Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3856

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706551/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

j brief van 7 september 2007 heeft verzoekster verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het zonder vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden in de Leipolder te Bergen.


Uitspraak

200706551/1. Datum uitspraak: 14 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de stichting "Stichting De Faunabescherming", gevestigd te Amstelveen, verzoekster, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. Openbare zitting gehouden op 14 september 2007 om 10.00 uur. Tegenwoordig: Staatsraad mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter Ambtenaar van Staat: mr. J. Verbeek Verschenen: verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam; verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ing. M. Doevendans, drs. A.J.A. van Hooff, ambtenaren van de provincie; Dienst Landelijk Gebied, Regio West, vertegenwoordigd door ing. J.G.M. Beumer, partij. 1. Procesverloop Bij brief van 7 september 2007 heeft verzoekster verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het zonder vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden in de Leipolder te Bergen. Bij brief van 10 september 2007 heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op haar verzoek. Verzoekster heeft bij brief van 10 september 2007 de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze heeft het verzoek op 12 september 2007 doorgestuurd naar de Voorzitter. De Voorzitter I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om handhaving van verzoekster van 7 september 2007; II.    draagt verweerder op om voor de hervatting van de ontgrondingswerkzaamheden in de Leipolder op maandag 17 september 2007 te beslissen op het verzoek om handhaving en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken; III.    wijst het verzoek voor het overige af; IV.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; V.    gelast dat de provincie Noord-Holland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt. Daartoe overweegt hij het volgende. De Voorzitter is van oordeel dat de uitspraak van de Afdeling van 29 december 2004 in zaak no. 200408181/1, niet anders kan worden verstaan dan dat het gebied "De Abtskolk-De Putten" moet worden geacht te zijn aangewezen als speciale beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op het bezwaar van de Stichting De Faunabescherming als bedoeld in die procedure. Dit houdt in dat de in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 opgenomen vergunningplicht voor dit gebied van toepassing is. Uit de stukken en de verklaringen ter zitting van verweerder blijkt dat dit door verweerder is misverstaan. Niet in geschil is dat in het geval artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het gebied van toepassing is, de werkzaamheden vergunningplichtig zijn op grond van dat artikel. Bij het nemen van de beslissing op het verzoek om handhaving dient verweerder het vorenstaande in acht te nemen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat, indien de Voorzitter zal oordelen dat een vergunning noodzakelijk is, handhavingsmaatregelen zullen worden genomen indien de in geschil zijnde werkzaamheden zullen worden voortgezet voordat de Natuurbeschermingswetvergunning is verleend. w.g. Bartel       w.g. Verbeek Voorzitter     ambtenaar van Staat 388.