Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3932

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers356148 CV 07-2245
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Kantonzaak, arbeidsrecht. Overtreding concurrentiebeding; ontheffing van deel van dat beding voor beperkt doel; matiging contractuele boete aan de hand van vergelijking met het bij de vorige werkgever verdiende maandsalaris.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD sector kanton – locatie Zwolle zaaknr.: 357148 CV 07-2245 datum : 18 september 2007 Vonnis in de zaak van: de besloten vennootschap [EISENDE PARTIJ] BEDRIJFSRECHERCHE B.V., gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Almere, eisende partij, verder te noemen: “[eisende partij]”, gemachtigde mr. R.S. Jelsma, advocaat te Amsterdam, tegen [GEDAAGDE PARTIJ] tevens h.o.d.n. “itsyourday” en “BR Solutions”, wonende te Belt Schutsloot, gedaagde partij, verder te noemen: “[gedaagde partij]”, gemachtigde mr. R. Bosma, advocaat te Assen. Het verdere verloop van de procedure Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen dat op 19 juni 2007 is uitgesproken. Ter uitvoering van dat vonnis heeft op 15 augustus 2007 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ter comparitie heeft [eisende partij] bij akte haar eis vermeerderd. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Het geschil De vordering van [eisende partij] strekt er - na vermeerdering van eis - toe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. zal verklaren voor recht dat het tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] overeengekomen non-concurrentiebeding onverkort geldt; 2. [gedaagde partij] zal veroordelen tot betaling van verbeurde boetes ad € 1.134,45 per dag vanaf 1 juni 2006 tot aan 16 augustus 2006, te weten € 87.352,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2006; 3. [gedaagde partij] zal bevelen binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zich te onthouden van iedere vorm van publiek gebruik van de merknamen “[eisende partij]”, “[eisende partij] Bedrijfsrecherche”, “[eisende partij] Strategisch Risk Management” en “[eisende partij] Strategisch Security Management”, in het bijzonder door het publiceren van de merknamen op het internet of in promotiemateriaal of andere geschriften in druk, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 voor elke dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] in gebreke blijft aan een dergelijk bevel te voldoen; 4. [gedaagde partij] zal veroordelen tot betaling van € 1.788,00 aan buitengerechtelijke kosten; met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure. Daartegen heeft [gedaagde partij] verweer gevoerd met conclusie dat de vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen, met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van het geding. De vaststaande feiten Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast. a. [eisende partij] is een bedrijf dat zich met name bezig houdt met het uitvoeren van zakelijke rechercheopdrachten en het verlenen van security management diensten. Tot de door [eisende partij] geleverde diensten behoren onder meer het doen van antecedentenonderzoek, beveiligingsadvies, integriteitonderzoek, werving en selectie, risicomanagement en het verzorgen van inleidingen, lezingen en trainingen daarover. b. [gedaagde partij] , geboren op [datum], is per [datum] bij [eisende partij] in dienst getreden. De laatst door hem uitgeoefende functie is die van leidinggevende van de afdeling “Strategisch Risk Management”, in welk kader [gedaagde partij] deel uitmaakte van het managementteam van [eisende partij]. Het laatst door hem bij [eisende partij] verdiende salaris bedraagt € 5.188,00 bruto per maand, exclusief emolumenten. c. Partijen hebben op 23 november 2000 hun arbeidsverhouding opnieuw vastgelegd, waarin in artikel 14 opnieuw een