Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3807

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704551/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 28 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland (hierna: het college) het plan tot wijziging van het bestemmingsplan "Recreatiecentrum De Veenhoop e.o." (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200704551/2. Datum uitspraak: 10 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    de vereniging "Fryske Feriening foar Fjildbiology" en de stichting "Friese Milieu Federatie", beide gevestigd te Leeuwarden, verzoekers, en het college van gedeputeerde staten van Fryslân, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland (hierna: het college) het plan tot wijziging van het bestemmingsplan "Recreatiecentrum De Veenhoop e.o." (hierna: het plan) vastgesteld. Bij besluit van 8 mei 2007, kenmerk 00692479, heeft verweerder over de goedkeuring ervan beslist. Tegen dat besluit heeft verzoeker sub 1 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2007, en verzoeksters sub 2 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2007, beroep ingesteld. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2007, waar verzoeker sub 1, in persoon, verzoeksters sub 2, vertegenwoordigd door mr. L. Leyten, advocaat te Leeuwarden, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. K. van Stralen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Verder is daar het college, vertegenwoordigd door mr. J. Boersma, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het plan voorziet in de bouw van een brug en een sluis, teneinde het mogelijk te maken dat het Polderhoofdkanaal door wordt getrokken naar het Grietmansrak. 2.2.    Verzoekers voeren aan dat verweerder, door geen goedkeuring aan het plan te onthouden, heeft miskend dat het college de in het bestemmingsplan "Recreatiecentrum De Veenhoop e.o." (hierna: het bestemmingsplan) neergelegde wijzigingsbevoegdheid op niet met het bestemmingsplan strokende wijze heeft toegepast. De verzoeken strekken tot schorsing ervan. 2.3.    Gebleken is dat aanvragen om verlening van bouwvergunning voor het oprichten van een brug en een sluis binnen het plangebied zijn ingediend. Dat brengt mee dat spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening kan worden aangenomen. 2.4.    Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder f, van de bij het bestemmingsplan horende voorschriften kan het college de bestemmingen binnen een op de plankaart aangegeven gebied wijzigen in de bestemmingen "Water", "Verblijfsdoeleinden" en "Groenvoorzieningen" om de doortrekking van het Polderhoofdkanaal mogelijk te maken. Niet is voorzien in de bevoegdheid om de in het bestemmingsplan opgenomen voorschriften te wijzigen en nadere aanduidingen binnen de bestemmingen "Water", "Verblijfsdoeleinden" en "Groenvoorzieningen" op te nemen. Nu het college bij het besluit van 28 maart 2007 de bij het bestemmingsplan behorende bepalingen heeft gewijzigd ten aanzien van nader op de plankaart aangebrachte aanduidingen, moet worden aangenomen dat de Afdeling het beroep tegen de goedkeuring daarvan door verweerder gegrond zal bevinden en het besluit daartoe zal vernietigen. 2.5.    Gelet hierop, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening. 2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 8 mei 2007, kenmerk 00692479; II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij verzoeker sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 425,83 (zegge: vierhonderdvijfentwintig euro en drieëntachtig cent), waarvan € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Fryslân aan verzoeker sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij verzoeksters sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 687,73 (zegge: zeshonderdzevenentachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Fryslân aan verzoeksters sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III.    gelast dat de provincie Fryslân aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoeker sub 1 en € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoeksters sub 2 vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb     w.g. Matulewicz Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2007 45-464.