Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3754

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers341435/ CV EXPL 07-2723
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidszaak. Opzegging van de arbeidsovereenkomst na toestemming van het CWI, omdat de functie van werknemer (magazijnmedewerker) wegens bedrijfseconomische omstandigheden is komen te vervallen. Voor werknemer is geen afvloeiingsregeling getroffen. Werknemer vordert schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging. Geen kennelijk onredelijke opzegging in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub a BW (voorgewende of valse reden). Niet is gebleken dat de opening van een nieuw filiaal heeft geleid tot meer magazijnwerk. Geen andere passende full time functies beschikbaar. Geen kennelijk onredelijke opzegging in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub b BW (gevolgencriterium). Het feit dat voor werknemer geen afvloeiingsregeling is getroffen maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk, nu niet is gebleken dat werknemer er zodanig in loon op achteruit is gegaan, dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van werkgever bij de opzegging.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 341435/ CV EXPL 07-2723 datum uitspraak: 19 september 2007 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde C.T. Snijder tegen de besloten vennootschap FOTOVAK ENGEL B.V. te Haarlem gedaagde partij hierna te noemen Fotovak Engel gemachtigde mr. E. Versloot De procedure [eiser] heeft Fotovak Engel gedagvaard op 28 februari 2007. Fotovak Engel heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiser] schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Fotovak Engel nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. De feiten 1. [eiser], thans 57 oud, is op 1 maart 1992 bij (de rechtsvoorgangster van) Fotovak Engel in dienst getreden. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van magazijn-medewerker in een filiaal van Fotovak Engel te Haarlem, tegen een salaris van € 2.153,06 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. 2. Fotovak Engel heeft met ingang van 10 september 2002 naast [eiser] een assistent- magazijnmedewerker te werk gesteld, de heer [XXX] (hierna: [XXX]). [XXX] bekleedt thans de functie van automatiseerder/magazijnmedewerker. 3. Op 6 april 2006 heeft Fotovak Engel aan het CWI toestemming gevraagd tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser], in verband met bedrijfseconomische redenen. Fotovak Engel heeft haar verzoek onder meer als volgt toegelicht: “De afgelopen drie jaren is Fotovak Engel in een neerwaartse spiraal gekomen als gevolg van de negatieve economische ontwikkelingen, de steeds meer toenemende concurrentie en de technologische ontwikkelingen in de fotomarkt. [...] De maatregelen die Fotovak Engel tot op heden heeft getroffen om deze neerwaartse spiraal te keren zijn o.a. [...] de sluiting van 2 van de 8 filialen in april 2005 en laatstelijk filiaal Schalkwijk in januari 2006. [...] De werkzaamheden in het magazijn kunnen echter gelet op de teruggang in het aantal filialen en verdergaande automatisering door 1 werknemer verricht worden.” 4. Op 9 juni 2006 heeft het CWI aan Fotovak Engel toestemming verleend voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. Het CWI heeft daarbij het volgende overwogen: “Werkgever heeft [...] voldoende aannemelijk gemaakt dat [...] om bedrijfseconomische en bedrijfsorganisatorische redenen een arbeidsplaats komt te vervallen. Ik acht [...] voldoende aannemelijk gemaakt dat de twee functies binnen het magazijn qua feitelijke functievervulling niet (direct) wederzijds uitwisselbaar zijn. [...] Ik acht verder aannemelijk gemaakt en ook van de zijde van werknemer niet bestreden dat er binnen de organisatie van werknemer (de kantonrechter leest: werkgever) geen passende herplaatsingsmogelijkheden zijn.” 5. Bij brief van 15 juni 2006 heeft Fotovak Engel de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd tegen 1 september 2006. 6. Bij e-mail van 19 juni 2006 heeft [YYY], directeur van Fotovak Engel (hierna: [YYY]), aan de medewerkers van Fotovak Engel de opening van een nieuw filiaal te Velserbroek per 3 juli 2006 aangekondigd. 