non-concurrentiebeding is verwoord. Dit beding luidt: Het is werknemer verboden om binnen een tijdvak van twee jaren na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop deze is geëindigd, in enigerlei vorm een onderneming gelijk, gelijksoortig of verwant aan die van werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke onderneming belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben. Het is de werknemer voorts verboden om binnen een tijdvak van twee jaren na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop deze is geëindigd, werkzaam te zijn voor of in enigerlei vorm zaken te doen met of activiteiten te ontplooien voor een natuurlijke of rechtspersoon, die op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst en in de twee jaren daaraan voorafgaand, een of meer zakelijke contacten met de werkgever heeft gehad, ongeacht of zulks rechtstreeks of indirect geschiedt, en of zulks geschiedt voor eigen rekening of voor rekening van derden. Voor iedere overtreding van het hierboven bepaalde, als ook voor iedere dag dat zodanig overtreding voortduurt, verbeurt de in overtreding zijnde werknemer een direct opeisbare boete van fl. 2.500,-- per dag, zulks onverminderd het recht van de werkgever nakoming te vorderen en de bevoegdheid van de werkgever in plaats van deze boete vergoeding te vorderen van de volledige door werkgever geleden schade. De boete strekt tot persoonlijk voordeel van werkgever. De hoogte van de in totaal door de werknemer verschuldigde boetes wordt niet beperkt door de hoogte van het in geld vastgestelde loon van de werknemer. Werknemer kan werkgever schriftelijk (gedeeltelijk) ontheffing verzoeken van het concurrentiebeding, welke ontheffing werkgever werknemer niet op onredelijke gronden zal onthouden. d. Bij brief van 28 maart 2006 heeft [gedaagde partij] zijn arbeidsovereenkomst met [eisende partij] opgezegd tegen 1 juni 2006, welke opzegging [eisende partij] heeft geaccepteerd. [eisende partij] heeft daarbij geïnformeerd naar de toekomstplannen van [gedaagde partij], die daarop in een gesprek met de directeur van [eisende partij], de heer G. [eisende partij], heeft meegedeeld zich elders bezig te gaan houden met werving en selectie. [eisende partij] heeft met die werkzaamheden ingestemd op de voorwaarde dat [gedaagde partij] zich daartoe zou beperken. e. Op 1 juni 2006 heeft [gedaagde partij] zich in het handelsregister ingeschreven als eenmanszaak tevens handelende onder de namen: “itsyourday” en “BR Solutions”. Als bedrijfsomschrijving is vermeld: “Arbeidsbemiddeling, werving en selectie, recruitment, arbeidsvraagstukken, onderzoek en advies.” f. De onderneming HolaPress Congresbureau, verder te noemen: “HolaPress”, heeft [gedaagde partij] op 2 juni 2006 benaderd met het verzoek of hij als inleider wil optreden bij een door haar te organiseren workshop over “screening” ofwel integriteitsonderzoek naar (toekomstige) werknemers. Nadat [gedaagde partij] positief op dat verzoek is ingegaan, is [gedaagde partij] door HolaPress op haar internetpagina over deze workshop genoemd als workshopbegeleider, onder vermelding “in samenwerking met BR Solutions recherche- & adviesdiensten en itsyourday”. Als eerste datum voor die workshop is op die internetpagina 14 september 2006 genoemd. g. HolaPress heeft vervolgens met medeweten van [gedaagde partij] een persoonsbeschrijving van hem op haar internetpagina geplaatst. Deze beschrijving luidt, voor zover relevant: “(..) Na een gevarieerde loopbaan bij diverse bedrijven en organisaties, heeft hij zich als zelfstandig ondernemer aangesloten bij de landelijk opererende werving- en selectie organisatie itsyourday recruitment. Daarnaast is hij als adviseur verbonden aan het recherche- en adviesbureau BR Solutions. Na 9 jaar bij de overheid de nodige onderzoekservaring te hebben opgedaan werd zijn loopbaan voortgezet bij [eisende