Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3741

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/900008-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Grootschalige fruitfraude Niet-ontvankelijkheidsverweer 126v Strafvordering en art 7 EVRM in verband met het feit dat de curator onrechtmatig zou hebben gehandeld. Vonnis vader.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/900008-06 STRAFVONNIS Uitspraak: 18 september 2007 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [Verdachte] geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [Woonplaats], [Adres]. terechtstaande -na aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 16 augustus 2005 te Oldenzaal en/of te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl (een van) verdachtes mededader(s), te weten [Medeverdachte], handelende onder de naam [Medeverdachte], bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo van 6 juli 2005, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van dier schuldeiser(s): - baten niet heeft verantwoord en/of niet verantwoordt en/of enig(e) goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken en/of onttrekt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meer opbrengsten (met een geschatte waarde van (in totaal) (ongeveer) 206.383,12 euro) uit de verkoop van groente, fruit en/of vuurwerk, althans een of meer geldbedrag(en), niet (volledig) verwerkt/vermeld in het kasboek van [Medeverdachte] en/of niet gemeld aan de curator in voornoemd faillissement en/of - enig(e) goed(eren), te weten ingekochte hoeveelheden groente, fruit en/of vuurwerk, hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd; (900008-06) art 341 ahf/ond a ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. A. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 augustus 2005 te Oldenzaal en/of te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl (een van) verdachtes mededader(s), te weten [Medeverdachte] (handelende onder de naam [Medeverdachte]), bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo van 6 juli 2005, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van dier schuldeiser(s), niet heeft voldaan aan de op die Snijders rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld; (900008-06) art 341 ahf/ond a ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht en/of B. hij op of omstreeks 16 augustus 2005, althans in of omstreeks de periode van 6 juli 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst kasboek (van de periode januari 2004 tot en met juli 2005) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) dat kasboek heeft/hebben overhandigd aan de curator in het faillissement van [Medeverdachte], handelende onder de naam [Medeverdachte], en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemd kasboek geen juiste weergave gaf van de (kas)inkomsten en/of de (kas)uitgaven in de periode waarop dat kasboek was zijn gebaseerd en/of dat in dat kasboek niet alle (kas)inkomsten en/of (kas)uitgaven waren vermeld; (900008-06) art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. A. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2004 tot en met 23 juni 2005 te Oldenzaal en/of op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2004 tot en met 30 december 2004 bij "Beko Vuurwerk B.V." te Tilburg: (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden vuurwerk (vindplaats aangifte: 1/AH/10) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2005 tot en met 2 mei 2005 bij "[...] & Zn. B.V." te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal: (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden aardbeien en/of paprika’s en/of (tros)tomaten (vindplaats aangifte: 1/AH/20) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 8 juni 2005 bij “Helena B.V.” te De Lier, gemeente Westland: (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden van diverse soorten groente en/of fruit (vindplaats aangifte: 1/AH/11) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juni 2005 tot en met 23 juni 2005 bij "Hispafruit B.V." te Barendrecht: (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden van diverse soorten groente en/of fruit (vindplaats aangifte: 1/AH/12); (900008-06) art 326a Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht en/of B. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2006 tot en met 11 oktober 2006 te De Lutte, gemeente Losser en/of op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2006 tot en met 7 februari 2006 bij "[...] B.V." te Barendrecht: (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden van diverse soorten groente en/of fruit (vindplaats aangifte: 1/AH/33) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 maart 2006 tot en met 10 maart 2006 bij "[...]" te Lebbeke (België): (een) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden appels en/of peren (vindplaats aangifte: G.23) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 23 september 2006 bij “Rutoma BVBA” te Jabbeke (België): (een) (grote) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden tomaten (vindplaats aangifte: G.17) en/of - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 11 oktober 2006 bij de firma "[...]" te ’t Goy, gemeente Houten: (een) (grote) hoeveelheid/verschillende