Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3910

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460292-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank veroordeelt verdachte voor bedreiging en vernieling tot een gevangenisstraf, reclasseringstoezicht en schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460292-07 Uitspraak d.d.: 19 september 2007 tegenspraak/ dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [plaats en adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2007. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven: - Het namens verdachte door de raadsman gedane verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte is afgewezen. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 23 april 2007, te Doetinchem, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes heeft vastgehouden en/of met dat mes in de hand in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 22 april 2007, te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Ford Escort), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 25 april 2007, te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning en/of in die woning staande bank en/of bloempotten en/of gordijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 30 april 2007, te Doetinchem, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid voor personen en/of goederen kon ontstaan en/of met openlijk geweld, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een riem heeft vastgehouden en/of een of meerdere malen, althans eenmaal met een riem in de richting van die [slachtoffer 3] geslagen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "En...... wat had je nou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 5. hij op of omstreeks 30 april 2007, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een riem vast gehouden en/of een of meer slaande beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben vastgehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Rijd niet meer bij mijn moeder door de straat!", althans woorden van soortgelijke aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 6. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 1 april 2007, te Braamt en/of in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] SMS'jes heeft gestuurd of verzonden met daarin de tekst(en) "Ik maak je dood" en/of "Als ik je tegenkom, dan pak ik je" en/of "Ik ga je in de fik zetten" en/of "Ik ga je neuken" en/of "Ik ga je moeder neuken, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer 2] (mondeling) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood. Ik weet waar je auto staat" en/of "Ik sla je kapot, je bent gewaarschuwd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 7. hij op of omstreeks 06 februari 2007 te Steenderen, althans in de gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 4] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (parketnummer 06/470402-07) art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak De raadsman heeft vrijspraak voor feit 7 bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Volgens de aangifte heeft verdachte [slachtoffer 4] telefonisch bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling door dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je kapot”. Verdachte ontkent dit. Hij heeft alleen tegen [slachtoffer 4] gezegd: “Ik maak je bedrijf kapot”, en bedoelde hiermee op financieel gebied. Dit is geen misdrijf tegen het leven of de lichamelijke integriteit gericht. De getuigenverklaring van [getuige A] acht ik onbetrouwbaar, omdat hij dit waarschijnlijk van zijn werkgever moest verklaren. De officier van justitie heeft het onder 7 tenlastegelegde bewezen geacht. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 7 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe, dat aan verdachte het voordeel van de twijfel toekomt, nu de verklaring van de getuige [getuige A] niet uitsluit dat verdachte zijn bedreiging(en) heeft beperkt/bedoelde te beperken tot het bedrijf van [slachtoffer 4]. Bewezenverklaring De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 tenlastegelegde, omdat verdachte de aangifte heeft betwist en aanvullend bewijs ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, op basis van: - de aangifte van [slachtoffer 1], dossierpagina 52; - de verklaring van verdachte, dossierpagina 54, in welke verklaring hij bekent: “Die man mogelijk wel wat bedreigends toegeroepen te hebben”. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte hierbij een mes gebruikt heeft. Bewezen wordt verklaard dat: 1. hij op 23 april 2007, te Doetinchem, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 2. hij op 22 april 2007, te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Ford Escort), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd; 3. hij op 25 april 2007, te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning en in die woning staande bank en bloempotten en gordijn, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [bedrijf], heeft vernield en beschadigd; 4. hij op 30 april 2007, te Doetinchem, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een riem vastgehouden en met een riem in de richting van die [slachtoffer 3] geslagen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "En...... wat had je nou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 5. hij op 30 april 2007, te Doetinchem, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een riem vast gehouden en daarbij die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Rijd niet meer bij mijn moeder door de straat!", althans woorden van soortgelijke aard of strekking; 6. hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 1 april 2007, in Nederland, telkens [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting en met brandstichting, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] SMS'jes gestuurd of verzonden met daarin de teksten: "Ik maak je dood" en "Als ik je tegenkom, dan pak ik je" en "Ik ga je in de fik zetten" en "Ik ga je neuken" en "Ik ga je moeder neuken, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en die [slachtoffer 2] mondeling dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood. Ik weet waar je auto staat" en "Ik sla je kapot, je bent gewaarschuwd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat onder 1-6 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: 1. Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. 2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen. 3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en vernielen. 4. Bedreiging met zware mishandeling. 5. Bedreiging met zware mishandeling. 6. Bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting en met brandstichting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Over verdachte is een psychiatrisch advies gedateerd 9 juli 2007 opgemaakt door S. de Jong, psychiater, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. De psychiater heeft geconcludeerd dat uit het onderzoek, met name bij de beoordeling van de persoonlijkheidsaspecten en de alcoholabusis NIET naar voren komt, dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde duidelijk in een verminderde mate in staat was om zijn gedrag te beseffen en te bepalen. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). 2. De officier van justitie acht de feiten 2-7 bewezen en heeft een gevangenisstraf gevorderd van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van twee jaren, met de bijzonder voorwaarde reclasseringstoezicht en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat het “relatiegerelateerde feiten” betreft en dat verdachte een alcoholprobleem heeft. 3. De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer 2] ook verwijt treft en dat er over en weer van alles gebeurd is. Verdachte heeft zich niet verstandig opgesteld in de gebeurtenissen, waarbij het alcoholgebruik in zijn nadeel heeft gewerkt. Hij heeft de rechtbank verzocht een vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarde “hulp bij zijn alcoholproblematiek”. 4. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en voorts is vermeld in het door J. Brink van het Leger des Heils, omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport d.d. 19 juli 2007. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich in woord en daad heeft schuldig gemaakt aan een reeks van agressieve delicten, waardoor voor zijn slachtoffers veel angst, stress en/of schade is veroorzaakt. Verdachte heeft daarbij gehandeld uit boosheid en frustratie over een verbroken relatie en vermeende roddels, waarbij zijn opwinding veelal nog werd versterkt door overmatig alcoholgebruik. De rechtbank neemt voorts in aanmerking, dat verdachte gezien zijn justitiële documentatie van 28 mei 2007 al vaker voor soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking geweest. De psychiater adviseert tot een strafrechtelijke afdoening, met verwijzing door de reclassering naar de verslavingszorg. Het voorgaande afwegend ziet de rechtbank aanleiding om de navolgende vrijheidsstraf op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De bijzondere voorwaarde zal ertoe dienen verdachte steun en begeleiding te geven bij de behandeling van zijn alcoholproblematiek. Verdachte heeft verklaard gemotiveerd te zijn voor behandeling van zijn alcoholverslaving. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.672,74 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Onder erkenning van het feit dat schade is aangericht waarvoor verdachte rechtens aansprakelijk is, is de desbetreffende vordering door en namens verdachte betwist als veel te hoog, enerzijds omdat niet alle beschadigingen door verdachte zijn aangericht en anderzijds omdat de voor verdachtes rekening komende schade niet kan uitgaan boven de geringe dagwaarde van de uit 1991 daterende auto. De door de benadeelde overgelegde herstelkostenbegroting is derhalve niet ter zake dienend, nog daargelaten dat deze betrekking heeft op in eigen beheer uit te voeren werkzaamheden. Nu op grond van het onderzoek kan worden vastgesteld, dat verdachte in elk geval voor een deel van het gevorderde aansprakelijk is, maar verdachte zich niet heeft willen uitlaten over het bedrag van een in zijn ogen redelijke schadevergoeding, ziet de rechtbank aanleiding naar redelijkheid en billijkheid zelfstandig te begroten voor welk bedrag verdachte minimaal aansprakelijk kan worden geacht. De rechtbank begroot dit bedrag, mede gelet op het bouwjaar van de auto, op € 500,00. Zij zal de benadeelde partij voor het meergevorderde in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu dit deel niet zo eenvoudig van aard is dat het zich leent voor afdoening door de strafrechter. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57, 63, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1-6 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1-6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 132 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door een nader door de reclassering aan te wijzen instelling voor de verslavingszorg. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van die aan te wijzen instelling zullen worden gegeven. Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], van een bedrag van € 500,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij voor het meergevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 500,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Verstaat dat de voorlopige hechtenis bij afzonderlijke beslissing van 5 september 2007 is opgeheven met ingang van 7 september 2007 te 10.00 uur. Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2007. Mr. Kleinrensink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.