partij] Bedrijfsrecherche BV. Als onderzoeker/consultant heeft hij zowel binnen de overheid als binnen het bedrijfsleven vele (fraude)onderzoeken uitgevoerd. Na een periode van twee jaar als facilitair manager voor een grote retailketen te hebben gewerkt, heeft hij als manager bij [eisende partij] vorm en inhoud gegeven aan het adviesbureau [eisende partij] Strategisch Risk Management. Met bovenstaande ervaring in zijn bagage heeft hij zich aangesloten bij de franchise formule van de landelijk opererende bureau itsyourday. Onder andere op het gebied van werving en selectie staat het itsyourday team van professionals klaar voor haar opdrachtgevers, om de juiste kandidaat te selecteren. Op de website www.itsyourday.nl treft u een overzicht aan van alle diensten waarmee wij u kunnen ondersteunen. Naast werving en selectie levert hij een bijdrage in de vorm van het uitvoeren van screenings. Een screening of antecedentenonderzoek is een buitengewoon nuttig hulpmiddel om zekerheid te krijgen over de achtergrond en betrouwbaarheid van (nieuwe) medewerkers. Als Register Risico Manager (RRM) verbonden aan BR Solutions, recherche- en adviesdiensten, www.brsolutions.nl adviseert hij opdrachtgevers op welke wijze onderzoek kan worden gedaan naar fraude en diefstal binnen het bedrijf en adviseert hij op welke wijze allerlei vormen van (interne) criminaliteit voorkomen kunnen worden. (..) [gedaagde partij] verzorgd regelmatig lezingen en voordrachten over het voorkomen van interne criminaliteit en de rol van (betrouwbaar) personeel daarin.” h. Bij brief van 12 juli 2007 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] meegedeeld dat hij, gezien wat op de internetpagina’s van HolaPress en op itsyourday.nl is vermeld, inbreuk maakt op het concurrentiebeding en is [gedaagde partij] gesommeerd om die overtreding onverwijld te beëindigen. Daarbij is hij gesommeerd om tot betaling over te gaan van de overeengekomen boetesom van € 1.134,45 per dag, ofwel berekend tot 12 juli 2006 de som van € 46.512,45. Tot slot is [gedaagde partij] tevens gesommeerd om het gebruik van de merknamen “[eisende partij]”, “[eisende partij] Bedrijfsrecherche”, “[eisende partij] Strategisch Risk Management” en “[eisende partij] Strategisch Security Management” onverwijld te staken en die merknamen te verwijderen. i. De over [gedaagde partij] op het internet geplaatste persoonsbeschrijving is op 24 juli 2006 verwijderd. Hij heeft zich voorts teruggetrokken als inleider van de door HolaPress te verzorgen workshops. Nadien hebben die workshops geen doorgang gevonden. Bij brief van 16 augustus 2006 is aan [eisende partij] bevestigd dat [gedaagde partij] zich als inleider heeft teruggetrokken. j. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 3 oktober 2006 is [gedaagde partij] onder meer veroordeeld tot het onthouden van ieder gebruik van [eisende partij]’s merknamen en tot het onthouden van iedere vorm van overtreding van het overeengekomen non-concurrentie-beding, op verbeurte van de contractuele boete van € 1.134,45 per dag, onder bepaling dat het laatste bevel niet geldt voor werkzaamheden op het gebied van werving en selectie, op het gebied van screening, uitsluitend voor zover dat een onderdeel is van selectie van sollicitanten voor een vacature, en op het gebied van schadeonderzoek ten behoeve van verzekeraars. Dit vonnis is onherroepelijk geworden. Standpunt van partijen [eisende partij] heeft aan haar vorderingen samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Na een kort onderzoek via internet en het handelsregister is haar gebleken dat [gedaagde partij] activiteiten heeft ontplooid die strijdig zijn met het overeengekomen non-concurrentie-beding. De werkzaamheden waarop [gedaagde partij] zich beroept, betreffen precies haar kernactiviteiten. In de persoonsbeschrijving van [gedaagde partij] wordt ook vermeld dat zijn activiteiten niet zijn