Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3919

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/75262-07; 09/665027-06 TUL
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van diverse seksuele handelingen met een 14-jarige jongen, waarbij in de omstandigheden van het geval het tongzoenen met en het pijpen van verdachte in juridische zin als verkrachting hebben te gelden. Verdachte heeft voorts zijn geslachtsdeel getoond aan een 13-jarige jongen via de webcam en ruim 300 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Hij is op 6 augustus 2006 eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De onderhavige feiten zijn gepleegd terwijl verdachte nog in een proeftijd liep en tevens onder behandeling was. De straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 55, 57, 239, 240b, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschrifetn van de reclassering.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/75262-07; 09/665027-06 (TUL) 's-Gravenhage, 14 september 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, P.C.S. Unit 2 te 's-Gravenhage. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2007 en 31 augustus 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr G. van der Steen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie, mr J.A. Lont, heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1. primair (cumulatief), 2. en 3. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen computer inclusief 5 harde schijven zal worden verbeurdverklaard, en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen laptop, computerkast en harddisk zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 augustus 2006 is veroordeeld, te weten 1 maand gevangenisstraf. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting van 5 juni 2007 - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Overweging ten aanzien van het bewijs. Overweging ten aanzien van feit 1: Aangever [A] (geboren [geboortedatum] 1992) heeft tegenover de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij in het weekend van 30 september en 1 oktober 2006 (het weekend van de A1GP autoraces) twee nachten bij verdachte heeft gelogeerd. Volgens aangever heeft verdachte hem in de tweede nacht, in het bed van verdachte, gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen zoals deze in de dagvaarding onder feit 1 eerste (en tweede) alternatief/cumulatief zijn omschreven. Aangever heeft voorts verklaard - in zijn tweede verhoor door de politie en tegenover de rechter-commissaris - dat verdachte ook in het weekend van 20-22 oktober 2006, tijdens een tweede logeerpartij van twee nachten, diverse seksuele handelingen bij en met hem heeft verricht. Volgens aangever heeft verdachte hem ook op andere momenten in de telastgelegde periode gezoend en over het lichaam betast. Verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en ter zitting verklaard dat aangever inderdaad tweemaal bij hem heeft gelogeerd. Volgens verdachte is aangever in het weekend van 30 september slechts één nacht blijven logeren en is er die nacht geen fysiek intiem contact tussen hen beiden geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het tweede logeerweekend wel met aangever heeft getongzoend en ook met hem heeft "geknuffeld". Een en ander vond plaats op initiatief van aangever, aldus verdachte. Verdachte heeft voorts bekend in de telastgelegde periode vaker met aangever te hebben ge(tong)zoend en hem te hebben aangeraakt, doch dat betrof andere momenten dan waarover aangever heeft verklaard. Blijkens een proces-verbaal van bevindingen hebben de ouders van aangever tegenover de politie, ten tijde van een informatief gesprek op 12 januari 2007, verklaard dat hun zoon in het weekend van de autoraces slechts één nacht bij verdachte heeft gelogeerd. De vader van aangever, [vader van aangever A], heeft op 11 april 2007 daarentegen verklaard dat zijn zoon tweemaal twee nachten bij verdachte heeft gelogeerd. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport d.d. 10 augustus 2007 dat professor W.A. Wagenaar, vast gerechtelijk deskundige, heeft uitgebracht naar aanleiding van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Professor Wagenaar heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek geconcludeerd dat de verklaringen van aangever aspecten vertonen van een werkelijk beleefde gebeurtenis. Het gaat om de volgende aspecten: de gedetailleerdheid, consistentie en accuraatheid van de verklaring van 9 februari 2007 van aangever; de intieme kennis bij aangever van het 'grooming behaviour' van verdachte en de fysieke inbedwanghouding van aangever; het ontbreken van een aantoonbare invloed van de verhoortechniek van de politie op de inhoud van de verklaringen; en tot slot, de afwezigheid van de gelegenheid een valse aangifte te