7. Bij e-mail van 28 juni 2006 heeft [YYY] de medewerkers van Fotovak Engel op de hoogte gesteld van de aanstelling van twee nieuwe verkoopmedewerkers en twee vakantie/hulpkrachten in het filiaal aan het Spui te Amsterdam. 8. Bij brief van 1 september 2006 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Fotovak Engel medegedeeld het ontslag van [eiser] kennelijk onredelijk te achten en Fotovak Engel verzocht aan [eiser] een vergoeding aan te bieden, onder aanzegging van rechtsmaatregelen, indien Fotovak Engel dat niet zou doen. De vordering [eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Fotovak Engel tot betaling aan [eiser] van een vergoeding van € 45.343,35 bruto ter zake de kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. [eiser] stelt daartoe het volgende. Er is sprake van een kennelijk onredelijke opzegging in de zin van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder a en b BW. Fotovak Engel heeft de ontslagvergunning verworven onder opgave van valse of voorgewende redenen. Uit het e-mailbericht van 19 juni 2006 blijkt dat Fotovak Engel reeds lange tijd met de overname van een winkel in Velserbroek bezig was, dus ook ten tijde van de CWI-procedure. Fotovak Engel heeft daar echter bij het CWI geen melding van gemaakt. Hetzelfde geldt voor de aanname van een viertal nieuwe medewerkers. Gelet op het feit dat sollicitatieprocedures meestal enkele maanden in beslag nemen, had Fotovak Engel het CWI daarvan op de hoogte kunnen en moeten stellen. Investeringen in een nieuw filiaal werpen een geheel ander licht op de bedrijfseconomische omstandigheden van Fotovak Engel. Dit klemt te meer nu Fotovak Engel ter onderbouwing van haar verzoek bij het CWI niet de financiële stukken van haarzelf in het geding heeft gebracht, maar die van M.G. [YYY] Holding B.V. Het CWI heeft dan ook geen goed inzicht kunnen verkrijgen in de financiële positie van Fotovak Engel. Het aannemen van vier nieuwe medewerkers strookt niet met de door Fotovak Engel gestelde neerwaartse spiraal. Daarbij komt dat Fotovak Engel [eiser] nimmer een van die functies heeft aangeboden, terwijl [eiser] destijds ook als verkoper voor Fotovak Engel heeft gewerkt. Fotovak Engel heeft dus een onjuiste voorstelling van zaken aan het CWI gegeven, zodat het CWI op basis van onjuiste en onvolledige gegevens de ontslagvergunning heeft afgegeven. Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd van [eiser], zijn relatief eenzijdige werkervaring en de ongunstige arbeidsmarkt, is een ontslag zonder enige financiële vergoeding als kennelijk onredelijk aan te merken. [eiser] heeft weliswaar uiteindelijk via een uitzendbureau een andere functie gevonden, maar is er in salaris aanzienlijk op achteruit gegaan. In plaats van het bruto uurloon van € 13,07 dat hij bij Fotovak Engel verdiende, ontvangt hij nu slechts € 9,44 bruto per uur. Voorts bouwt hij geen pensioen op en moet hij thans ook avond- en weekenddiensten draaien, hetgeen hem gezien zijn leeftijd, zeer zwaar valt. De gevolgen van de opzegging zijn voor [eiser] zodanig ernstig in vergelijking met het belang van Fotovak Engel bij de opzegging, dat er sprake is van kennelijke onredelijkheid in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub b BW. Gelet op het voorgaande is er aanleiding voor de gevorderde schadevergoeding, waarbij [eiser] in overeenstemming met de kantonrechtersformule is uitgegaan van 17,5 gewogen dienstjaren, een maandsalaris van € 2.153,06 bruto, vermeerderd met 8% vakantiebijslag, en een factor C = 1. Het verweer Fotovak Engel betwist de vordering. Volgens Fotovak Engel is de opzegging niet kennelijk onredelijk, noch in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub a (voorgewende of valse reden), noch in de zin van 7:681 lid 2 sub 2 (het gevolgencriterium). Fotovak Engel voert, kort samengevat, ter zake het volgende aan. De overname van de winkel in Velserbroek was ten tijde van de laatste reactie van Fotovak Engel in de CWI-procedure, op 4 mei 2006, allerminst zeker. De overname is pas nadat het CWI de ontslagvergunning had verstrekt, een feit geworden. Er was dus geen aanleiding of noodzaak dit aan het CWI te melden. Daarbij komt dat de overname geen verandering heeft gebracht in de bedrijfseconomische situatie van Fotovak Engel of in de noodzaak van het ontslag van [eiser]. Fotovak Engel heeft het bedrijf