beperkt tot werving en selectie maar zich ook uitstrekken tot screening en het verzorgen van lezingen en voordrachten over het voorkomen van interne criminaliteit. Uit de website van HolaPress blijkt dat [gedaagde partij] dergelijke strijdige activiteiten heeft ontplooid. Aangezien [gedaagde partij] pas op 16 augustus 2006 heeft bevestigd zich te hebben teruggetrokken als workshopbegeleider, heeft hij tot die datum de contractuele boete per dag verbeurd. [gedaagde partij] is, gezien zijn achtergrond en de situatie op de arbeidsmarkt, geenszins gebonden aan de branche waarbinnen [eisende partij] actief is. [eisende partij] heeft daartegen te maken met een kleine markt waarin sprake is van een felle concurrentie. Vanwege zijn positie heeft [gedaagde partij] kennis van alle relevante gegevens met betrekking tot [eisende partij] en haar werkwijzen, zodat [gedaagde partij] bij haar alle kennis en vaardigheden heeft opgedaan om haar te beconcurreren. [eisende partij] heeft dan een gerechtvaardigd belang om haar markt en haar positie af te schermen, wat alleen mogelijk is door een effectief non-concurrentiebeding. Los van overtreding van dat beding heeft [gedaagde partij] misbruik gemaakt van de merknamen van [eisende partij] door deze te publiceren in zijn op internet geplaatste persoonsbeschrijving. [gedaagde partij] dient zich dan ook te onthouden van met het overeenge-komen non-concurrentiebeding strijdige handelingen en van misbruik van haar merknamen. [gedaagde partij] dient voorts de verbeurde contractuele boete ad € 87.352,65 met rente te voldoen alsmede een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,00. [eisende partij] heeft tot slot gevorderd [gedaagde partij] in de proceskosten te veroordelen. [gedaagde partij] heeft samengevat het volgende ter afwering van de vorderingen aangevoerd. Hij is ingegaan op het verzoek van HolaPress om een inleiding te verzorgen op enkele workshops. HolaPress heeft vervolgens een persoonsbeschrijving van hem opgesteld en die op haar internetpagina geplaatst. Om van die beschrijving kennis te nemen, waren meerdere handelingen nodig. Die beschrijving is ook niet als marketingmiddel ingezet. Reacties op die beschrijving zijn ook uitgebleven. Achteraf bezien had [gedaagde partij] “BR Solutions” niet kunnen aanduiden als een recherche- en adviesbureau. Hij heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat [eisende partij] hem strikt aan het non-concurrentiebeding zou willen houden en dat de aanduiding “recherchebureau” al tot de veronderstelling zou leiden dat het beding was overtreden. Hij heeft [eisende partij] geen concurrentie willen aandoen en wil zich ook aan het beding houden. Nadat [gedaagde partij] het bezwaar van [eisende partij] duidelijk werd, heeft hij zich op 21 juli 2006 als inleider op door de HolaPress te organiseren workshop teruggetrokken. Op of omstreeks 24 juli 2006 is zijn persoonsbeschrijving ook van de webpagina van HolaPress gehaald. In het verleden heeft [gedaagde partij] regelmatig lezingen gegeven over het voorkomen van interne criminaliteit, maar na 1 juni 2006 niet meer. Met zijn onderneming BR Solutions richt [gedaagde partij] zich op de verzekeringsbranche, waarvoor [eisende partij] vrijwel niets doet. De website van BR Solutions kende en kent slechts een openingspagina waarop de vermelding “recherche- en adviesbureau” per 2 augustus 2006 is gewijzigd in schade-onderzoeksbureau. De aanduiding “recherchebureau” betekent niet dat [gedaagde partij] met het non-concurrentiebeding strijdige werkzaamheden heeft verricht of wilde verrichten. De website heeft ook niet tot reacties geleid. Hij heeft feitelijk geen activiteiten verricht die voor [eisende partij] schadelijk zijn geweest, zodat zij ook geen schade heeft geleden. Na de wijziging van de persoonsbeschrijving is geen inbreuk meer gemaakt op de aan [eisende partij] toebehorende