verzinnen en het ontbreken van kennis over het verleden van verdachte (op het gebied van zedenmisdrijven). De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusies van Wagenaar op onjuiste wijze tot stand zijn gekomen omdat Wagenaar bij zijn onderzoek gebruik heeft gemaakt van de dossierstukken en geen kennis heeft kunnen nemen van eventuele beeld- en/of geluidopnames van de verhoren van aangever bij de politie. De rechtbank deelt dit standpunt niet. De onderhavige rapporten van Wagenaar voldoen aan de eisen die aan een deskundigenrapport moeten worden gesteld. Overigens heeft Wagenaar, anders dan door de raadsman gesuggereerd, er in zijn rapporten geen blijk van gegeven dat zijn onderzoek(smogelijkheden) beperkt was (waren) omdat hij niet beschikte over audiovisueel materiaal. De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud van de rapporten, zij neemt de bevindingen en de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Nu er geen bevindingen zijn op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de aangifte zou dienen te worden getwijfeld, acht de rechtbank de verklaringen van de aangever betrouwbaar. De rechtbank acht op grond van de verklaringen van aangever, bezien in het licht van de rapporten van professor Wagenaar, en de verklaringen van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 telastgelegde feiten. Terzake van de seksuele handelingen die tijdens het weekend van 30 september en 1 oktober 2006 hebben plaatsgevonden en die zowel onder 1 primair eerste als tweede cumulatief bewezenverklaarde zijn opgenomen is sprake van eendaadse samenloop. Overweging ten aanzien van feit 2: Aangever [B] (verder: [B]) heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem op 9 januari 2007 zijn piemel heeft getoond via de webcam en dat hij zag dat verdachte aan zijn piemel zat en trok. Verdachte heeft erkend regelmatig msn-contact met aangever te hebben gehad en in het bezit te zijn van een webcam, doch heeft ontkend het telastgelegde feit te hebben gepleegd. De verklaring van [B] vindt steun in de verklaring van zijn moeder, [moeder aangever B]. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat haar zoon [B] haar in de nacht van 9 januari 2007 wakker maakte en een zenuwachtige en geschrokken indruk maakte. [B] vertelde haar dat hij dacht dat verdachte via de webcam zijn piemel had laten zien en dat hij dacht dat verdachte pedofiel was. Uit de woorden van [B] kon zij opmaken dat verdachte een seksuele handeling voor de webcam had verricht. [Moeder aangever B] heeft voorts verklaard dat [B] haar vertelde over zg. spycams die verdachte mogelijk in [B]'s kamer had geïnstalleerd. De volgende dag heeft zij met [B] het huis doorzocht, doch geen spycams aangetroffen. Verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting erkend met [B] over spycams te hebben gesproken en bij wijze van grap tegen hem te hebben gezegd dat hij deze in [B]'s kamer zou installeren om hem goed in de gaten te kunnen houden. De aangifte van [B] vindt voorts bevestiging in de inhoud van de msn-gesprekken die verdachte in de periode van 7 t/m 9 januari 2007, dat wil zeggen in dezelfde periode als het incident waarover [B] heeft verklaard, heeft gevoerd met [C], een vriend van [B] en [A]. Uit die gesprekken valt af te leiden dat verdachte zijn piemel voor de webcam aan [C] heeft getoond en zich, in ieder geval in de buurt van die webcam, heeft afgetrokken. Ter zitting heeft verdachte zich - voor het eerst - op het standpunt gesteld [C] deze chatgesprekken achteraf heeft gemanipuleerd en hem aldus in een slecht daglicht heeft willen plaatsen. De rechtbank acht dit standpunt niet aannemelijk gelet op de eerdere verklaring van verdachte tegenover de politie van 13 maart 2007 waarbij hij, geconfronteerd met de inhoud van de msn-gesprekken, heeft verklaard dat het "heel goed zou kunnen" dat hij die gesprekken met [C] heeft gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [B], de verklaring van zijn moeder en de chatgesprekken tussen verdachte en [C] voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor het onder 2 telastgelegde. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1. primair, eerste en tweede cumulatief, 2. en 3. telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals hieronder weergegeven. 