hoeveelheden appels en/of peren (vindplaats aangifte: G.18); (900008-06) art 326a Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 30 september 2004 te Oldenzaal, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer1] en/of [echtgenote slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 22.500,- euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer1] gezegd dat verdachte en of een of meer van zijn mededader(s) een partij vuurwerk kon(den) kopen, maar dat hij/zij niet genoeg contant geld voorhanden had(den) en/of dat hij/zij op korte termijn 25.000,- euro aan contanten nodig had(den), anders zou(den) hij/zij zijn/hun handel mislopen en/of dat hij/zij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), zelf geen lening af kon(den) sluiten en/of dat hij/zij het vuurwerk eind januari zou(den) hebben verkocht en het geld dan met rente zou(den) terugbetalen en/of een schuldbekentenis opgemaakt en/of ondertekend, waardoor voornoemde [slachtoffer1] en/of [echtgenote slachtoffer1] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; (vindplaats aangifte: 1/AH/24) (900008-06) art 326 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover het bovenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, SUBSIDIAIR, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 5 juli 2005 te Oldenzaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 22.500,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [echtgenote slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten door een leenovereenkomst, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (vindplaats aangifte: 1/AH/24) (900008-06) art 321 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 5. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 29 oktober 2006 te Oldenzaal en/of De Lutte, gemeente Losser, en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door verdachte en/of [Medeverdachte] en/of [Medeverdachte2] en/of [Medeverdachte3] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, terwijl daarvan een beroep of gewoonte wordt gemaakt (flessentrekkerij) en/of oplichting en/of valsheid in geschrifte en/of bedrieglijke bankbreuk; (900008-06) art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar strafvervolging nu documenten die verplicht zijn overgelegd in het kader van de faillissementswetgeving voorafgaand aan een strafrechtelijk onderzoek ten onrechte zijn gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek, hetgeen leidt tot strijd met artikel 6 van het EVRM. Door de raadsman is daarbij verwezen naar de zaken Funke vs. Frankrijk en Saunders vs UK. De rechtbank overweegt dat de voormelde arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met zich mee brengen dat een verplicht afgelegde verklaring in het kader van de Faillissementswet niet mag worden gebruikt in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen diezelfde persoon. Evenwel is gesteld noch gebleken dat het in casu ging om verklaringen die onder dwang zouden zijn afgelegd. Wel is gebleken dat er stukken zijn afgegeven aan de (voormalig) curator, echter het in artikel 6 EVRM begrepen recht om niet aan de bewijslevering tegen zichzelf mee te werken heeft primair betrekking op het recht om te zwijgen en strekt zich niet uit tot het gebruik in strafzaken van informatie die van verdachte kan worden verkregen door middel van dwangmiddelen en waarvan het bestaan onafhankelijk is van de wil van betrokkene, zoals boekhoudingen, akten, brieven (schriftelijke) schuldbekentenissen, agenda’s, computerbestanden etc etc. De inhoud en de betrouwbaarheid van dergelijk materiaal wordt niet beïnvloed indien pressie op de verdachte wordt gelegd om het te produceren. Gesteld, noch gebleken is dat verdachte andere dan bovenomschreven informatie aan de curator heeft afgegeven. Derhalve acht de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk in haar strafvordering. De raadsman heeft verder betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar strafvervolging nu het Openbaar Ministerie in strijd heeft gehandeld met artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering. Immers zou de (voormalig) curator in het faillissement van verdachte actief informatie hebben ingezameld ten behoeve van de strafzaak van verdachte zonder dat daarbij de bijhorende overeenkomst met waarborgen is afgegeven conform artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank onderschrijft deze stelling van de raadsman niet. De bepaling van artikel 126v strekt tot regeling van de bijstand van een burger aan de opsporing in de vorm van het stelselmatig inwinnen van (specifieke) informatie omtrent een persoon, al dan niet bij die persoon of bij derden. De rechtbank is van mening dat de (voormalig) curator in casu conform de Faillissementswet heeft gehandeld en niet heeft opgetreden als een persoon zoals wordt bedoeld in artikel 126 v van het Wetboek van Strafvordering. Immers is niet gebleken dat met de (voormalig) curator is overeengekomen dat hij bijstand zou verlenen aan de opsporing door stelselmatig informatie in te winnen omtrent verdachte, maar was hij wettelijk verplicht informatie in te winnen ten behoeve van de schuldeisers inzake het faillissement van verdachte. Ook heeft hij conform de regels gehandeld door contact op te nemen met het meldpunt faillissementfraude toen hij notie kreeg van strafbare feiten die mogelijk zouden zijn gepleegd. De (voormalig) curator heeft na de uitlevering van de stukken door verdachte geconcludeerd, dat er naar zijn mening sprake was van het plegen van strafbare feiten en heeft daarvan op 6 februari 2006 aangifte gedaan bij de opsporingsinstantie. Het is daarna de beslissing van het Openbaar Ministerie in samenspraak met de opsporingsinstantie of er voldoende aanwijzingen zijn om iemand aan te merken als verdachte, hetgeen hier ook is gebeurd. Derhalve is de rechtbank van mening dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in haar strafvervolging. