Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3811

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701345/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 september 2005 heeft appellant (hierna: de gemeenteraad) aan [vergunninghouder] vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ten behoeve van de aanleg van een blijvend natuurbos (hierna: het project) aan de Wielstraat te Raamsdonk (hierna: het perceel).


Uitspraak

200701345/1. Datum uitspraak: 19 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de raad van de gemeente Geertruidenberg, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. 06/3644 van de rechtbank Breda van 15 januari 2007 in het geding tussen: [wederpartij], en appellant. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 september 2005 heeft appellant (hierna: de gemeenteraad) aan [vergunninghouder] vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ten behoeve van de aanleg van een blijvend natuurbos (hierna: het project) aan de Wielstraat te Raamsdonk (hierna: het perceel). Bij besluit van 24 mei 2006 heeft de gemeenteraad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 januari 2007, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de gemeenteraad opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de gemeenteraad bij brief van 21 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 22 maart en 4 juni 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeenteraad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2007, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door R.F. Celie, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. drs. I.F.M. Kwint, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts zijn daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. A.C.M.M. van Heesbeen, gemachtigde, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Vos, ambtenaar van de provincie, als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke openheid". Vast staat dat het project hiermee in strijd is. De gemeenteraad heeft ten behoeve van het project vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO). 2.2.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. 2.3.    De gemeenteraad betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemeenteraad de verklaring van geen bezwaar, die is afgegeven door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college), niet had kunnen gebruiken ten behoeve van de verleende vrijstelling, omdat niet kon worden afgeweken van de in het provinciale gebiedsplan "Wijde Biesbosch" (hierna: het gebiedsplan) neergelegde lijn ten aanzien van het grondbeleid in het buitengebied. Hiertoe voert de gemeenteraad aan dat het gebiedsplan op perceelsniveau ruimte biedt om aan gronden een andere invulling te geven. 2.3.1.    Het gebiedsplan is een op voorstel van het college door provinciale staten vastgesteld globaal ruimtelijk plan waarin de ambities voor het gebied zijn weergegeven. Op de bijbehorende ambitiekaart (schaal 1:50.000) is de zone waarin het perceel is gelegen aangeduid als "Grondgebonden landbouw in open landschappen". Op bladzijde 14 van het gebiedsplan staat vermeld: "De ambitiekaart is globaal en ontwikkelingsgericht. Dit betekent dat er flexibel mee omgegaan kan worden als er nieuwe inzichten zijn. De kaart heeft nadrukkelijk geen directe planologische doorwerking.". In § 12.4 is aangegeven dat gemeenten rekening moeten houden met de planologische visie van het gebiedsplan, waarbij niet naar "de letter" maar naar "de geest" van het plan moet worden getoetst.    Uit het vorenstaande volgt dat het gebiedsplan geen afgewogen, juridisch bindend, oordeel bevat op perceelsniveau. Van beleidsregels is dan ook, anders dan de rechtbank meent, geen sprake. Gelet enerzijds op het globale en flexibele karakter van het gebiedsplan en anderzijds op de ruimtelijke onderbouwing, waaruit blijkt dat de grond niet geschikt is voor landbouw doch wel voor een natuurbos en dat het project ruimtelijk inpasbaar is in de omgeving, kon de gemeenteraad de verklaring van geen bezwaar, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, ten grondslag leggen aan de verleende vrijstelling. 2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal alsnog de door de rechtbank onbesproken gelaten beroepsgrond beoordelen. 2.5.    [wederpartij] heeft in beroep bij de rechtbank betoogd dat hij door de verleende vrijstelling bedrijfsschade lijdt, waardoor hij onevenredig zwaar in zijn belangen wordt getroffen. 2.5.1.    Dit betoog treft geen doel. Volgens het in opdracht van de gemeenteraad uitgebrachte advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) van oktober 2003 treedt er als gevolg van realisering van het project naar verwachting geen schade op voor derden. De SAOZ heeft daarbij alle mogelijke vormen van schade beoordeeld. Nu [wederpartij] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niettemin bedrijfsschade zal leiden door het project, heeft de gemeenteraad de ecologische belangen die gediend zijn bij realisering van het project in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de bedrijfseconomische belangen van [wederpartij]. 2.6.    Het beroep is ongegrond. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 januari 2007 in zaak no. 06/3644; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Slump     w.g. Boermans Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2007 429-543-270.