1. hij omstreeks 30 september 2006 en/of 1 oktober 2006 te [plaats 1], door geweld en andere feitelijkheden [A] (geboren [geboortedatum] 1992) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte (meermalen) die [A] op zijn hoofd gezoend en zijn tong in de mond van die [A] gebracht en die [A] over zijn lichaam betast en de penis van die [A] gepakt en die penis afgetrokken en de penis van die [A] in zijn, verdachte's, mond genomen en afgezogen, en bestaande dat geweld cq die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [A] (stevig) bij de armen heeft beetgepakt en die armen heeft vastgehouden en die [A] heeft omgedraaid en met zijn lichaam op die [A] is gaan liggen en de onderbroek van die [A] (onverhoeds en met kracht) heeft uitgetrokken en misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [A] (welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en de lichamelijke en geestelijke verschillen tussen verdachte en die [A] en de omstandigheid dat die [A] zich in de slaapkamer en in de hoogslaper van verdachte bevond) en aldus voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; en hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met 1 januari 2007 te [plaats 1], respectievelijk te [plaats 2], respectievelijk elders in Nederland, (telkens) met [A] (geboren [geboortedatum] 1992), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte (meermalen) die [A] op zijn hoofd en zijn mond gezoend en zijn tong in de mond van die [A] gebracht en die [A] over zijn lichaam betast en die [A] zijn, verdachte's, penis laten vasthouden en de penis van die [A] gepakt en die penis afgetrokken en de penis van die [A] in zijn, verdachte's, mond genomen en afgezogen; 2. hij op 9 januari 2007, te [plaats 1] en te [plaats 2] opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in zijn, verdachte's, woning, voor zijn, verdachte's, webcam, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en aan zijn ontblote geslachtdeel heeft gezeten en heeft getrokken, terwijl daarbij middels zijn, verdachte's, webcam, (de 13-jarige) [B] (geboren [geboortedatum] 1993) zijns ondanks tegenwoordig was; 3. hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 27 februari 2007 te [plaats 1], afbeeldingen (te weten: digitale foto's) en/of een gegevensdrager (te weten: een computer en een harde schijf) bevattende 320 afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten (onder meer): 1) een afbeelding waarop een naakte jongen van een jaar of twaalf en/of dertien poseert met zijn ontbloot geslachtsdeel nadrukkelijk in beeld en/of een erectie heeft en/of masturbeert en 2) een afbeelding van een naakt meisje van een jaar of tien en/of elf dat met gespreide benen op haar rug op bed ligt en/of waarbij een volwassen man tussen haar benen knielt en/of waarbij de man een erectie heeft en/of zijn stijve geslachtsdeel tegen de vagina van het genoemde meisje duwt en 3) een afbeelding van een naakte volwassen man liggend op bed met een erectie en/of waarbij op zijn bovenbeen een naakt meisje ligt van een jaar of acht en/of negen met wijd gespreide benen. De stijve penis van de man ligt tegen de vagina van het meisje aan en 4) een serie van negen afbeeldingen (met een webcam opgenomen foto's) van een naakte jongen van een jaar of twaalf of dertien die (onder meer) op bed ligt en/of speelt met een hondje. Op de vierde foto staat het hondje voor de jongen op het bed. De jongen knielt achter het hondje en/of het lijkt dat de jongen zijn penis in het hondje heeft geduwd. Op een van de afbeeldingen heeft de jongen een erectie en/of op een van de afbeeldingen masturbeert de jongen en 5) een afbeelding van een volwassen man met een erectie. Naast de man knielt een jongen van een jaar of twaalf. De jongen houdt de stijve penis van de man met een hand vast en/of heeft de penis gedeeltelijk in zijn mond en 6) een afbeelding van een naakte jongen van een jaar of twaalf op een bed. De jongen heeft zijn benen over zijn hoofd heen omhoog gevouwen. Tegen zijn billen knielt een volwassen naakte man. De man heeft een erectie en heeft zijn penis voor een groot deel in de anus van de jongen geduwd en 7) een afbeelding van een naakte jongen van een jaar of tien a elf die op bed ligt. De jongen heeft een erectie en/of heeft zijn benen gespreid. Tussen zijn benen knielt een tweede iets oudere jongen die voorover buigt en de penis van de liggende jongen gedeeltelijk in zijn mond heeft en 8) een afbeelding van een naakte Aziatische jongen van een jaar of vijf a zes liggend op bed op zijn rug. De jongen heeft een erectie. Naast hem knielt een volwassen naakte Aziatische vrouw die zich voorover buigt en met haar hoofd op de buik van de jongen ligt met haar mond vlakbij de stijve penis van de jongen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit en voorraad heeft gehad. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van diverse seksuele handelingen met een 14-jarige jongen, waarbij in de omstandigheden van het geval het tongzoenen met en het pijpen van verdachte in juridische zin als verkrachting hebben te gelden. Verdachte heeft voorts zijn geslachtsdeel getoond aan een 13-jarige jongen via de webcam en ruim 300 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Verdachte heeft door zijn handelwijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [A] en het vertrouwen dat [A] op basis van de bestaande vriendschapsrelatie in hem had gesteld ernstig beschaamd. Het hoeft geen betoog dat slachtoffers van zedendelicten - zeker waar het minderjarigen betreft - nog geruime tijd daarna kunnen lijden onder de fysieke en psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarvan is ook hier gebleken. Uit de verklaringen van [A] en zijn vader tegenover de politie blijkt van de enorme impact die de bewezenverklaarde feiten op [A] (en zijn ouders) hebben gehad, ook getuige de psychologische behandeling die hij in verband hiermee heeft ondergaan en nog steeds ondergaat. De vader van [A] heeft in april jl. tegenover de politie verklaard dat zijn vrouw en hij "heel langzaam weer een beetje hun zoon terugkrijgen", maar dat er nog een hele lange weg te gaan is. Uit het dossier blijkt eveneens dat het voor [B] een hele nare en enge ervaring is geweest dat hij via de computer werd geconfronteerd met het ontbloot geslachtsdeel van verdachte. Verdachte heeft er door het bezit van kinderporno indirect aan bijgedragen dat uiterst laakbare, mensonterende handelingen (blijven) plaatsvinden met kinderen van zeer jonge leeftijd. In het bijzonder verdachte moet zich van het kwalijke van zijn handelen bewust zijn geweest, aangezien hij blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2007 op 6 augustus 2006 eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten voor het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar. De onderhavige feiten zijn gepleegd terwijl verdachte nog in een proeftijd liep en tevens onder behandeling was bij De Waag. Verdachte heeft ter zitting toegegeven dat hij met zijn behandelaar bij De Waag had afgesproken dat hij geen contact met minderjarige jongens zou hebben. Kennelijk hebben die (eerdere) voorwaardelijke veroordeling en de afspraken met De Waag verdachte er niet van weerhouden om toch met minderjarige jongens contact te zoeken en zich opnieuw aan zedenmisdrijven schuldig te maken. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts gelet op het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 1 maart 2007 en het voorlichtingrapport d.d. 22 mei 2007 van de Stichting Reclassering Nederland alsmede het pro-justitia rapport van psycholoog dr. R. Bullens d.d. 14 mei 2007. Volgens Bullens is bij verdachte sprake van een (dreigende) antisociale ontwikkelingsgang. Ondanks deze gebrekkige ontwikkeling heeft verdachte in voldoende mate het wederrechtelijke van zijn handelen kunnen inzien (gelet op onder meer de geconstateerde 'grooming'-aspecten in deze zaak). Om die reden kan verdachte als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Het recidive-risico wordt door Bullens als hooggemiddeld ingeschat. Bullens en de reclassering zijn het er over eens dat ter voorkoming van recidive op langere termijn ambulante behandeling bij De Waag is aangwezen. Deze behandeling dient zich volgens Bullens "gedurende een zo lang mogelijke periode" uit te strekken, gelet op de geschetste forse problematiek bij verdachte. Toezicht op die behandeling vanuit de reclassering is noodzakelijk. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan een gedeelte voorwaardelijk met daaraan gekoppeld een behandeling bij De Waag met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 11 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 15, 20 en 25. Vordering tenuitvoerlegging. De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 augustus 2006, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 55, 57, 239, 240b, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1. primair, eerste en tweede cumulatief, 2. en 3. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: feit 1. eerste cumulatief: verkrachting; feit 1. tweede cumulatief: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam; feit 2.: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is; feit 3.: afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig (21) maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 27 februari 2007; in voorlopige hechtenis gesteld op: 1 maart 2007; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot zeven (7) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt een behandeling bij de Waag; verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 11, te weten: 1 computer BEEL inclusief 5 harde schijven; gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 15, 20 en 25, te weten: 1 laptop HP NHS CP003, 1 computerkast NHS-XP037 en 1 harddisk WD 200; gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 augustus 2006, gewezen onder parketnummer 09/665027-06, te weten: gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs S.L. Donker, voorzitter, G.P. Verbeek en J.W. Bockwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr S.R. Bröcheler, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2007.