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 2A, sub 2b en sub 5 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het sub 2A en sub 2B is uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren gekomen dat verdachte zich niet bezig hield met de administratie van het bedrijf van zijn echtgenote ([Medeverdachte]), maar zich bezig hield met allerhande hand- en spandiensten voor het voornoemde bedrijf. Ten aanzien van het sub 5 tenlastegelegde is niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, terwijl daarvan een beroep of gewoonte wordt gemaakt. De rechtbank komt tot deze conclusie nu uit het deskundige rapport blijkt dat verdachte en zijn familie getypeerd worden als een kluwengezin, dat acteert op een zwakbegaafd niveau. Gelet op dit gegeven concludeert de rechtbank dat er geen sprake is geweest van een organisatie die het oogmerk heeft gehad op het plegen van misdrijven zoals door het openbaar ministerie is gesteld, maar dat eerder is getracht het ene gat met het andere gat te stoppen waardoor het overzicht over de schulden verloren is gegaan. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, sub 3A, sub 3B en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 juli 2004 tot en met 16 augustus 2005 te Oldenzaal en te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, terwijl een van verdachtes mededaders, te weten [Medeverdachte], handelende onder de naam [Medeverdachte], bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo van 6 juli 2005, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van dier schuldeiser(s): - baten niet heeft verantwoord en goederen aan de boedel heeft onttrokken, immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens opbrengsten (met een geschatte waarde van in totaal ongeveer 206.383,12 euro) uit de verkoop van groente, fruit en vuurwerk, niet volledig verwerkt/vermeld in het kasboek van [Medeverdachte] en niet gemeld aan de curator in voornoemd faillissement en - goederen, te weten ingekochte hoeveelheden groente, fruit en vuurwerk, klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd; 3. A. hij in de periode van 29 december 2004 tot en met 23 juni 2005 te Oldenzaal en/of op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en anderen de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en zijn mededaders, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in de periode van 29 december 2004 tot en met 30 december 2004 bij "Beko Vuurwerk B.V." te Tilburg: een hoeveelheid vuurwerk en - in de periode van 28 april 2005 tot en met 2 mei 2005 bij "[...] & Zn. B.V." te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal: een hoeveelheid aardbeien en paprika's en (tros)tomaten en - in de periode van 1 mei 2005 tot en met 8 juni 2005 bij "Helena B.V." te De Lier, gemeente Westland: een hoeveelheid groente en fruit en - in de periode van 14 juni 2005 tot en met 23 juni 2005 bij "Hispafruit B.V." te Barendrecht: een hoeveelheid groente en fruit; en B. hij in de periode van 9 januari 2006 tot en met 11 oktober 2006 te De Lutte, gemeente Losser en/of op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en anderen de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en zijn mededaders, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in de periode van 9 januari 2006 tot en met 7 februari 2006 bij "[...] B.V." te Barendrecht: een hoeveelheid groente en fruit en - in de periode van 8 maart 2006 tot en met 10 maart 2006 bij "[...]" te Lebbeke (België): een hoeveelheid appels en peren en - in de periode van 1 april 2006 tot en met 23 september 2006 bij "Rutoma BVBA" te Jabbeke (België): een hoeveelheid tomaten en - in de periode van 1 september 2006 tot en met 11 oktober 2006 bij de firma "[...]" te 't Goy, gemeente Houten: een hoeveelheid appels en peren; 4. hij in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 30 september 2004 te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer1] en [echtgenote slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 22.500,- euro, hebbende verdachte en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk tegen die [slachtoffer1] gezegd - dat verdachte en zijn mededaders een partij vuurwerk konden kopen, maar dat hij niet genoeg contant geld voorhanden hadden en - dat zij op korte termijn 25.000,- euro aan contanten nodig hadden, anders zouden zij hun handel mislopen en - dat hij, verdachte en zijn mededaders, zelf geen lening af konden sluiten en - dat zij het vuurwerk eind januari zouden hebben verkocht en het geld dan met