in Velserbroek voor de zeer geringe overnamesom van € 16.150,00, verworven. Zij is tot de overname overgegaan in de hoop daarmee winst te genereren ten einde de negatieve bedrijfsresultaten van het bedrijf als geheel ten goede te keren. Daarnaast overweegt Fotovak Engel om twee andere, slecht renderende filialen te sluiten. Voorts is van belang dat door de overname de magazijn-werkzaamheden bij Fotovak Engel niet zijn toegenomen. Er is geen sprake van structurele of full time vacatures waarvoor [eiser] in aanmerking zou kunnen komen. Van de vier werknemers in het filiaal in Amsterdam waren er twee vakantiekrachten die slechts korte tijd bij Fotovak Engel hebben gewerkt. De andere twee zijn donderdag/zaterdagkrachten. Bovendien gaat het in beide gevallen om de functie van verkoper. Nog daargelaten dat [eiser] voor die functie nooit zijn belangstelling kenbaar heeft gemaakt, acht Fotovak Engel hem daarvoor niet geschikt. Fotovak Engel heeft haar financiële positie genoegzaam onderbouwd. Het CWI heeft de door Fotovak Engel overgelegde stukken geaccepteerd. Daarbij komt dat de cijfers van Fotovak Engel aanzienlijk slechter zijn dan die van de holding in zijn geheel. Er is dan ook geen sprake van een voorgewende of valse reden in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub a BW. Het ontslag is evenmin kennelijk onredelijk in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub b BW. Fotovak Engel had, gelet op haar ongunstige financiële situatie en het ontbreken van ander, passend werk voor [eiser], een evident belang bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. Het is Fotovak Engel bekend dat [eiser] reeds binnen twee weken na het einde van het dienstverband een andere baan heeft gevonden als ‘vliegtuigtrekker’. Het salaris in die functie is veel hoger dan het salaris dat [eiser] bij Fotovak Engel verdiende. De gevolgen van de opzegging voor [eiser] kunnen dan ook niet als te ernstig worden gekwalificeerd in vergelijking met het onmiskenbare belang van Fotovak Engel bij de opzegging. Nog daargelaten dat voor een vergoeding als door [eiser] gevorderd geen gronden aanwezig zijn, baseert [eiser] de door hem gevorderde vergoeding ten onrechte op de kantonrechters-formule, die bij uitstek bedoeld is voor een procedure ex artikel 7:685 BW. Tevens is van belang dat [eiser] gedurende vijf maanden is vrijgesteld van arbeid met behoud van salaris. Bovendien beschikt Fotovak Engel, gelet op haar slechte financiële situatie, niet over de middelen voor het betalen van een schadevergoeding aan [eiser]. Fotovak Engel merkt nog op dat [eiser] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, aangezien Fotovak Engel statutair gevestigd is in Amsterdam, zodat niet de rechter te Haarlem, maar die te Amsterdam bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De beoordeling van het geschil Het niet-ontvankelijkheidsverweer zal als verst strekkende verweer als eerste worden behandeld. Nog daargelaten dat een beroep op de relatieve onbevoegdheid van de rechter er niet toe leidt dat de aanbrenger niet ontvankelijk wordt verklaard, maar slechts de doorverwijzing van de zaak naar de relatief bevoegde rechter tot gevolg kan hebben, kan het verweer geen doel treffen, nu niet in geschil is dat [eiser] zijn arbeid gewoonlijk verrichtte in Haarlem, zodat de kantonrechter te Haarlem ingevolge artikel 100 Rv bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Het CWI heeft blijkens haar beslissing van 9 juni 2006 Fotovak Engel toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen, omdat de functie die [eiser] bij Fotovak Engel bekleedde, ten gevolge van bedrijfseconomische omstandigheden was komen te vervallen en voor [eiser] geen andere, passende functie bij Fotovak Engel beschikbaar was. Van meer belang dan de beantwoording van de vraag of Fotovak Engel tijdens de CWI-procedure melding had kunnen dan wel moeten maken van haar voornemen of wens om in Velserbroek een nieuw filiaal te openen, acht de kantonrechter de beantwoording van de vraag of ten gevolge van die opening de magazijnwerkzaamheden zodanig zijn toegenomen, dat [eiser] zijn functie van magazijnmedewerker had kunnen behouden. Fotovak Engel heeft gemotiveerd betwist dat dit het geval is. Van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij feiten en omstandigheden had aangevoerd waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. De enkele stelling van [eiser] het niet geloofwaardig te achten dat het nieuwe filiaal niet heeft geleid tot meer magazijnwerkzaamheden, legt onvoldoende gewicht in de schaal om het standpunt van Fotovak Engel te logenstraffen. Voorts staat als onbetwist vast dat de twee functies van verkoper in het filiaal in Amsterdam geen full time functies zijn. Los van de vraag of [eiser] geschikt moet worden geacht voor de functie van verkoper, zijn deze functies reeds daarom niet als passende functies voor hem aan te merken. Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan, dat Fotovak Engel de arbeids-overeenkomst heeft opgezegd onder opgave van een voorgewende of valse reden, zodat de eerste grondslag aan de vordering komt te ontvallen. Blijkens het bepaalde in artikel 7:681, lid 2, aanhef en onder b, BW zal beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging. Naast de in de CWI-procedure overgelegde stukken, zijn door Fotovak Engel bij conclusie van antwoord ook de jaarcijfers van haarzelf over de jaren 2003 en 2004 in het geding gebracht. [eiser] heeft de door Fotovak Engel overgelegde jaarcijfers onvoldoende gemotiveerd betwist en heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de financiële situatie van Fotovak Engel ten gevolge van de opening van het filiaal in Velserbroek in werkelijkheid veel gunstiger is dan uit de stukken blijkt. Het is derhalve naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam aannemelijk geworden dat Fotovak Engel ten gevolge van bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt was kostenbesparende maatregelen te treffen, waaronder de beëindiging van het dienstverband met [eiser]. Fotovak Engel had dus een evident, zwaarwegend belang om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen. Voor de beantwoording van de vraag of de gevolgen van het ontslag voor [eiser] te ernstig zijn, in vergelijking met het belang dat Fotovak Engel daarbij had, is het enkele feit dat Fotovak Engel [eiser] geen schadevergoeding heeft betaald niet voldoende, maar moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Het is immers niet denkbeeldig dat er omstandigheden aanwezig zijn die kunnen meebrengen dat een ontslag ook in een geval als dit, gelet op de leeftijd en de werkervaring van [eiser] en het ontbreken van een financiële tegemoetkoming, niet kennelijk onredelijk is, althans niet behoeft te zijn. Van zulke omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. [eiser] betwist dat hij twee weken na het einde van het dienstverband werk als vliegtuig-trekker heeft gevonden. Volgens [eiser] heeft hij pas twee maanden later werk gevonden via een arbeidsbureau als cateringchauffeur tegen een bruto uurloon van € 9,44. [eiser] heeft ter ondersteuning van zijn stelling bij conclusie van repliek een loonspecificatie overgelegd over week 34. [eiser] kan hiermee echter niet volstaan. Het had op zijn weg gelegen om ter onderbouwing van zijn vordering voldoende inzicht in zijn huidige financiële situatie te geven. Uit de (enkele) loonspecificatie kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid, dat [eiser] er zodanig in loon op achteruit is gegaan, dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Fotovak Engel bij de opzegging. Daarbij is van belang dat de overgelegde loonspecificatie ook geen steun biedt aan de stelling van [eiser] dat hij pas twee maanden na de beëindiging van het dienstverband met Fotovak Engel een baan heeft gevonden, nu deze specificatie ziet op een week gelegen in de maand augustus 2006. Het voorgaande in overweging nemende, komt de kantonrechter tot de slotsom dat van een kennelijk onredelijk ontslag ingevolge artikel 7:681 lid 2 sub b BW evenmin sprake is. De vordering van [eiser] ontbeert derhalve een valide grondslag, zodat deze zal worden afgewezen. Hetgeen partijen voor het overige te berde hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer, nu dit niet tot een andere uitkomst kan leiden. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter: - wijst de vordering af; - veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Fotovak Engel tot en met vandaag worden begroot op € 1.200,00 aan salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.