Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3899

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500131-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft het onderzoek in een strafzaak tegen een 33-jarige verdachte heropend. De verdachte is veelpleger, harddrugsverslaafd en lijdt aan schizofrenie met paranoïde trekken. Als de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, staat de verdachte over enige tijd onbehandeld op straat en is het een kwestie van tijd voordat hij weer een delict pleegt. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de reclassering alsnog advies uitbrengt, waarin gemotiveerd wordt ingegaan op de vraag welke straf of maatregel dan wel een combinatie hiervan de meeste kans biedt op doorbreking van de vicieuze cirkel waarin de verdachte gevangen zit.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/500131-07 Zittingsdatum: 4 september 2007 Uitspraak : 18 september 2007 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren in 1974, wonende te [adres en woonplaats], thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, locatie Huis van Bewaring te Haarlem. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is -overeenkomstig de gewijzigde tenlastelegging- ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2007 tot en met 26 februari 2007 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; SUBSIDIAIR: hij op of omstreeks 20 februari 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte; 2. (710475-07) hij op of omstreeks 21 februari 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] - zijnde verdachtes vader), (met kracht) een of meer ke(e)r(en) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) heeft geslagen en/of gestompt tegen/op het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en) en/of de buik althans het (gehele) lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. (710475-07) hij op of omstreeks 21 januari 2007 te Dordrecht [slachtoffer 4], zijnde verdachtes broer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar, althans een scherp (knip)voorwerp, (van korte afstand) gehouden in de richting van die [slachtoffer 4] en/of getoond aan die [slachtoffer 4] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af, vuile klootzak" en/of "ik steek hem in je schedel, dan ben je gelijk dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft - het onder 1. subsidiair alsmede het onder 2. en 3. ten laste gelegde bewezen achtend gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. 3.2 De verdediging De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 4. De beraadslaging Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest. Als de rechtbank tot bewezenverklaring van een of meer van de ten laste gelegde feiten komt, moet zij vervolgens beoordelen of het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend en - mede afhankelijk van het antwoord op deze vraag - welke straf en/of maatregel passend is. Zeker in de onderhavige strafzaak is een zorgvuldige beantwoording van deze vragen van groot belang. De verdachte is immers herhaaldelijk veroordeeld tot gevangenisstraf, maar hij blijft desondanks strafbare feiten plegen. Zijn harddrugsverslaving en geestelijke stoornis(sen) – de verdachte lijdt aan schizofrenie met paranoïde trekken en hij is bij tijd en wijle psychotisch – spelen hierbij een bepalende rol. De ter terechtzitting van 4 september 2007 gehoorde deskundige Van Waterschoot, verbonden aan De Grote Rivieren te Dordrecht, heeft verklaard dat de medicijnen die de verdachte ter bestrijding van de symptomen van zijn ziekte(s) moet innemen minder goed of niet werken door het cocaïnegebruik van de verdachte, dat er voorts toe bijdraagt dat de verdachte zijn medicijnen niet meer wil innemen en ertoe leidt dat zijn psychoses ernstiger worden. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich in een vicieuze cirkel bevindt. Dit is voor hem en zijn naasten een tragische situatie, die voor de samenleving als geheel de nodige overlast met zich brengt omdat de verdachte steeds opnieuw strafbare feiten pleegt. Het moet naar het oordeel van de rechtbank uitgesloten worden geacht dat de verdachte zijn problemen op eigen kracht te boven komt. Als de rechtbank een of meer van de ten laste gelegde feiten bewezen verklaart en de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, staat de verdachte - naar het zich laat aanzien binnen afzienbare tijd - zonder verdere behandeling of begeleiding op straat en is het een kwestie van tijd voordat hij weer een strafbaar feit pleegt. Dit is des te zorgelijker, omdat de verdachte de laatste jaren uitsluitend wegens vermogensdelicten is veroordeeld, terwijl hij thans onder meer terechtstaat op verdenking van mishandeling van zijn vader en bedreiging van zijn broer. Deze ontwikkeling doet het ergste vrezen voor de toekomst. Ook de deskundige heeft ter terechtzitting van 4 september 2007 verklaard dat in zijn waarneming sprake is van een afglijden van de verdachte in de richting van ernstiger vormen van criminaliteit. Gelet op de complexe persoonlijke problematiek van de verdachte heeft de rechtbank de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 7 juni 2007 op verzoek van de officier van justitie aangehouden. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juni 2007 heeft de rechtbank hiertoe besloten opdat De Grote Rivieren informatie verstrekt over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van een mogelijk op te leggen ISD-maatregel en de reclassering een behandelplan opstelt. Ter terechtzitting van 4 september 2007 heeft de deskundige met verwijzing naar de wettelijke zorgplicht verklaard dat De Grote Rivieren bereid is de verdachte opnieuw te behandelen als de rechtbank hiertoe zou besluiten. De deskundige heeft echter niet duidelijk kunnen maken welke behandeling hem concreet voor ogen staat en op grond waarvan mag worden aangenomen dat hernieuwde behandeling ondanks de ervaringen in het verleden voldoende kans van slagen heeft om een nieuwe poging te wagen. Met andere woorden, er is geen concreet behandelplan. De rechtbank moet voorts vaststellen dat de officier van justitie, ook al is in het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juni 2007 uitdrukkelijk vermeld dat de behandeling van de zaak mede is aangehouden met het oog op het opstellen van een behandelplan door de reclassering, geen kenbare activiteiten heeft ontplooid om een dergelijk plan te laten opstellen. Gelet op het vorenstaande beschikt de rechtbank naar haar oordeel over onvoldoende informatie om de strafzaak tegen de verdachte op verantwoorde wijze af te doen. Gezien het hierboven geschetste grote belang van een zorgvuldige straftoemeting acht de rechtbank het noodzakelijk dat de reclassering alsnog wordt gevraagd een voorlichtingsrapport op te stellen, waarin vooral wordt ingegaan op de vraag welke straf of maatregel dan wel een combinatie hiervan de meeste kans biedt op doorbreking van de vicieuze cirkel waarin de verdachte gevangen zit. Als de reclassering de rechtbank zou adviseren de verdachte de ISD-maatregel of een andere vorm van verplichte behandeling op te leggen, acht de rechtbank het van belang dat de reclassering, al dan niet in samenspraak met De Grote Rivieren of een andere instelling waar behandeling zou kunnen plaatsvinden, in haar voorlichtingsrapport zo concreet mogelijk ingaat op de vraag waaruit deze behandeling zou moeten bestaan en wat er van deze behandeling wordt verwacht. De rechtbank zal het onderzoek heropenen, het onderzoek ter terechtzitting schorsen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie teneinde voor het bovenstaande zorg te dragen. De rechtbank overweegt voorts het volgende. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van verdachte op 1 maart 2007 bij de rechter-commissaris dat hij weigert mee te werken aan een onderzoek door een psychiater en/of psycholoog. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 september 2007 gerefereerd aan een psychologisch rapport uit 2005, waarin is geadviseerd de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten voor het toen aan de orde zijnde vermogensdelict. Gezien de ouderdom van dat rapport, de verklaring van de deskundige over het afglijden van de verdachte en de aard van de misdrijven waarvan hij thans wordt verdacht, acht de rechtbank het rapport uit 2005 niet bruikbaar voor de afdoening van de onderhavige strafzaak. Hoewel de rechtbank niet beschikt over specifieke deskundigheid ter zake, kan zij zich mede op grond van het verhandelde ter terechtzitting van 4 september 2007, waar de verdachte bij herhaling heeft verklaard dat hij geen ouders en broer heeft en dat hij altijd ruzie heeft met “die mensen”, niet aan de indruk onttrekken dat de geestelijke stoornis(sen) van de verdachte en vooral zijn paranoïde trekken een rol en mogelijk een grote rol hebben gespeeld bij het eventueel plegen van de geweldsmisdrijven waarvan hij thans wordt verdacht en de rechtbank vraagt zich in gemoede af of deze feiten de verdachte (volledig) kunnen worden toegerekend. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het aangewezen dat de verdachte, mede in zijn eigen belang en in aanmerking genomen dat sinds zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 1 maart 2007 meer dan een half jaar is verstreken, wordt gevraagd of hij volhardt in zijn weigering mee te werken aan een onderzoek door een psycholoog en/of psychiater. De rechtbank is zich ervan bewust dat de kans groot is dat de verdachte volhardt, maar omdat de zaak toch al wordt aangehouden met het oog op het alsnog verkrijgen van een gedegen strafadvies, wil de rechtbank van de gelegenheid gebruik maken dit aan de verdachte te laten vragen. De rechtbank zal de rechter-commissaris verzoeken contact op te nemen met de raadsvrouw van de verdachte om te bespreken hoe het vragen van deze toestemming aan de verdachte het beste kan plaatsvinden en deze vraag vervolgens op de afgesproken manier aan de verdachte te (doen) stellen. Als de verdachte alsnog wil meewerken, wordt de rechter-commissaris verzocht het onderzoek zo spoedig mogelijk in gang te (doen) zetten. De rechtbank is zich ervan bewust dat de verdachte zich reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis bevindt. Gelet hierop verzoekt zij de officier van justitie en de rechter-commissaris met de grootst mogelijke voortvarendheid te opereren. Naar het oordeel van de rechtbank zou het mogelijk moeten zijn binnen een aantal weken de beschikking te verkrijgen over een reclasseringsrapport, waarbij de rechtbank zich volledig bewust is van de werkdruk bij de reclassering, terwijl voorts op korte termijn duidelijk zou moeten kunnen worden of de verdachte volhardt in zijn weigering mee te werken aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid en geestvermogens. De rechtbank zal de zaak vervolgens met voorrang op een nieuwe terechtzitting behandelen. 5. Beslissing De rechtbank heropent het onderzoek ter terechtzitting; schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd doch maximaal voor de duur van drie maanden; wijst de zaak terug naar de rechter-commissaris met het verzoek op korte termijn contact op te nemen met de raadsvrouw van de verdachte om te bespreken hoe de verdachte het beste kan worden gevraagd of hij volhardt in zijn weigering medewerking te verlenen aan een onderzoek door een psychiater en/of psycholoog en deze vraag vervolgens op de afgesproken wijze aan de verdachte te (doen) stellen. Als de verdachte hieraan alsnog wil meewerken, wordt de rechter-commissaris verzocht het onderzoek zo spoedig mogelijk in gang te (doen) zetten; draagt de officier van justitie op, op korte termijn zorg te dragen voor het alsnog opstellen van een voorlichtingsrapport door de reclassering, waarin gemotiveerd wordt ingegaan op de vraag welke straf of maatregel dan wel een combinatie hiervan de meeste kans biedt op doorbreking van de vicieuze cirkel waarin de verdachte gevangen zit; stelt de termijn van schorsing van het onderzoek op meer dan één maand om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van de rechtbank geen ruimte biedt om, voor zover het nadere onderzoek door de rechter-commissaris binnen een maand na heden zou zijn afgerond én binnen deze termijn een voorlichtingsrapport van de reclassering beschikbaar zou komen, vervolgens nog binnen één maand na heden een nieuw onderzoek ter terechtzitting te doen plaatsvinden; beveelt de oproeping van verdachte en de kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw tegen het nader te bepalen tijdstip waarop met de behandeling van de zaak ter terechtzitting zal worden voortgegaan. Dit vonnis is gewezen door: mr.drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. B. van Velzen, rechters, in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2007. Wegens afwezigheid is mr. Wijte niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.