merknamen. Bij een verbod om zich van verder gebruik te onthouden, heeft [eisende partij] dan ook geen belang. Nu er feitelijk geen concurrerende activiteiten zijn ontplooid, is er geen grond voor het opeisen van een contractuele boete. In ieder geval is grond voor een sterke matiging, al dan niet tot een symbolisch bedrag. [eisende partij] heeft geen buitengerechtelijke kosten gemaakt die een vergoeding rechtvaardigen. De vorderingen moeten dan ook worden afgewezen, onder veroordeling van [eisende partij] in de kosten van de procedure. De beoordeling 1. Aangezien [gedaagde partij] zich niet heeft verzet tegen de gewijzigde eis en deze eiswijziging evenmin in strijd komt met de eisen van de goede procesorde, zal op basis van de gewijzigde eis recht worden gedaan. 2. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde partij] is gebonden aan het in de vaststaande feiten onder sub c. weergegeven non-concurrentiebeding. Evenmin is in geschil dat dit beding moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van Hoffmans bedrijfsactiviteiten, zoals hierboven verwoord in sub a. Tot slot is niet in debat dat [eisende partij] een redelijk belang heeft bij handhaving van dat beding, gelet op de voorheen door [gedaagde partij] bij [eisende partij] beklede positie als leidinggevende en lid van het managementteam en op de aldus door hem opgedane kennis en ervaring, die zonder twijfel als concurrentiegevoelig moeten worden aangemerkt. 3. Met het voorgaande heeft [eisende partij] al een voldoende gerechtvaardigd belang bij de door haar als sub 1. gevorderde verklaring voor recht, met dien verstande dat daarbij de inmiddels door haar verleende ontheffingen zullen worden opgenomen als nader in het dictum aan te geven. 4. Wat betreft de vraag of [gedaagde partij] in strijd met het non-concurrentiebeding heeft gehandeld, geldt het volgende. 4.1 Anders dan [eisende partij] veronderstelt, vormt de enkele inschrijving in het handelsregister door [gedaagde partij] van zijn eenmanszaak onder de namen “itsyourday” en/of “BR Solutions”, zoals hiervoor in sub e. is vermeld, de daarbij gebruikte bedrijfsomschrijving daaronder begrepen, onvoldoende grond voor de conclusie dat [gedaagde partij] daarmee het non-concurrentiebeding heeft overtreden. 4.2 [gedaagde partij] heeft het betreffende beding wel overtreden door zich in de over hem op een internetpagina van HolaPress geplaatste persoonsbeschrijving te (laten) afficheren als iemand die zogenaamde ‘screenings’ ofwel integriteitsonderzoek naar (toekomstige) werknemers uitvoert en voorts als een “register risico manager, verbonden aan BR Solutions”, in welk kader hij ‘opdrachtgevers adviseert op welke wijze onderzoek kan worden gedaan naar fraude en diefstal binnen het bedrijf en (..) op welke wijze allerlei vormen van (interne) criminaliteit voorkomen kunnen worden. Ook door zich te presenteren als iemand ‘die regelmatig lezingen en voordrachten verzorgt over voorkomen van interne criminaliteit en de rol van (betrouwbaar) personeel daarin’ en het aldus - onder de vlag van HolaPress - optreden als een inleider tijdens / begeleider van workshops betreffende ‘screening’, heeft [gedaagde partij] het non-concurrentiebeding overtreden. Met dergelijke activiteiten treedt [gedaagde partij] immers in concurrentie met [eisende partij], gelet op haar bedrijfsactiviteiten als hierboven verwoord in sub a. 4.3 Dat de persoonsbeschrijving door HolaPress is opgesteld, maakt het voorgaande niet anders. Deze persoonsbeschrijving is immers, zo heeft [gedaagde partij] erkend, met zijn medeweten op de internetpagina van HolaPress geplaatst. Deze beschrijving zal zonder twijfel ook zijn gebaseerd op de informatie die [gedaagde partij] aan HolaPress heeft doorgegeven. In dit verband is niet van belang dat derden niet eenvoudig van die beschrijving kennis konden nemen, zo verstaat de kantonrechter [gedaagde partij]s stelling dat daarvoor meerdere handelingen nodig waren. 