Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3871

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers96955/OT RK 07-857
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard nu (één van) de ouders niet verplicht kunnen worden hulpverlening voor zichzelf aan te gaan. Omgang voor minderjarige van groot belang; om loyaliteitsconflict weg te nemen danwel te voorkomen is het belangrijk dat moeder zich vrijwillig tot een hulpverlener wendt.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht MB Rekestnummer: 96955 / OT RK 07-857 Datum uitspraak: 5 september 2007 Beschikking van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige: [NAAM MINDERJARIGE], geboren te Drechterland, op [geboortedatum], vader: [NAAM], wonende te Grootebroek, moeder: [NAAM], wonende te wonende te Hoogkarspel, gezag: de moeder. PROCESGANG De kinderrechter te Alkmaar heeft bij beschikking van 11 april 2007 de ondertoezichtstelling uitgesproken over de minderjarige tot 16 januari 2008, uit te voeren door Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, vestiging Alkmaar (hierna: Bureau Jeugdzorg). De kinderrechter heeft in de voormelde beschikking geoordeeld dat er sprake is van een bedreiging voor de toekomstige identiteitsontwikkeling van [de minderjarige], nu zij geen omgang met haar vader heeft. Bij brief van 30 juli 2007 heeft Bureau Jeugdzorg de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, inhoudende dat: - de bezoekregeling twee maanden uitgesteld zal worden; - ambulante thuishulp zal plaatsvinden, teneinde moeder te leren om [de minderjarige] los te laten zodat zij contact kan hebben met haar vader; - moeder zich laat doorverwijzen naar een psycholoog danwel psychiater voor haar persoonlijke belemmeringen, teneinde uit te zoeken waarom het zo moeilijk voor moeder is om [de minderjarige] los te laten, hoe zij in het belang van [de minderjarige] kan handelen en hoe zij haar boosheid richting vader kan erkennen en onder controle kan leren houden. Op 15 augustus 2007 is namens de moeder een verzoekschrift ingediend, strekkende tot (naar de rechtbank begrijpt) het geheel dan wel gedeeltelijk vervallen laten verklaren van de voornoemde aanwijzing ex. artikel 259 lid 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij het verzoekschrift is de schriftelijke aanwijzing van 30 juli 2007 als bijlage gevoegd. Op 31 augustus 2007 zijn van Bureau Jeugdzorg de navolgende stukken per fax ontvangen: - een schriftelijke weergave van de werkwijze tot nu toe en de visie van Bureau Jeugdzorg in deze zaak; - de schriftelijke aanwijzing van Bureau Jeugdzorg van 30 juli 2007; - een brief met bijlagen van 18 juli 2007 van de toenmalige gezinsvoogd aan de moeder; - een brief van 23 juli 2007 van de toenmalige gezinsvoogd aan de moeder; - een brief van 23 juli 2007 van de moeder aan de toenmalige gezinsvoogd. Op 5 september 2007 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. C.M. Lattmann-van der Heijde, de moeder, bijgestaan door mr. G.E. Helder, de gezinsvoogd mw. L. Hartog en de gedragswetenschapper van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, dhr. M. Ravier. STANDPUNTEN PARTIJEN De moeder heeft in haar verzoekschrift en ter zitting aangegeven dat zij bestrijdt dat zij niet wenst mee te werken aan het opbouwen van contact tussen [de minderjarige] en haar vader. De moeder stelt dat zij na de escalatie van de evaluatiebespreking van het proefcontact een schriftelijk bericht heeft ontvangen omtrent een plan van aanpak, waarin melding werd gemaakt van de noodzaak van psychologische hulpverlening aan de zijde van de moeder wegens persoonlijke belemmeringen. Zij heeft hierop schriftelijk gereageerd met het verzoek aan te geven waarop deze a[de minderjarige]me is gebaseerd. Zij stelt dat hierop enkel met de onderhavige aanwijzing gereageerd is. Zij acht het niet terecht dat zij gedragsdeskundige hulpverlening dient te aanvaarden, omdat de focus dient te liggen op het gedrag wat [de minderjarige] omtrent de omgang laat zien. Bureau Jeugdzorg is van mening dat de huidige situatie, waarin de opbouw van het contact tussen [de minderjarige] en haar vader wordt belemmerd doordat moeder deze opbouw als belastend voor de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige] ervaart, niet in het belang van [de minderjarige] geacht kan worden. Doordat de moeder in haar houding volhardt, zal [de minderjarige] in een