel 4 BW niet in de weg aan toewijzing van het verzoek. De door de man gewenste voornaam is immers niet ongepast en stemt ook niet overeen met bestaande geslachtsnamen, die niet tevens gebruikelijke voornaam zijn. Het verzoek van de man tot wijziging van zijn voornaam ‘Justine’ in ‘Justin’ dient naar het oordeel van het hof te worden toegewezen. 8. Het hof zal, in het licht van het vorenstaande en overeenkomstig het verzoek van de man daartoe, de ambtenaar gelasten de Indonesische geboorteakte van de man in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Voorts zal het hof de ambtenaar gelasten van de onderhavige beschikking een latere vermelding aan de geboorteakte van de man toe te voegen. 9. Gelet op hetgeen in het eerste lid van artikel 20 BW is vermeld met betrekking tot het toevoegen van latere vermeldingen van een beschikking die inhoudt een last tot wijziging van een voornaam, zal het hof de onderhavige beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het hoger beroep van de man wordt in zoverre afgewezen. 10. Derhalve wordt als volgt beslist. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende: gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage de Indonesische geboorteakte van de man in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand; wijst toe het verzoek van de man tot wijziging van zijn voornaam ‘Justine’ in ‘Justin’; gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van de man; draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, van den Wildenberg en Punselie, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2007.