Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3804

Datum uitspraak2007-07-20
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers05/505 KG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Einde dienstbetrekking voor bepaalde tijd.


Uitspraak

Uitspraak: 20 juli 2007 Rolnummer: 05/505 KG Rolnummer rechtbank: 469257/05.349 HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van 't FINANCIEEL SPECTRUM HYPOTHEKEN EN ASSURANTIËN B.V., gevestigd te Hillegom, appellante in het principaal beroep, geïntimeerde in het incidenteel beroep, hierna te noemen: Spectrum, procureur: thans mr. M.F. Laning, voorheen mr. G.V. van der Bom tegen [Werknemer], wonende te Haarlem, geïntimeerde in het principaal beroep, appellant in het incidenteel beroep, hierna te noemen: [werknemer], procureur: mr. H.C. Grootveld. Het geding Bij exploot van 4 april 2005 is Spectrum in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van 9 maart 2005, zoals verbeterd op 22 juni 2005 door de kantonrechter te Leiden als voorzieningenrechter, gewezen tussen partijen. Spectrum heeft bij memorie van grieven vier grieven aangevoerd, die door [werknemer] bij memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel (met producties) zijn bestreden. In die memorie heeft hij ook twee grieven aangevoerd, die door Spectrum bij memorie van antwoord in incidenteel appel zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. In het procesdossier van Spectrum ontbreekt productie 6 bij de memorie van grieven. In het procesdossier van [werknemer] ontbreken de producties bij de memorie van antwoord in principaal appel. Beoordeling van het hoger beroep In principaal en incidenteel appel 1. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende. 1.1 [Werknemer] is op 1 januari 2003 bij Spectrum in dienst getreden in de functie van operationeel manager voor de duur van één jaar. Op enig moment is de functie van [werknemer] gewijzigd in die van (niet-statutair) directeur. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 5.675,-- bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. 1.2 In de schriftelijke arbeidsovereenkomst met als opschrift "Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd d.d. 17 december 2002" is onder meer de volgende bepaling opgenomen: "Dienstverband voor bepaalde tijd Het dienstverband zal zijn aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot en met 31 december 2003. Uiterlijk 1 september 2003 zullen nadere afspraken tot stand moeten komen over eventuele omzetting in een dienstverband voor onbepaalde tijd of voor het continueren van een dienstverband voor bepaalde tijd. Indien de bedoelde nadere afspraken niet leiden tot voortzetting van het dienstverband hetzij voor bepaalde tijd hetzij voor onbepaalde tijd, eindigt de overeenkomst van rechtswege op 31 december 2003. 1.3 De arbeidsovereenkomst is na 1 januari 2004 voortgezet. 1.4 Op 24 november 2004 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. Spectrum, dat door Spectrum bij brief van 25 november 2004 aldus is bevestigd: "(…) In dit gesprek is door uw werkgever aangegeven dat uw dienstverband met 't Financieel Spectrum Hypotheken en Assurantiën B.V., dat op 1 januari 2003 aanving voor de duur van één jaar en met één jaar is verlengd, niet wederom zal worden verlengd en derhalve van rechtswege eindigt per 31 december 2004. (…) In het gesprek is voorts aangegeven dat het besluit tot het niet verlengen van het dienstverband mede in overleg met de aandeelhouders van 't Financieel Spectrum Holding B.V. is genomen en verband houdt met de voor het voortbestaan van 't Financieel Spectrum Hypotheken en Assurantiën B.V. noodzakelijke herstructurering. U bent voor de verdere duur van het dienstverband tot en met 31 december 2004 vrijgesteld van uw werkzaamheden. Hiermee wordt u de gelegenheid geboden om naar een andere functie te zoeken. (…)" 1.5 [Werknemer] heeft op 3 december 2004 schriftelijk geprotesteerd tegen het gegeven ontslag en zijn gemachtigde heeft dat gedaan bij brieven van 9 en 21 december 2004. 1.6 In eerste aanleg vorderde [werknemer] bij wege van voorziening bij voorraad de veroordeling van Spectrum hem tot het werk toe te laten en tot betaling van het salaris vanaf 1 januari 2005, vermeerderd met wettelijke verhoging, rente en kosten. 1.7 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter Spectrum veroordeeld om aan [werknemer] het loon door te betalen van 1 januari 2005 tot 1 april 2005, met veroordeling van Spectrum in de proceskosten. De overige vorderingen zijn afgewezen. 1.8 [Werknemer] heeft per 1 april 2005 elders een andere baan aanvaard. 3.1 In hoger beroep komt Spectrum op tegen het toegewezen deel van de loonvordering c.a., [werknemer] tegen het afgewezen deel van de loonvordering c.a.. [Werknemer] vordert in hoger beroep niet langer toegelaten te worden tot het werk. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt als volgt. 3.2 Gelet op het opschrift van de schriftelijke arbeidsovereenkomst ( zie r.o. 1.2), alsmede het bepaalde onder het kopje "dienstverband voor bepaalde tijd" kan er geen misverstand over bestaan dat partijen hebben beoogd een overeenkomst voor bepaalde tijd af te sluiten. Een dergelijke overeenkomst eindigt van rechtswege – zo bepaalt de hoofdregel van artikel 7:667, lid 1 BW – wanneer bij overeenkomst aangegeven tijd is verstreken. Indien echter – zo bepaald artikel 7:668 BW – een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, wordt zij geacht voor dezelfde tijd, doch ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden opnieuw te zijn aangegaan. Een en ander betekent voor het onderhavige geval, dat de op 17 december 2002 gesloten overeenkomst op 1 januari 2004 voor de duur van één jaar, derhalve tot 1 januari 2005 is voortgezet en op 31 december 2004 eindigt. 