Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3790

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/511923-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zes weken jeugdetentie wegens het stelen van een motorscooter in Duitsland en het stelen van een vest bij een warenhuis.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/511923-06 Datum uitspraak: 18 september 2007 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, De Liesbosch 100, Nieuwegein. Raadsman: mr. P.G.M. Lodder. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2007. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De bevoegdheid van de rechtbank Blijkens de brief van de minister van justitie aan de hoofdofficier van justitie te Utrecht van 19 oktober 2005, hebben de Duitse autoriteiten met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit een verzoek ingediend tot overname van de strafvervolging van onder meer [Verdachte]. Op grond hiervan acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onder 1 ten laste gelegde feit. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als volgt heeft begaan. 1. hij op 28 januari 2005 te Düsseldorf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorrijtuig (merk Piaggio, kenteken [Kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel verbreking van het contactslot van dat motorrijtuig 2. hij op 10 augustus 2006 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vest (kleur bruin, merk Replay, waarde 55,- Euro), toebehorende aan de Bijenkorf (vestiging St.Jacobsstraat 1a). De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Ten aanzien van feit 1: De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en het in het Nederlands vertaalde geschrift van het Polizeipräsidium Düsseldorf van 29 januari 2005 met als titel “Bijlage Motorrijwiel-DB” . In het geschrift van het Polizeipräsidium Düsseldorf is weergegeven dat op 28 januari 2005 Duitse agenten een stilstaande Nederlandse auto wilden controleren omdat ze bij het voorbijrijden van deze auto een aantal jacks en motorhelmen in de kofferbak zagen liggen. Naast de auto stond een scooter van het merk Piaggio met kenteken [Kenteken], met draaiende motor. Verbalisanten moesten hun auto keren, waarna ze zagen dat de Nederlandse auto verder reed en de scooter met hoge snelheid wegreed. Hierop is de Nederlandse auto tot stilstand gebracht en doorzocht. In de auto zijn onder andere een zogenaamd ‘overbruggingscontactslot’ en een verwijderd contactslot gevonden. Hierop zijn de vijf inzittenden van de auto aangehouden. Later bleek het verwijderde contactslot van de scooter met kenteken [Kenteken] afkomstig te zijn. Korte tijd later is verdachte, op het moment dat hij de Nederlandse auto zocht, door een verbalisant herkend als de bestuurder van de scooter en aangehouden. Bij fouillering van verdachte zijn een schroevendraaier, een gebruiksaanwijzing van een motorfiets en een sleutelbos in beslag genomen. Aan de sleutelbos zat een sleutel die paste op het overbruggingscontactslot dat in de auto was gevonden. Verdachte heeft na zijn aanhouding de plek aangewezen waar hij de scooter had neergezet. De politie heeft op basis van het kenteken de eigenaar van de scooter weten te achterhalen. De eigenaar, [slachtoffer], verklaarde dat zijn scooter op 28 januari 2005 was gestolen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat drie anderen in Düsseldorf de scooter hebben gestolen en dat hij direct hierna een rondje is gaan rijden op de scooter, waarbij hij wist dat het contactslot was verbroken. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte op 28 januari 2005 rond 23.40 uur samen met vijf andere jongens in Düsseldorf was en wist dat de scooter door anderen uit het groepje werd gestolen. Zeer kort nadat de scooter was gestolen en direct nadat de politie verdachte zag, is hij met de gestolen scooter weggereden. Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen op 28 januari 2005 in Düsseldorf een scooter met kenteken [Kenteken] heeft gestolen door verbreking van het contactslot. Ten aanzien van feit 2: De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bekennende verklaring van verdachte bij de politie die hij ter terechtzitting bevestigd heeft, en de aangifte namens de Bijenkorf . Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. Ten aanzien van feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, beide onder strafverzwarende omstandigheden. Als minderjarige heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan brutale en – letterlijk – grensoverschrijdende criminaliteit. Daarbij heeft verdachte zich totaal niet bekommerd om de materiële schade, het ongemak en de overlast die met dergelijke vermogensdelicten gepaard gaan voor de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 mei 2007, waaruit blijkt dat verdachte op 10 februari 2006 eerder is veroordeeld voor onder meer gekwalificeerde diefstallen; - een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 november 2006, opgemaakt door mevrouw E. Houkes, raadsonderzoeker. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte bij bewezenverklaring van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot – kort gezegd – jeugddetentie voor de duur van 6 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen de pleegdatum van het onder 1 bewezenverklaarde en de behandeling ter terechtzitting. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 6 weken. Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr J.M. Bruins, kinderrechter en mrs J.E. Kruijff-Bronsing en S. Bouwman, bijgestaan door mr M.A. Visser als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september