Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3863

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers400788-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ten laste gelegd dat hij zijn biologische dochter heeft verkracht en dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl zij de 16-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt. Dit zou zijn gebeurd tijdens een bezoek van verdachte van zijn dochter in Oostenrijk in het kader van een hereniging, aangezien de dochter daar is geboren en daar woonachtig is. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs om verdachte hieromtrent te kunnen veroordelen. Derhalve volgt vrijspraak van beide feiten. Het verweer van de raadsman dat de regels omtrent het indienen van een rechtshulpverzoek door Oostenrijk niet zijn nageleefd, waardoor het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wordt verworpen. Eventuele schending van de regels is niet van zodanige aard dat daaraan naar geldend recht de niet-ontvankelijkheid moet worden verbonden. Ook het verweer dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte een sepotbeslissing heeft ontvangen, moet worden verworpen. Er zijn aanvullende verklaringen afgelegd door aangeefster en een getuige, waardoor sprake is van een novum en het OM terug kon komen op haar eerdere sepotbeslissing.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400788-03 Uitspraak: 28 augustus 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.C.F. Kooijmans, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. H. Timmer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot: - een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren; - een werkstraf van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE De raadsman heeft ten eerste betoogd dat de regels omtrent het afdoen van een rechtshulpverzoek niet zijn nageleefd. Het openbaar ministerie dient eerst na een rechtsgeldig ingediend rechtshulpverzoek een advies hieromtrent uit te brengen. De raadsman stelt dat het verzoek van 8 januari 2003 niet rechtsgeldig was, zodat het naar aanleiding daarvan uitgebrachte advies niet gedaan had mogen worden. Na het hernieuwd gedaan rechtshulpverzoek van 11 maart 2003 is niet opnieuw een advies uitgebracht. Ook na het hernieuwde rechtsgeldige rechtshulpverzoek van 1 september 2005 is geen nader advies uitgebracht. Ten tweede heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie na de op 25 februari 2004 medegedeelde sepotbeslissing niet tot verdere vervolging kon overgaan, nu zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient het eerste betoog te worden verworpen, aangezien de door raadsman genoemde tekortkomingen in het rechtshulpverzoek – voor zover te controleren in het dossier – niet van zodanige aard zijn dat daaraan naar geldend recht de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet worden verbonden, met name niet omdat verdachte niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Ook het tweede betoog dient naar het oordeel van de rechtbank te worden verworpen. Immers, de aanvullende verklaring van aangeefster en de – zij het summiere – verklaring van getuige [getuige] kunnen worden aangemerkt als nova op grond waarvan het openbaar ministerie naar geldend recht terug kon komen op de eerder genomen sepotbeslissing. BEWIJS Op grond van de in het strafdossier aanwezige bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [aangeefster] en de verklaring van verdachte waarin hij bevestigt dat hij in de ten laste gelegde periode inderdaad in het kader van een hereniging met zijn dochter op bezoek is geweest in Oostenrijk maar waarin hij vervolgens met grote stelligheid ontkent dat er van enig ontuchtige handeling sprake is geweest, is de rechtbank van oordeel dat naar objectieve maatstaven bemeten niet kan worden gesproken van toereikend wettig bewijs van hetgeen verdachte is ten laste gelegd. De als mogelijk belastend aan te merken verklaring van getuige [getuige] doet aan het oordeel van de rechtbank niet af, vanwege haar uiterst summiere karakter. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte aldus van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BESLISSING Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mrs. J.H. Bosch en J.E. van den Steenhoven-Drion, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2007. Mr. J.E. van den Steenhoven-Drion voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.