3.3 Voorafgaande opzegging – zo volgt uit artikel 7:667, lid 2 BW, nu niet in geschil is dat het bepaalde in artikel 7:668a BW hier niet aan de orde is – is daarvoor niet nodig, tenzij dit bij schriftelijk aangegane overeenkomst is bepaald. [werknemer] stelde zich in eerste aanleg op het standpunt dat dit het geval is, en wijst er daartoe op dat uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst volgt dat uiterlijk op 1 september 2004 nadere afspraken tot stand hadden moeten komen over een eventuele omzetting in een dienstverband voor onbepaalde tijd of voor het continueren van een dienstverband voor bepaalde tijd. Deze bepaling heeft [werknemer] aldus begrepen en naar zijn mening ook mogen begrijpen, dat bij het achterwege blijven van tijdige (dat wil zeggen uiterlijk op 1 september 2004 gemaakte) nadere afspraken, zijn arbeidsovereenkomst – gelijk het jaar ervoor – verlengd zou worden met één jaar. 3.4 Het hof deelt deze uitleg niet. Het hof is voorshands van oordeel dat [werknemer] gelet op de in dezelfde bepaling van de arbeidsovereenkomst opgenomen zin: "Indien de bedoelde nadere afspraken niet leiden tot voortzetting van het dienstverband, hetzij voor bepaalde tijd hetzij voor onbepaalde tijd, eindigt de overeenkomst van rechtswege op 31 december 2003", had moeten begrijpen, dat zonder nadere afspraken over voortzetting van het dienstverband, de (voortgezette) arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen op 31 december 2004. Dit zou alleen anders zijn, indien alsnog nadere overeenstemming zou worden bereikt over voortzetting van de arbeidsovereenkomst, of de overeenkomst zonder tegenspraak zou worden voortgezet. Omdat het gesprek van 24 november 2004 als tegenspraak kan worden aangemerkt, viel deze laatste mogelijkheid af. Dat alsnog nadere afspraken over voortzetting zijn gemaakt, is gesteld noch gebleken. Dat het voorgaande jaar wel sprake van feitelijke voortzetting was, maakt dit niet anders. 3.5 In hoger beroep heeft [werknemer] voorts nog gesteld dat hij ervan uitging dat zijn dienstverband voor bepaalde tijd was omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd. Deze dwaling komt naar het voorlopig oordeel van het hof voor zijn risico, omdat niet valt in te zien dat aan de constatering dat "we dus verder gaan" in de aandeelhoudersvergadering van 30 september 2003 de gerechtvaardigde verwachting kan worden ontleend dat het dienstverband voor bepaalde tijd, is omgezet in een voor onbepaalde tijd. Dit geldt te meer nu ook volgens [werknemer]'s eigen stellingen nimmer afspraken zijn gemaakt over de (voorwaarden van de) voorzetting van de arbeidsovereenkomst (zie MvA onder 9.2). 3.6 Het hof acht dus voorshands aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de arbeidsovereenkomst per 31 december 2004 van rechtswege is geëindigd. Daarmee komt het hof toe aan bespreking van de subsidiaire stelling van [werknemer] dat sprake is van wanprestatie, omdat Spectrum niet tenminste vier maanden voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst afspraken heeft gemaakt met [werknemer], waardoor laatstgenoemde (inkomens)schade heeft geleden. 3.7 Het hof is voorshands van oordeel, dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat het niet tijdig tot stand komen van nadere afspraken leidt tot schadeplichtigheid van Spectrum jegens [werknemer], nu gesteld noch gebleken is dat [werknemer] van zijn kant het nodige heeft gedaan om tijdig tot nadere afspraken te komen en in de overeenkomst verder nergens valt te lezen dat het initiatief om tot nadere afspraken te komen (uitsluitend) bij Spectrum lag. 3.8 Voor een voorlopige voorziening zoals door de kantonrechter toegekend, bestaat daarom geen aanleiding. Een en ander betekent dat het principaal hoger beroep slaagt en het incidenteel hoger beroep niet. [Werknemer] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het principaal en incidenteel hoger beroep. Uit praktische overwegingen zal het vonnis in zijn geheel worden vernietigd en het dictum opnieuw worden geformuleerd. Beslissing Het hof: in principaal en incidenteel appel - vernietigt het vonnis in kort geding van 9 maart 2005, zoals verbeterd op 22 juni 2005 door de kantonrechter te Leiden als voorzieningenrechter, gewezen tussen partijen, en opnieuw rechtdoende: - weigert de door [werknemer] gevraagde voorzieningen; - veroordeelt [werknemer] in de kosten van de eerste aanleg, tot op deze uitspraak aan de zijde van Spectrum begroot op € 360,-- voor salaris gemachtigde; - veroordeelt [werknemer] in de kosten van het principaal hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Spectrum begroot op € 1.209,93 (waarvan € 315,93 voor verschotten en € 894,- voor salaris procureur); - veroordeelt [werknemer] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Spectrum begroot op € 447,- voor salaris procureur; - verklaart bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, M.J. van der Ven en T.L. Tan en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2007 in bijzijn van de griffier.