4.4 De omstandigheid dat [eisende partij] tijdens de mondelinge behandeling van de door haar gevorderde voorlopige voorziening d.d. 19 september 2006 alsnog heeft goedgevonden dat [gedaagde partij] screeningsactiviteiten zou verrichten, voor zover dat een onderdeel is van selectie van sollicitanten voor een vacature, doet evenmin iets af aan voormelde concurrentie. Hetzelfde geldt voor [gedaagde partij]s stelling dat hij, nadat hij kennisnam van het bezwaar van [eisende partij], zich onmiddellijk als workshopbegeleider heeft teruggetrokken en zijn persoonbeschrijving alsmede de openingspagina van de website voor “BR Solutions” heeft aangepast. De omstandigheid dat [gedaagde partij] naar zijn zeggen geen reacties op die internetvermeldingen heeft gehad, legt - wat betreft het overtreden hebben van het beding - evenmin gewicht in de schaal. 4.5 Het is dan ook voldoende vast komen te staan dat [gedaagde partij] het concurrentieverbod heeft overtreden. Anders dan [gedaagde partij] veronderstelt, behoeft niet ook nog eens komen vast te staan dat hij [eisende partij] daadwerkelijk concurrentie heeft aangedaan. In zoverre is niet relevant zijn stelling dat hij feitelijk geen activiteiten heeft verricht die voor [eisende partij] schadelijk waren. 5.1 Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde partij] in beginsel de boete heeft verbeurd als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst van partijen. 5.2 Zoals [gedaagde partij] heeft bepleit en anders dan [eisende partij] heeft betoogd, is er naar het oordeel van de kantonrechter grond om vanwege de bovenmatigheid daarvan de door [eisende partij] gevorderde boete ad € 87.352,65 te matigen. Daarvoor is allereerst redengevend dat de volgens [eisende partij] verbeurde boete neerkomt op meer dan 16 bruto-maandsalarissen, zoals voorheen door [gedaagde partij] bij [eisende partij] is verdiend. Voorts is van betekenis dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde partij] feitelijk voordeel heeft genoten van de hiervoor vastgestelde overtreding. Anderzijds is gesteld noch gebleken dat [eisende partij] feitelijk schade heeft geleden door verloren omzet en/of verloren/misgelopen opdrachtgevers en/of opdrachten. Daarnaast is van belang dat de vastgestelde overtredingen in feite zijn terug te voeren op incidentele handelingen die alleen via de internetpagina’s een voortdurend karakter hebben gedragen. De ingeroepen boetebepaling voorziet niet in dergelijke incidentele handelingen. Gezien de omstandigheden van dit geval zal de kantonrechter de door [gedaagde partij] verschuldigde boete dan ook matigen tot een eenmalig bedrag van € 9.000,00, wat neerkomt op een bedrag gelijk aan ongeveer drie netto-maandsalarissen, zoals door [gedaagde partij] bij [eisende partij] verdiend. 5.3 Voor een matiging tot een lager bedrag, zoals door [gedaagde partij] is bepleit, ziet de kantonrechter geen aanleiding. [gedaagde partij] was immers door zijn voorheen bij [eisende partij] ingenomen positie zich welbewust, althans had dat moeten zijn, zo kort na het eindigen van het dienstverband met [eisende partij], van het ongeoorloofde karakter van zijn handelingen als hierboven in punt 4.2 vermeld. Voorts geldt dat vast staat dat [gedaagde partij] desgevraagd alleen aan [eisende partij] heeft meegedeeld zich elders met werving en selectieactiviteiten bezig te zullen houden. [gedaagde partij] heeft met een en ander tegen zich te laten gelden dat hij minstens de indruk heeft gewekt [eisende partij] te willen misleiden. Gelet daarop, op het uitgangspunt dat een non-concurrentie-beding zonder een daarop gestelde boete beduidend aan effectiviteit in zal boeten en op de omstandigheid dat het door [gedaagde partij] ter comparitie gestelde financiële onvermogen ononderbouwd is gebleven, is er aldus geen reden om [gedaagde partij] verder tegemoet te komen. 