Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3915

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801706-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en feitelijke aanranding van de eerbaarheid bewezen. Zij acht een gevangenisstraf niet zonder meer geïndiceerd en legt een werkstraf op.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 06/801706-06 en 06/060319-04 (tul) Uitspraak d.d.: 14 september 2007 Tegenspraak / dnip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 16 juli 2006, in de gemeente Zutphen ,opzettelijk mishandelend [[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geduwd en/of (een) vinger(s) in de neus heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 16 juli 2006 in de gemeente Zutphen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal je niet vergeten, ik pak je nog wel, ik zal je doden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 16 juli 2006, in de gemeente Zutphen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit een of meermalen - het met beide, althans één, hand(en), (over de kleding) (beet)pakken en/of knijpen en/of betasten van/in de borst(en) van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - het met beide, althans één, hand(en), (over de kleding) (beet)pakken en/of betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - het met beide, althans één, hand(en), (over de kleding) slaan en/of strelen en/of wrijven en/of aanraken van de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit - het onverhoeds en onverwachts (beet)pakken en/of aanraken en/of knijpen van/in de borst(en) en/of slaan op/tegen de billen en/of (beet)pakken en/of aanraken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en/of is doorgegaan met voornoemd(e) ontuchtige handeling(en), zulks terwijl die [slachtoffer 2] aan hem verdachte, (meermalen) te kennen had gegeven dat dit niet normaal was en dat hij moest stoppen en moest doorlopen en/of weggaan; art 246 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft hij betoogd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] tien minuten na het incident is opgenomen. Er zijn drie verklaringen dat verdachte bier heeft gegooid en verzet heeft gepleegd en twee verklaringen met betrekking tot de geuite bedreigingen. Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie betoogd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] zeer gedetailleerd is en dat aangeefster het incident direct heeft verteld aan [getuige A]. De officier heeft verder aangegeven het opmerkelijk te vinden dat verdachte zijn excuses heeft aangeboden, nu hij het feit heeft ontkend. 2. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de uitsmijter hem heeft gevraagd mee te lopen. Er viel toen per ongeluk bier in het gezicht van de uitsmijter. De uitsmijter hield hem vast in een hoek bij de deur. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij met opzet bier in het gezicht van aangever [slachtoffer 1] heeft gegooid en dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen. Wel heeft hij het hoofd van [slachtoffer 1] vastgepakt en weggeduwd, maar dit kan geen pijn hebben gedaan. Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte aanvankelijk ter terechtzitting de bedreiging richting [slachtoffer 1] bekend, doch later heeft hij de bedreiging ontkend en verklaard dat hij alleen heeft gezegd “ik spreek jou nog”. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer 2] heeft lastiggevallen. Hij is wel naar het toilet geweest, maar is daar niemand tegengekomen. Ook heeft hij ontkend dat er tegen hem is geschreeuwd toen hij in het halletje bij het toilet was. 3. Uit het proces-verbaal blijkt dat [verbalisanten] op 16 juli 2006 omstreeks 02.50 uur een melding kregen dat er gevochten werd in of nabij het café te Zutphen. In de hal van het café troffen zij de uitsmijter van het café, die een man in bedwang hield, die later [verdachte] bleek te zijn.(zie eindnoot 1) 4. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 16 juli 2006 werkzaam was als portier bij café in Zutphen en dat hij een meisje zag huilen. Zij vertelde hem dat ze was betast door een man en ze wees de man aan. Hij heeft de man gevraagd het café te verlaten, omdat de man een meisje had lastiggevallen. De man weigerde weg te gaan. Hij zag en voelde dat de man zijn glas gevuld met bier in zijn gezicht gooide, waarop hij hem tegen de muur heeft geduwd om hem onder controle te houden. De man verzette zich. De man probeerde hem te slaan, stak twee vingers in zijn neus, en probeerde hem weg te duwen. Dit veroorzaakte pijn bij hem. Hij heeft gehoord dat de man hem bedreigde en dat hij zei: “ik zal je niet vergeten, ik pak je nog wel, ik zal je doden”.(zie eindnoot 2) 5. [getuige B] heeft verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] meerdere keren tegen een persoon zei dat hij het café moest verlaten. De persoon bleef echter in de garderobe staan. Hij zag dat de persoon daarop de inhoud van een glas in de richting van [slachtoffer 1] gooide en dat [slachtoffer 1] de persoon vastgreep en in de richting van een hoek drukte. Hij zag dat de persoon meerdere malen met een tot vuist gebalde hand met kracht op de rug en het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] duwde. Hij hoorde de persoon in de richting van [slachtoffer 1] roepen: “ik zoek je op, ik maak je af, ik pak je nog wel”.(zie eindnoot 3) 6. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 16 juli 2006 in het café was. Tussen ongeveer 02.00 uur en 02.30 uur moest zij naar het toilet. Toen ze terug kwam, liep ze langs een persoon en voelde ze opeens een hand op haar borst. De man greep haar linkerborst vast en kneep erin. Zij draaide zich om en vroeg hem of hij dat normaal vond. Ze was kwaad en begon tegen hem te schreeuwen. Toen ze wilde doorlopen, stond hij opeens voor haar. De deur naar de toiletten (de deur van het halletje) stond open zodat ze eruit kon. Toen ze langs de man heen wilde lopen, ging hij voor haar staan, greep met een hand tussen haar benen en pakte haar vol in haar kruis. Ze voelde dat hij aan haar vagina zat. Ze duwde hem weg. Hij greep weer naar haar borst. Omdat ze zich wegdraaide, gleed zijn hand over haar borst heen. Toen ze wegliep, sloeg hij met zijn hand tegen haar kont. Ze heeft duidelijk tegen hem gezegd dat hij op moest rotten.