rente zouden terugbetalen en - een schuldbekentenis opgemaakt en ondertekend, waardoor voornoemde [slachtoffer1] en [echtgenote slachtoffer1] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 3a, sub 3B en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1, het misdrijf: "Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk", meermalen gepleegd strafbaar gesteld bij artikel 341 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 3A en sub 3B, telkens het misdrijf: "Medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren", meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326a juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 4 primair, het misdrijf: "Medeplegen van oplichting", strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1, sub 2A, sub 2B, sub 3A, sub 3B, sub 4 primair en sub 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, met oplegging van de bijzondere voorwaarde toezicht reclassering ook als dat zou inhouden een therapeutische behandeling, met toewijzing van de civiele vordering van de familie [slachtoffer1] tot een bedrag van 10.000,= euro en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel onder niet ontvankelijk verklaring van het overig deel van die vordering. Voorts heeft de officier gevorderd dat de overige ingediende civiele vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard nu deze niet eenvoudig zijn vast te stellen. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte had samen met zijn vrouw, zoon en dochter door hard te werken een bedrijf opgebouwd, dat zich bezig hield met de inkoop en verkoop van groente en fruit. Voorts hield het bedrijf zich in de december maanden bezig met de inkoop en verkoop van vuurwerk. Verdachte verrichtte in het bedrijf allerlei hand- en spandiensten. Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten is het vertrouwen in het bedrijf in grove mate geschonden en zijn de belangen van leveranciers, afnemers, vrienden en kennissen op grote schaal geschaad en zijn deze mensen voor grote geldbedragen benadeeld. Dit neemt de rechtbank verdachte ernstig kwalijk met name nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting naar voren komt dat verdachte de schuld voor het gebeuren buiten zichzelf en zijn familie legt. De rechtbank zal bij haar strafbepaling rekening houden met het door de psycholoog J.J. Baneke op 13 juli 2007 uitgebrachte rapport. De rechtbank neemt de inhoud en de conclusie van het rapport van Baneke, voor zover hierna niet is weergegeven, over en beschouwt de inhoud als hier ingelast. Uit het rapport komt onder andere naar voren dat verdachte een gebrekkige stoornis van de geestvermogens in casu een theatrale persoonlijkheidsstoornis heeft. Hierdoor heeft verdachte niet welbewust delicten gepleegd, maar heeft verdachte eerder met passen en meten geprobeerd een zaak overeind te houden, die niet uitblonk door een goed ondernemersplan. Het gezin van verdachte vormt een zogeheten “kluwengezin”waarin de onderlinge banden te sterk zijn en waarbij onvoldoende ruimte is voor een volwassen autonomie van elk van de gezinsleden. Concluderend komt de deskundige tot de aanbeveling dat er een gezinsbehandeling dient plaats te vinden waarin de familie [Verdachte] leert anders en meer volwassen ten opzichte van elkaar te opereren. Deze aanbeveling zal de rechtbank overnemen. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de zeer ingrijpende gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte en zijn familie hebben gehad. Verdachtes maatschappelijke positie is sterk aangetast en op zijn huidige en toekomstige vermogen zal de enorme schuld worden verhaald. De rechtbank overweegt verder, dat de aanvankelijk aangestelde curator mr. Louter, […] & Zn BV, Hispafruit BV, […], Rutoma Bvba en [slachtoffer1], zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier zich als benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de voornoemde benadeelde partijen in het geheel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich lenen voor een behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen geheel niet–ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat de benadeelde partijen de vorderingen geheel bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. R E C H T D O E N D E: Verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in haar strafvervolging. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2A, sub 2B en sub 5 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 3A, sub 3B en sub 4 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden en 12 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde: De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Almelo, ook wanneer de aanwijzingen zullen inhouden dat de veroordeelde zich therapeutisch moet laten behandelen, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte voorts daarvan tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 90 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen, in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 3A, sub 3B en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden. Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mr. Lorist en mr. De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 september 2007.