positie van gespleten loyaliteit gebracht worden. Om deze zorgelijke situatie te doorbreken acht Bureau Jeugdzorg het van belang dat de bezoekregeling twee maanden wordt uitgesteld en dat er ambulante thuishulp wordt ingezet, teneinde de moeder te leren om [de minderjarige] los te laten zodat zij contact kan hebben met haar vader. Daarnaast acht Bureau Jeugdzorg het noodzakelijk dat de moeder zich laat doorverwijzen naar een psycholoog/psychiater om uit te zoeken waarom het zo moeilijk is voor moeder om [de minderjarige] los te laten, om de boosheid van moeder richting vader te erkennen en deze onder controle te leren houden. OVERWEGINGEN Ter beoordeling staat de vraag of er redenen zijn de schriftelijke aanwijzing van de gezinvoogd geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. De kinderrechter overweegt in dit verband allereerst dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:258 Burgerlijk Wetboek (BW) de gezinsvoogdijinstelling ter uitvoering van haar taak in het kader van de ondertoezichtstelling een schriftelijke aanwijzing kan geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:259 BW de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Bij de beoordeling van de noodzaak een schriftelijke aanwijzing te geven komt aan de gezinsvoogdijinstelling een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de gezinsvoogd, beziet of de gezinsvoogd voldoende gronden heeft om de schriftelijke aanwijzing op te leggen. Het wettelijk kader van de ondertoezichtstelling biedt de gezinsvoogd de mogelijkheid om een schriftelijke aanwijzing te geven ter uitvoering van haar taak. De schriftelijke aanwijzing moet de verzorging en opvoeding van de minderjarige betreffen. De gezinsvoogd kan derhalve een ouder verplichten hulpverlening voor de minderjarige toe te staan, danwel een minderjarige verplichten hulpverlening aan te gaan. Het onderdeel van de schriftelijke aanwijzing dat er op ziet de moeder door te laten verwijzen naar een psycholoog danwel psychiater ziet indirect op de opvoeding van de minderjarige, en vindt derhalve geen grond in het wettelijke kader van de ondertoezichtstelling. Dit onderdeel dient dan ook vervallen te worden verklaard. In het licht van het vorenstaande overweegt de kinderrechter echter dat zij het van groot belang voor een evenwichtige (identiteits-)ontwikkeling van [de minderjarige] acht dat zij omgang met haar vader heeft. Daarbij is het belangrijk dat de moeder leert inzien dat haar eigen ervaringen met de vader en haar emoties en mogelijke frustraties jegens de vader, waarschijnlijk hun weerslag hebben op [de minderjarige]. Zoals ook de gedragsdeskundige van Bureau Jeugdzorg ter zitting aangaf lijken de heftige emotionele reacties die [de minderjarige] rondom de omgang laat zien, een uiting te zijn van het loyaliteitsconflict waarin [de minderjarige] zich bevindt. Doordat de (positieve) ervaringen van [de minderjarige] met haar vader niet stroken met het beeld dat zij zich van haar vader gevormd heeft (dit naar aanleiding van het beeld dat de moeder van de vader heeft en impliciet danwel expliciet op [de minderjarige] overdraagt) kan [de minderjarige] zeer verward raken, hetgeen tot uitdrukking komt in haar heftige emotionele reactie. De gezinsvoogd kan de moeder niet verplichten zich tot een psycholoog of psychiater te wenden. Daarom spreekt de kinderrechter haar hoop en verwachting uit dat de moeder inziet dat het belang van [de minderjarige] vergt dat zij zich vrijwillig tot een psycholoog of psychiater wendt, nu haar gevoelens en frustraties indirect van invloed zijn op [de minderjarige]. Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat de overige onderdelen van de schriftelijke aanwijzing - het accepteren en meewerken aan ambulante thuishulp en het uitstel van de bezoekregeling voor de duur van twee maanden - in stand blijven. Nu de termijn van het uitstel echter reeds verstreken is, zal de omgang op korte termijn weer hervat dienen te worden. BESLISSING De kinderrechter: Verklaart de schriftelijke aanwijzing van Bureau Jeugdzorg van 30 juli 2007 ex. artikel 1:259 lid 1 BW gedeeltelijk vervallen, voor zover deze ziet op de aanwijzing aan de moeder zich te laten doorverwijzen tot een psycholoog danwel psychiater. Deze beslissing is gegeven te Alkmaar door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2007, in tegenwoordigheid van mr. M. Broek als griffier.