(zie eindnoot 4) 7. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] naar het toilet is gelopen. Omdat [getuige A] vond dat het erg lang duurde, is ze richting het toilet gelopen. Toen ze voor de deur stond, die toegang geeft naar het halletje waar het toilet is, ging de deur open en kwam [slachtoffer 2] snel naar haar toelopen. Ze zag dat [slachtoffer 2] nogal overstuur was. [slachtoffer 2] vertelde haar dat die jongen haar bij de borsten en in haar kruis had gegrepen. [slachtoffer 2] stond te schreeuwen tegen de man die later is aangehouden. [getuige A] hoorde dat [slachtoffer 2] zei dat hij dat niet nog een keer moest flikken. Hij moest met zijn poten van haar afblijven. [getuige A] verklaarde dat de man daarbij alleen maar stond te lachen. (zie eindnoot 5) De rechtbank leidt uit de verklaring van [getuige A] af, dat dit incident heeft plaatsgevonden bij het toilet, nu [getuige A] erbij stond toen [slachtoffer 2] tegen de man schreeuwde en geen van de overige getuigen, noch aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 2] hebben horen schreeuwen tegen de man toen ze hem later in het café aanwees. 8. De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van verdachte ter terechtzitting, dat hij niemand bij het toilet is tegengekomen en dat er niet tegen hem is geschreeuwd, ongeloofwaardig zijn, nu de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] hieromtrent wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige A], die direct na het incident [slachtoffer 2] bij het toilet tegenkwam. [getuige A] heeft verklaard dat zij toen van [slachtoffer 2] heeft gehoord wat er was gebeurd. Voorts komt uit haar verklaring naar voren dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 2] tegen verdachte stond te schreeuwen. Bewezenverklaring Bewezen wordt verklaard dat: 1. hij op 16 juli 2006 in de gemeente Zutphen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geduwd en vingers in de neus heeft gestoken, waardoor deze pijn heeft ondervonden; 2. hij op 16 juli 2006 in de gemeente Zutphen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal je niet vergeten, ik pak je nog wel, ik zal je doden"; 3. hij op 16 juli 2006 in de gemeente Zutphen, door feitelijkheden [[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit - het met één hand over de kleding beetpakken en knijpen en betasten van/in een borst van voornoemde [slachtoffer 2] en - het met één hand over de kleding beetpakken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en - het met één hand over de kleding slaan op de billen van voornoemde [slachtoffer 2] en bestaande die feitelijkheden uit - het onverhoeds en onverwachts beetpakken en/of aanraken en/of knijpen van/in een borst en/of slaan op de billen en/of beetpakken en/of aanraken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en is doorgegaan met voornoemde ontuchtige handelingen, zulks terwijl die [slachtoffer 2] aan hem verdachte, meermalen te kennen had gegeven dat dit niet normaal was en dat hij moest stoppen en moest doorlopen en/of weggaan. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: 1. mishandeling; 2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; 3. feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. 2. Verdachte heeft hiertegen aangevoerd dat hij 13 à 14 uur per dag werkt via een uitzendbureau. In geval van een gevangenisstraf zal hij zijn werk en daarmee zijn inkomen verliezen en kan hij zijn lasten niet meer betalen. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting overwogen dat de recidive niet van dien aard is dat nu zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd is. Verdachte is één keer eerder, te weten bij vonnis van de politierechter Zutphen van 15 november 2004, veroordeeld ter zake mishandeling tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank neemt verder in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte werkt momenteel 13 à 14 uur per dag en zal, indien hem een gevangenisstraf wordt opgelegd, zijn werk verliezen. Bovendien heeft hij overigens geen daginvulling, te minder nu zijn familie niet in Nederland verblijft. 4. De rechtbank neemt in het bijzonder in aanmerking dat verdachte zich in een café, en dus in het uitgaansleven, bevond en dat hij alcohol had genuttigd. Vervolgens heeft hij een vrouw, aangeefster, lastiggevallen door haar op ontuchtige wijze te betasten, terwijl zij aangaf daarvan niet gediend te zijn. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn gedrag over de schreef is gegaan. Voorts wordt overwogen dat er sprake is van een geweldscomponent in de aanranding. 5. De rechtbank heeft bij de straftoemeting verder rekening gehouden met het feit dat verdachte bij vonnis van 4 augustus 2006, derhalve na het begaan van de feiten die thans bewezen zijn verklaard, is veroordeeld door de politierechter te Zutphen wegens rijden onder invloed. 6. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een forse taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. Vordering tenuitvoerlegging De officier van justitie dient naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 november 2004 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, aangezien de vordering meer dan drie maanden na afloop van de proeftijd is ingediend. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 63, 246, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 november 2004 door de politierechter te Zutphen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Hemrica en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2007. Eindnoot 1: Zie het in de wettelijke vorm opgemaakt (stam)proces-verbaal, nummer PL0631/06-205677, gesloten en ondertekend op 20 juli 2006 door politie Team Zutphen, pagina 4. Eindnoot 2: Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], genummerd PL0631/06-321571, pagina’s 20 en 21. Eindnoot 3: Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige B], genummerd PL0631/06-321571, pagina’s 24 en 25. Eindnoot 4: Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], genummerd PL0631/06-321714, pagina’s 31 tot en met 34. Eindnoot 5: Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige A], genummerd PL0631/06-321571, pagina’s 35 en 36.