5.4 Gelet op het voorgaande is er geen noodzaak meer voor verder onderzoek naar de datum waarop [gedaagde partij] zich als workshopinleider/begeleider heeft teruggetrokken (21 juli 2006 zoals [gedaagde partij] stelt en [eisende partij] met een beroep op een brief van 16 augustus 2006 bestrijdt) en/of de datum waarop [gedaagde partij] de omschrijving van zijn onderneming “BR Solutions” op zijn website heeft aangepast (2 augustus 2006 zoals [gedaagde partij] stelt en [eisende partij] bij gebrek aan wetenschap bestrijdt). 5.5 De vordering sub 2. van [eisende partij] is aldus tot € 9.000,00 toewijsbaar, te vermeerderen met de onweersproken gebleven daarover gevorderde wettelijke rente, de daarvoor gestelde ingangsdatum daaronder begrepen. 6.1 [gedaagde partij] heeft niet bestreden dat de door [eisende partij] gebruikte namen “[eisende partij]”, “[eisende partij] Bedrijfsrecherche”, “[eisende partij] Strategisch Risk Management” en “[eisende partij] Strategisch Security Management”, merknamen betreffen die aan [eisende partij] toebehoren. [gedaagde partij] heeft evenmin bestreden dat hij zonder toestemming van [eisende partij] niet gerechtigd is die merknamen te gebruiken voor zijn eigen zakelijke activiteiten en aldus voor eigen gewin, zoals wel het geval is geweest, zoals uit het bovenstaande volgt. 6.2 Hoffman heeft dan ook een voldoende gerechtvaardigd belang bij toewijzing van het door haar gevorderde bevel aan [gedaagde partij] om zich verder te onthouden van ieder publiek gebruik van die merknamen. Gelet op het gebleken strijdige gebruik is voldoende grond om dit bevel te versterken met een dwangsom, zij het met een maximum als nader in het dictum te melden. 7. De door [eisende partij] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,00 is, gelet op enerzijds het voorgaande en anderzijds de door de kantonrechters gebruikte staffel voor dergelijke zaken tot een beloop van € 700,00 toewijsbaar. Voor toewijzing van omzetbelasting over dat bedrag is geen grond nu [eisende partij] de ter zake aan haar berekende omzetbelasting kennelijk kan verrekenen. 8. [gedaagde partij] zal met de proceskosten worden belast als nader in het dictum te melden. De beslissing De kantonrechter: - verklaart voor recht dat het tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] overeengekomen non- concurrentiebeding onverkort geldt, met dien verstande dat [gedaagde partij] is ontheven voor zover het gaat om werkzaamheden op het gebied van werving en selectie, op het gebied van screening, uitsluitend voor zover dat een onderdeel is van selectie van sollicitanten voor een vacature, en op het gebied van schadeonderzoek ten behoeve van verzekeraars; - beveelt [gedaagde partij] om zich binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te onthouden van iedere vorm van publiek gebruik van de merknamen “[eisende partij]”, “[eisende partij] Bedrijfsrecherche”, “[eisende partij] Strategisch Risk Management” en “[eisende partij] Strategisch Security Management”, in het bijzonder door het publiceren van de merknamen op het internet of in promotiemateriaal of andere geschriften in druk, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.500,00 voor iedere overtreding althans elke dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] in gebreke blijft aan een dergelijk bevel te voldoen, met een maximum van € 15.000,00; - veroordeelt [gedaagde partij] tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 9.700,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 9.000,00 vanaf 16 augustus 2006 tot de dag van algehele voldoening; - veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 800,00 voor salaris gemachtigde, € 70,85 voor explootkosten en € 199,00 voor vastrecht; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 18 september 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.