Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3906

Datum uitspraak2007-09-20
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers801391-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van verkrachting; wederrechtelijke vrijheidsberoving; kinderpornografisch materiaal in bezit hebben.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 801391-06 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2007 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [datum en plaats], wonende te [adres], raadsman mr. Moes, advocaat te Bergen op Zoom. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2007, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: (feit 1) iemand heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan door een fles in de anus te duwen of een poging daartoe heeft gedaan; (feit 2) iemand enige tijd in een ruimte heeft opgesloten en opgesloten gehouden; (feit 3) een filmpje heeft vervaardigd, verspreid of in bezit gehad, waarop seksuele gedragingen met een minderjarige te zien zijn. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht. 4.2 De bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte deze feiten ontkent en dat wettig en overtuigend bewijs voor die feiten ontbreekt. De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van de aangever, verdachte en de medeverdachten en het GSM-filmpje dat de rechtbank heeft gezien en waarop de pijnkreet van het slachtoffer te horen is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard misselijk te zijn geworden van de geur, nadat de fles uit de bilspleet werd gehaald. De aangever heeft verklaard last te hebben gehad van lichamelijke klachten, zoals pijn in de anus en bloedverlies. Ondersteunend voor het bewijs acht de rechtbank bovendien de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], nu deze verklaren uit de mond van medeverdachte [naam medeverdachte] te hebben gehoord dat de fles in de anus is geweest. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van seksueel binnendringen als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Hiervan is sprake geweest, nu de handelingen in objectieve zin een seksuele strekking hebben. De individuele beleving van de dader of het slachtoffer is hierbij niet van belang. Verdachte kan als medepleger van dit feit worden aangemerkt. Hij was weliswaar niet degene die de fles in de anus van het slachtoffer heeft geduwd, maar hij heeft wel een significante bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het delict. Hij hield het slachtoffer in bedwang, zag dat de boxer van het slachtoffer werd uitgetrokken en zag dat de fles werd gepakt. Bovendien is hij het slachtoffer blijven vasthouden toen de fles in diens bilspleet ging en het slachtoffer in reactie hierop schreeuwde. Onder die omstandigheden kan gezegd worden dat er een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en medeverdachte [naam medeverdachte] heeft bestaan om dit feit gezamenlijk uit te voeren. De rechtbank acht feit 2 bewezen, nu uit de verklaringen van de aangever en de verdachten blijkt dat de aangever de doucheruimte wilde verlaten, maar dit niet kon omdat de deur was gebarricadeerd. Dat verdachte en zijn medeverdachten de deur hebben gebarricadeerd, leidt de rechtbank af uit de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie (p. 224 e.v. van het eindproces-verbaal). Ondersteunend voor het bewijs acht de rechtbank de verklaring van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4]. Hoe lang dat heeft geduurd is niet duidelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de tijdsduur voor de aangever zodanig lang is geweest dat kan worden gesteld dat er sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De omstandigheid dat de aangever op de deur heeft staan bonken om eruit te kunnen, betekent dat dit ook voor alle vier de verdachten hoorbaar moet zijn geweest. De rechtbank acht het medeplegen door verdachte van dit feit dan ook bewezen. 4.3 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 18 oktober 2006 te Huijbergen, gemeente Woensdrecht, tezamen en in vereniging met een ander door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handelingdie bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededader een fles in de anus van die [slachtoffer] geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhei hierin dat verdachte en zijn mededadersde onderbroek van die [slachtoffer] hebben uitgetrokken en die [slachtoffer] bij zijn armen enzijn lichaam hebben vastgehouden; 2. op 18 oktober 2006 te Huijbergen, gemeente Woensdrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat opzet een deur van een badkamer/doucheruimte gebarricadeerd, terwijl die [slachtoffer] zich in die badkamer/doucheruimtebevond; 3. in de periode van 18 oktober 2006 tot en met 30 oktober 2006 te Bergen op Zoom, een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten het duwen/inbrengen van een fles in de anus van een persoon, ([slachtoffer]), bij welke vorenbedoelde afbeeldingen (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken heeft verspreid en in bezit heeft gehad; De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en 1 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar, alsmede een werkstraf van 240 uur. 6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft gepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring voor alle feiten komt, voor matiging van de werkstraf, nu er een differentiatie in de rol van de verschillende verdachten is aan te brengen. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan ernstig grensoverschrijdend gedrag. Een groepje van vijf vrienden, waaronder verdachte, verbleef tijdens de herfstvakantie 2006 enige dagen in een boshuisje in Huijbergen. Tijdens dit verblijf werd excessief alcohol gebruikt. Vanaf het begin van de avond was één van hen, [slachtoffer], het mikpunt van allerlei plagerijen. [slachtoffer] die ziek was van de alcohol werd naar buiten gedragen en mocht enige tijd het huisje niet meer in. Hij werd door medeverdachte [naam medeverdachte] met de steel van een bijl in zijn kruis getikt. Hij werd op de bank gelegd, uitgekleed en er werd tegen hem geduwd en aan hem getrokken. [slachtoffer] verweerde zich fysiek hiertegen. Vervolgens werd de boxer van [slachtoffer] uitgedaan en heeft medeverdachte [naam medeverdachte] een fles in zijn anus geduwd, terwijl verdachte [slachtoffer] in bedwang hield. Hiervan werd lachend een GSM-filmpje en een foto gemaakt. Toen [slachtoffer] daarna ging douchen, werden zijn kleren en zijn handdoek weggenomen uit de doucheruimte en werd de deur van de doucheruimte gebarricadeerd. Na de herfstvakantie is het filmpje van het flesincident op school en op de hockeyclub uitgebreid vertoond. De rechtbank rekent verdachte ook aan dat hij als trainer van de hockeyclub niet heeft verhinderd dat het filmpje op de hockeyclub werd vertoond. Het is duidelijk dat de verdachten ontoelaatbaar gedrag hebben vertoond. Dat het forse alcoholgebruik hierbij een grote rol heeft gespeeld, wil de rechtbank wel aannemen. Deze omstandigheid maakt het plegen van de feiten echter niet minder verwijtbaar, nu zij zichzelf in die toestand van dronkenschap hebben gebracht. Volgens de “vrienden” van het slachtoffer was het als een geintje bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat dit gedrag onder een andere categorie valt. Zij wijst in dat verband op de slachtofferverklaring, waaruit blijkt welke impact het gebeuren op [slachtoffer] en zijn directe omgeving heeft gehad. Hij heeft zich onder behandeling van de huisarts en van het GGZ moeten stellen vanwege psychische problemen, zoals herbeleving, angst, schaamte, slapeloosheid, concentratieproblemen en verdriet. Verdachte heeft een blanco strafblad en volgens de reclassering kan de kans op recidive laag worden ingeschat. Het opleggen van toezicht wordt door de reclassering niet noodzakelijk gevonden. De rechtbank acht van belang dat verdachte, waar mogelijk, meewerkt aan herstel van relaties, nu hier sprake was van een vriendengroepje. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf van 200 uur en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, op zijn plaats, te weten 210 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Zij brengt aldus de straffen meer in overeenstemming met die van zijn medeverdachte [naam medeverdachte]. Verdachte is weliswaar meerderjarig, maar daar staat tegenover dat zijn inbreng bij het plegen van het flesincident minder groot is geweest dan die van de medeverdachte [naam medeverdachte]. 7 De benadeelde partij. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 18.540,- voor de feiten 1 tot en met 3. De rechtbank is van oordeel dat er schade is geleden die een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De gevorderde immateriële schade is tot een bedrag van € 2.000,- voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal de vordering bij wijze van voorschot tot dat bedrag toewijzen, nu zij verdachte aansprakelijk acht voor die schade. Voor het overige deel van de immateriële schade en voor het deel van de materiële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat die delen van de vordering niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij kan het niet toegewezen deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Nu er sprake is van medeplegen bij de feiten 1 en 2 zal de rechtbank bepalen dat indien het bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 240b, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: 1. Medeplegen van verkrachting; 2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden; 3. Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in bezit hebben; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd. die hierbij wordt bepaald op 2 jaar, schuldig maakt aan een strafbaar feit; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen; Benadeelde partijen - veroordeelt verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende [adres] van de som van € 2.000,-, bij wijze van voorschot ter zake van immateriële schade; Indien dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, is verdachte niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen. - bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is; (BP.22) - veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 2.000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A) - heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mrs. Van Kralingen en Pick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oostlander-Vink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 september 2007. Mr. Alferink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.